ECLI:NL:RBDHA:2023:1595
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag mvv nareis en vergoeding proceskosten
In deze zaak heeft verzoeker op 8 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn gezinsleden, ingediend op 20 april 2022. Op 24 januari 2023 heeft de staatssecretaris alsnog beslist op de aanvraag en verzoeker geïnformeerd dat de Nederlandse ambassade in Beiroet gemachtigd is om de mvv te verstrekken. Hierop heeft verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris volledig aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een inwilligend besluit te nemen, is het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 837, met een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot het genoemde bedrag.