ECLI:NL:RBDHA:2023:15919
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning voor dakkapel
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een dakkapel aan de achterzijde van zijn woning. Het college weigerde deze vergunning bij besluit van 21 maart 2019 en verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond bij besluit van 18 september 2019. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat door de rechtbank op 29 oktober 2020 gegrond werd verklaard, waarbij het college werd opgedragen het besluit te vernietigen.
Na het hoger beroep van het college bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, heeft het college op 31 maart 2021 opnieuw besloten op het bezwaar van eiser, maar wederom het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen opnieuw beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat zij op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak doet zonder zitting. Tevens heeft de rechtbank eiser geïnformeerd dat de Afdeling op 20 april 2022 uitspraak heeft gedaan in het hoger beroep van het college, waarin ook het bestreden besluit van 31 maart 2021 aan de orde kwam.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat zij onbevoegd is om het beroep tegen het besluit van 31 maart 2021 in behandeling te nemen, omdat dit besluit onderdeel was van het hoger beroep bij de Afdeling. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het betaalde griffierecht aan eiser terugbetaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken.