ECLI:NL:RBDHA:2023:15924

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/641442/KG RK 23/79
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens procedurele beslissingen en misbruik van wrakingsmiddel

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2023 een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.C.L. van de Corput, met als doel de rechter mr. M.E. Kiers te wraken. De wrakingsgronden betroffen procedurele beslissingen die door de rechter waren genomen tijdens de behandeling van de hoofdzaak, waarin de verzoeker als eiser optrad tegen de inspecteur van de Belastingdienst. De wrakingskamer oordeelde dat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen, tenzij er sprake is van objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was.

De wrakingskamer behandelde drie specifieke gronden van wraking. Ten eerste werd gesteld dat de gemachtigde geen nadere stukken mocht indienen tijdens de mondelinge behandeling. De wrakingskamer oordeelde dat deze beslissing begrijpelijk was en geen schijn van vooringenomenheid opleverde. Ten tweede werd aangevoerd dat de rechter had geweigerd de zaak naar een meervoudige kamer te verwijzen. De wrakingskamer stelde vast dat dit een discretionaire bevoegdheid van de rechter is en dat hieruit geen schijn van partijdigheid kan worden afgeleid. Ten derde werd geklaagd over een opmerking van de rechter over hoger beroep, maar ook deze werd door de wrakingskamer als een reguliere uitleg van de procedure beschouwd.

Daarnaast oordeelde de wrakingskamer dat het wrakingsverzoek misbruik van het wrakingsmiddel inhield, aangezien de verzoeker eerder een wrakingsverzoek had ingediend dat was ingetrokken. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/8
zaak- /rekestnummer: C/09/641442 / KG RK 23/79
Beslissing van 20 februari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. G.C.L. van de Corput te Breda,
gemachtigde [gemachtigde] (hierna: de gemachtigde),
strekkende tot de wraking van
mr. M.E. Kiers,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 19 januari 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 2 februari 2023.
1.2.
Op 6 februari 2023 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen de gemachtigde en de rechter.
Verzoeker en zijn raadsman zijn – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting van de wrakingskamer verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR20/7068 tussen verzoeker als eiser en de inspecteur van de Belastingdienst als verweerder (hierna: de hoofdzaak).
In de hoofdzaak heeft op 2 november 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij heeft de gemachtigde namens verzoeker het woord gevoerd. De zaak werd gelijktijdig (maar niet gevoegd) behandeld met de zaak van [wederpartij in de hoofdzaak] . Bij die mondelinge behandeling is in beide zaken een (eerste) wrakingsverzoek gedaan. Die verzoeken zijn vervolgens tijdens de wrakingszitting op 14 november 2022 ingetrokken.
De mondelinge behandeling van de hoofdzaak is daarna op 19 januari 2023 voortgezet in de stand waarin de zaak zich bevond ten tijde van de wraking, waarbij de gemachtigde namens verzoeker mede het woord heeft gevoerd. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak van [wederpartij in de hoofdzaak] . Tijdens die zitting heeft de gemachtigde wederom zowel in de zaak van [wederpartij in de hoofdzaak] als in de zaak van verzoeker de rechter op gelijkluidende gronden gewraakt.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals door de gemachtigde toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
a. De gemachtigde mocht tijdens de mondelinge behandeling op 19 januari 2023 geen nadere stukken indienen.
b. De rechter heeft geweigerd de zaak van verzoeker te verwijzen naar de meervoudige kamer.
c. De rechter heeft tijdens de mondelinge behandeling een opmerking gemaakt over hoger beroep. Daarmee staat volgens de gemachtigde het vonnis van de rechter al vast.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer stelt vast dat de wrakingsgronden van verzoeker procedurele beslissingen betreffen. Procedurele beslissingen kunnen in beginsel geen grond vormen voor wraking. Dit is alleen anders, als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing heeft genomen. Dat van zo’n situatie sprake is, is onvoldoende gesteld en niet gebleken. De wrakingskamer overweegt daartoe het navolgende.
Ad wrakingsgrond a.
3.3
Het proces in de hoofdzaak is op 19 januari 2023 voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Ten tijde van het wrakingsverzoek op 2 november 2022 werden partijen in de gelegenheid gesteld als laatste termijn een reactie te geven. Het indienen van nieuwe stukken in de laatste termijn is niet gebruikelijk. De beslissing van de rechter is dan ook begrijpelijk en levert geenszins een objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid op.
3.4
Wrakingsgrond a. kan niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Ad wrakingsgrond b.
3.5
In artikel 8:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is als hoofdregel vastgelegd dat zaken in eerste aanleg bij een rechtbank worden behandeld door een enkelvoudige kamer. In het tweede lid van voornoemd artikel staat aangegeven dat in afwijking van de hoofdregel van het eerste lid de enkelvoudige kamer van de rechtbank een zaak kan verwijzen naar een meervoudige kamer. Het al dan niet verwijzen naar een meervoudige kamer is daarom een discretionaire bevoegdheid van de behandelende rechter. Enige vorm van objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid kan hieruit niet afgeleid worden.
3.6
Wrakingsgrond b. kan niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Ad wrakingsgrond c.
3.7
Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling blijkt dat de gemachtigde op enig moment heeft verzocht dat het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in zijn bijzijn wordt opgemaakt. De rechter heeft toen meegedeeld dat dat in verband met andere geplande zittingen niet mogelijk is. Voorts heeft de rechter meegedeeld dat zij, anders dan normaal waarin pas een proces-verbaal wordt opgemaakt bij hoger beroep – het verzoek van de machtigde als een verzoek om het proces-verbaal aanmerkt en dat het proces-verbaal zo snel mogelijk zal worden opgemaakt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is hier sprake van een reguliere wijze van het uitleggen van de, overigens gebruikelijke, procedure door de rechter aan de gemachtigde. Enige objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid kan hieruit dan ook niet afgeleid worden.
3.8
Wrakingsgrond c. kan niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Eindconclusie
3.9
Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.
Wrakingsverbod
3.1
Verzoeker heeft in deze procedure reeds eerder een wrakingsverzoek ingediend, dat op de wrakingszitting is ingetrokken. Het eerste wrakingsverzoek heeft geleid tot onredelijke en onnodige vertraging van de rechtspleging. Ook het onderhavige wrakingsverzoek mist feitelijke onderbouwing en wordt niet gehonoreerd. De gemachtigde heeft tijdens de wrakingszitting ook aangegeven dat hij bereid is om het onderhavige wrakingsverzoek in te trekken, indien hij in de hoofdzaak alsnog de gelegenheid zal krijgen om aanvullende stukken in te dienen. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker en zijn gemachtigde het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren, te weten als druk- en/of dreigmiddel. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn advocaat mr. G.C.L. van de Corput;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter;
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Kramer, M. Nijenhuis en R.G.C. Veneman, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.