ECLI:NL:RBDHA:2023:1594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
NL22.25402
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Ethiopiër, zijn asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 2 februari 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Eiser stelde dat hij op zee was opgepikt en dat het onduidelijk was wanneer zijn illegale verblijf in Italië was begonnen. Hij betoogde dat er structurele tekortkomingen waren in de asielprocedure in Italië, waaronder het ontbreken van adequate rechtshulp en de mogelijkheid om een asielaanvraag in te dienen. Eiser verwees ook naar een circular letter van de Italiaanse autoriteiten die vroeg om een tijdelijke opschorting van overdrachten op basis van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris op basis van Eurodac mocht uitgaan van de gegevens die daarover beschikbaar waren en dat het aan eiser was om aan te tonen dat deze gegevens niet klopten.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van structurele tekortkomingen in de Italiaanse asielprocedure en dat hij niet had onderbouwd dat hij niet in staat was om een asielaanvraag in te dienen. De rechtbank oordeelde dat de stelling van eiser over zijn familieleden in Nederland niet voldoende was om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25402

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.25403, op 2 februari 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Ethiopische nationaliteit te hebben. Op 26 april 2022 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 25 februari 2022 illegaal Italië is ingereisd. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Italië verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening [2] . Door hierop niet binnen twee maanden te reageren geldt dit verzoek als aanvaard op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.
3. Eiser stelt dat niet duidelijk is wanneer zijn illegale verblijf in Italië is aangevangen, nu hij op zee is opgepikt. Daarom kan er niet van worden uitgegaan dat de periode van twaalf maanden niet is verstreken, zodat niet vaststaat dat Italië de verantwoordelijke lidstaat is. Daarnaast kan niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Hij heeft in Italië in slechte omstandigheden verbleven, geen adequate rechtshulp gehad en is niet bijgestaan door een tolk. Er zijn dus structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Italië. Eiser is niet in de gelegenheid gesteld een asielaanvraag in te dienen in Italië en de procedure is hem niet uitgelegd. Het is daarom niet aannemelijk dat eiser hierover kan klagen bij de Italiaanse autoriteiten. Bovendien is onduidelijk waar eiser zich na overdacht dient te melden en is de verantwoordelijke Questura (immigratieloket) op enige afstand van de luchthaven. Eiser doet ook een beroep op een circular letter die op 5 december 2022 door de Italiaanse autoriteiten is verstuurd. Hierin wordt verzocht de overdrachten op grond van de Dublinverordening tijdelijk op te schorten. Volgens eiser staat hierdoor de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit niet vast. Ter onderbouwing verwijst hij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond [3] . Tot slot wonen familieleden van hem in Nederland.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder mag volgens vaste jurisprudentie uitgaan van de gegevens zoals deze vermeld zijn in Eurodac. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat deze gegevens niet kloppen. Eiser is hier niet in geslaagd. De enkele stelling dat niet met zekerheid vaststaat dat eiser op 25 februari 2022 illegaal Italië is ingereisd is hiertoe niet voldoende, nu deze niet is onderbouwd.
5. Verweerder mag in beginsel ten aanzien van Italië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt ook uit recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [4] . Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Eiser is hier niet in geslaagd.
6. Eiser heeft de stelling dat er structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Italië niet met documenten onderbouwd. Hij kan zijn stelling ook niet met verklaringen staven. Hij heeft geen ervaring met de asielprocedure, omdat hij in Italië geen asielaanvraag heeft ingediend. Zijn verklaring dat hij hiertoe niet in de gelegenheid is gesteld leidt niet tot een andere conclusie. Uit het aanmeldgehoor blijkt namelijk dat hij er bewust voor heeft gekozen geen asielaanvraag in te dienen. De Afdeling heeft bovendien geoordeeld dat de verplichting om te reizen naar een Questura om de asielaanvraag te kunnen indienen ook niet leidt tot het oordeel dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [5] Bij voorkomende problemen dient eiser te klagen bij de daarvoor bestemde autoriteiten in Italië. Niet is gebleken dat dit niet kan of dat klagen bij voorbaat zinloos is. De door eiser aangehaalde circular letter is een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel dat niet met zich brengt dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië kan worden uitgegaan. De rechtbank wijst ter vergelijking naar de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2022 [6] betreffende de opschorting van overdrachten door de Roemeense autoriteiten.
7. Ten aanzien van de stelling dat eiser familieleden in Nederland heeft waarvan hij afhankelijk is wordt overwogen dat de genoemde familieleden, te weten neven en nichten, niet behoren tot de familiekring zoals bedoeld in artikel 16 van de Dublinverordening. Daarnaast is de afhankelijkheidsrelatie niet onderbouwd.
8. Verweerder heeft in de aanwezigheid van de familieleden ook geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening nr. (EU) 604/2013.