ECLI:NL:RBDHA:2023:15910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.29616
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Ugandese eiser met politieke overtuiging en risico op vervolging

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Ugandese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren op [geboortedatum], heeft op 3 juni 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 september 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek om voorlopige voorziening, behandeld. Eiser stelt dat hij vanwege zijn lidmaatschap van het Forum for Democratic Change (FDC) en zijn kritische uitlatingen over de Ugandese overheid via social media, risico loopt op vervolging bij terugkeer naar Uganda.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank stelt vast dat de relevante elementen van de identiteit, nationaliteit en het lidmaatschap van het FDC al eerder geloofwaardig zijn geacht. De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende heeft aangetoond dat de activiteiten van eiser op social media te summier zijn om een reëel risico op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) te lopen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verplicht verweerder om opnieuw het terugkeerrisico voor eiser te beoordelen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.

De rechtbank wijst erop dat verweerder de proceskosten van eiser moet vergoeden, vastgesteld op € 1.674,--. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op 23 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29616

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Ugandese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 3 juni 2021 onderhavige (opvolgende) aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 15 september 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door een tolk in de Engelse taal, de gemachtigde van eiser en [naam 2] alsmede de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1.
Eiser heeft op 11 januari 2017 zijn eerste asielaanvraag in Nederland ingediend. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen: 1) de identiteit en nationaliteit van eiser, 2) eisers lidmaatschap van het “
Forum for Democratic Change” (FDC), 3) eiser is wegens zijn lidmaatschap van het FDC door de regering gevolgd en 4) de problemen wegens beschuldigingen van steun aan de koning/terrorisme. Verweerder heeft de 1e twee relevante elementen geloofwaardig geacht in tegenstelling tot de elementen 3 en 4. De asielaanvraag is bij besluit van 8 april 2017 afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw [2] 2000. Het beroep hiertegen is door deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, bij uitspraak van 11 mei 2017 [3] ongegrond verklaard. Hiertegen is geen hoger beroep ingesteld. Daarmee staat het hiervoor genoemd besluit van 8 april 2017 in rechte vast.
4.2.
Op 28 juni 2018 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Die aanvraag is door verweerder bij besluit van 2 juli 2018 niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Redengevend hiervoor was dat de door eiser overgelegde documenten door verweerder niet zijn aangemerkt als nieuwe elementen of bevindingen en derhalve niet kunnen afdoen aan het eerdere onherroepelijke oordeel. Voorts is aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
4.3.
Vervolgens heeft eiser op 3 juni 2021 onderhavige (opvolgende) aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hieraan heeft eiser, samengevat, ten grondslag gelegd dat hij refugié sur place is geworden en in de negatieve aandacht van de Ugandese autoriteiten is gekomen als gevolg van zijn online kritische uitlatingen tegen de president en zijn beleid. Hierdoor is eisers broer gearresteerd en gedetineerd in Uganda.
4.4.
Op 20 april 2023 heeft verweerder aan eiser het voornemen gestuurd de aanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.
4.5.
Eiser heeft op 11 mei 2023 een zienswijze gegeven en bijlagen overgelegd.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) de identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) eiser is lid van het FDC, 3) de fundamentele politieke overtuiging van eiser en 4) de arrestatie van de broer van eiser als gevolg van de politieke activiteiten van eiser.
5.1.
Verweerder heeft in het bestreden besluit de relevante elementen 1 tot en met 3 geloofwaardig geacht. Eiser wordt door verweerder niet gevolgd in zijn verklaringen over het vierde relevante element. Verweerder heeft zich, samengevat, op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij een dusdanig groot bereik op social media heeft dat hij daarom alleen al in de belangstelling staat bij de Ugandese autoriteiten.
De identiteit, nationaliteit van eiser en het lidmaatschap van het FDC
6. De rechtbank stelt eerst vast dat de 1e twee relevante elementen (met uitzondering van de herkomst van eiser) al in de eerste asielprocedure geloofwaardig zijn geacht en dus in rechte vast staan.
De fundamentele politieke overtuiging
6.1.
Verder stelt de rechtbank vast dat in het 3e (geloofwaardig geachte) relevante element door verweerder is beoordeeld waarom eiser niet als “
refugié sur place” wordt aangemerkt. Anders dan eisers gemachtigde meent ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de beoordeling van eisers refugié sur place activiteiten had moeten plaatsvinden in een afzonderlijk relevant element.
6.2.
De rechtbank overweegt hierover verder als volgt. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft zich recentelijk in de uitspraak 21 september 2023 [4] gebogen over het begrip “
politieke overtuiging”. In rechtsoverweging 49 is het volgende geoordeeld:
