ECLI:NL:RBDHA:2023:1593
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en vergoeding proceskosten na inwilligende beschikking
In deze zaak heeft verzoeker op 7 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 20 november 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 18 augustus 2022 alsnog beslist op de aanvraag en een verblijfsvergunning asiel verleend aan verzoeker, geldig van 20 november 2021 tot 20 november 2026. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft de zaak behandeld zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder volledig aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een inwilligende beslissing te nemen, is het verzoek om proceskostenvergoeding gegrond.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, gezien het feit dat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.