“Gelet op het voorgaande moet op de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 4, leden 3 tot en met 5, van richtlijn 2011/95 aldus moet worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij de beoordeling of de vrees van een verzoeker voor vervolging wegens zijn politieke overtuiging gegrond is, rekening moeten houden met het feit dat die overtuiging - vanwege de mate waarin deze wordt geuit of eventueel door die verzoeker verrichte activiteiten om die overtuiging te promoten - de negatieve belangstelling van potentiële actoren van vervolging in het land van herkomst van de verzoeker heeft gewekt of kan wekken. Het is echter niet vereist dat de betrokken overtuiging zo diepgeworteld is bij de verzoeker dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst het uiten ervan niet achterwege zou kunnen laten en zo het risico loopt slachtoffer te worden van daden van vervolging in de zin van artikel 9 van die richtlijn.”
6.3.
Verweerder heeft geloofwaardig gevonden dat eiser afkomstig is uit een diplomatengezin, lid is van het FDC en dat bij hem sprake is van een fundamentele politieke overtuiging. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiser via social media kritische uitlatingen doet over de Ugandese overheid en dat hij online volgers heeft.
6.4.
In het rapport van “
US Department of State” van 2022 staat, onder meer, het volgende vermeld:
“(…)
Security agencies used the Computer Misuse Act to detain and torture dissidents who shared on social media opinions critical of government and public officials and charged them with offensive communication (see Sections 1.c., 1.e., and 2.a., Freedom of Expression).”
6.5.
Voor eiser heeft ter zitting [naam 2] het woord gevoerd, die in ander verband mensenrechtenschendingen in Uganda in kaart brengt. [naam 2] heeft verklaard dat er weinig informatie over de plaats Kasese kan worden verkregen en dat dit de reden is waarom hij in het kader van zijn eigen onderzoek in contact is gekomen met [naam 3] , een hoofdredacteur uit Uganda, die een boek aan het schrijven is over het bloedbad in Kasese dat in 2016 heeft plaatsgevonden. Via laatstgenoemde is [naam 2] vervolgens in contact gekomen met eiser. Op een later moment heeft [naam 3] , die via Google en op social media te vinden is, een aantal door [naam 2] gestelde vragen over eiser beantwoord. Ter onderbouwing daarvan is een “
Statement [naam 3]” overgelegd waarin het volgende staat weergegeven:
“(…)
I’m aware of [naam 1] blogging activities and I told [naam 2] that [naam 1] would be in danger if he was to return to Uganda. Myself, I’m also in danger for planning to write a book about the Kasese massacre.
(…)
How long have you known him?
For a long long time. Over five years I think.
How did you get to know him?
I first got in touch to interview him shortly after fleeing Uganda.
Why did you want to interview him?
Then I was researching about the massacre.
Why him?
He also authored a lot of critical writing about the government.
Could this get him in danger when returning?
During that time, everything about Kasese was a hot topic to write about and then local
sources were indefinitely silenced by the dictatorship.
His being out of the country meant he was safe to speak out.
Have you heard the story of how his family suffered?
Absolutely. He has been marked among the dangerous dissenters that would certainly get
targetted on return.
Yeah. And he lost a son in the violence.
It's sad for him it's difficult to get confirmation of such facts.
His story was widely written about but most related content was unpublished on the
directives of the regime.
He comes from my home area so I am very knowledgeable about his situation.
You know the son?
Nope.
I know the wife who is in England though.
Any other victims in his village?
Yeah. Many. He lived in Kasese at the time.”
6.6.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [naam 2] en het statement van [naam 3] voor de beoordeling van relevant element 3 van belang zouden kunnen zijn. Gelet op de inhoud van hun verklaringen en de al door verweerder geloofwaardig geachte elementen en onderdelen in het asielrelaas van eiser waaronder zijn geloofwaardig bevonden kritische online uitingen op Facebook en in blogs en het aantal online volgers van eiser, is de rechtbank van oordeel dat verweerder dit alles opnieuw dient te onderzoeken en opnieuw in zijn totaliteit dient te beoordelen. Uit het voorgaande volgt de conclusie dat verweerder thans niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de activiteiten van eiser op social media te summier zijn om bij terugkeer een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM [5] te lopen. De overweging van verweerder dat niet iedereen wordt opgepakt en gearresteerd volstaat naar het oordeel van de rechtbank niet.
6.7.
De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding de zaak aan te houden, omdat verweerder uitgebreider onderzoek dient te doen naar wat door eiser naar voren is gebracht. De rechtbank zal ook de overige gronden niet beoordelen, omdat een nieuwe beoordeling van eisers relaas door verweerder mogelijk gevolgen kan hebben voor het thans ongeloofwaardig geachte 4e relevante element (de arrestatie van de broer van eiser als gevolg van de politieke activiteiten van eiser).
6.8.
Verweerder zal bij het nieuw te nemen besluit dienen te beoordelen of in deze zaak van eiser een individueel ambtsbericht nodig is. Voor zover verweerder van mening is dat dit niet het geval is, dient verweerder dit in de overwegingen van het nieuwe besluit te motiveren.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep van eiser is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb [6] . Verweerder dient opnieuw het terugkeerrisico voor eiser te beoordelen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
8. Verweerder moet de proceskosten van eiser vergoeden. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL23.29617.
2.Vreemdelingenwet.
3.AWB 17/8097.
4.ECLI:EU:C:2023:688.
5.Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
6.Algemene wet bestuursrecht.