ECLI:NL:RBDHA:2023:1591

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
NL22.26922
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens termijnoverschrijding en gebrek aan verschoonbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser, die de Egyptische nationaliteit bezit, had op 10 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Echter, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit werd genomen op 24 november 2022. Eiser heeft op 30 december 2022 beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit beroep niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van beroep was vastgesteld op een week na de bekendmaking van het besluit, en eindigde op 2 december 2022. Eiser voerde aan dat zijn blindheid hem verhinderde om tijdig beroep in te stellen, maar de rechtbank oordeelde dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank benadrukte dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het ondernemen van actie en dat hij hulp had kunnen vragen aan vrijwilligers of VluchtelingenWerk. Bovendien bleek uit eerdere verklaringen van eiser dat hij niet volledig blind was, maar slechtziend. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.26922
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser v-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. M.E.M. Jacquemard),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft op 30 december 2022 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Sedrac. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Egyptische nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 10 augustus 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30 van de Vw.1 Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 1 september 2021 in Italië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Om deze reden heeft Nederland de Italiaanse autoriteiten gevraagd eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening.2 De Italiaanse autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser voert in beroep aan dat zijn beroep ontvankelijk is, ondanks dat de beroepstermijnen zijn verstreken. Hij meent dat hij vanwege zijn blindheid niet eerder
1. Vreemdelingenwet 2000.
2 Verordening (EU) nr. 604/2013.
kennis heeft kunnen nemen van het bestreden besluit. Verder stelt eiser een echtgenote te hebben in Nederland, die inmiddels in de nationale asielprocedure opgenomen. Eiser is op de hulp van zijn echtgenote aangewezen en kan vanwege deze reden niet worden overgedragen aan Italië.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Op grond van artikel 69, tweede lid, van de Vw bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift, in afwijking van artikel 6:7 van de Awb3, een week. Gelet op artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
5. Bekendmaking van een besluit geschiedt volgens artikel 3:41, eerste lid van de Awb door toezending of uitreiking van het besluit aan de belanghebbende. Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor afloop van de termijn is ontvangen. In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift de niet-ontvankelijkheid vanwege de termijnoverschrijding achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6. De termijn om beroep in te stellen tegen het bestreden besluit is aangevangen op 25 november 2022 en eindigde dus op 2 december 2022. Het beroepschrift van 30 december 2022 is daarom ruim buiten de in artikel 69, tweede lid, van de Vw bepaalde termijn van een week ingediend, zodat het beroep te laat is ingesteld. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
7. De rechtbank acht de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. De door eiser gestelde omstandigheid dat hij de hulp van het Coa4 had ingeroepen en dat het Coa hem weigerde te helpen, ontslaat eiser niet van zijn eigen verantwoordelijkheid om verdere actie te ondernemen. Zo had eiser hulp kunnen vragen aan diverse vrijwilligers of aan VluchtelingenWerk. Bovendien heeft eiser bij aankomst in Nederland ook de nodige hulp kunnen vinden. Daarnaast verklaart eiser in zijn aanmeldgehoor niet blind, maar slechtziend te zijn. Hij zou ongeveer 120 tot 140 centimeter kunnen zien.5 Ook verklaart hij enige tijd zonder zijn vrouw te hebben geleefd, nu hij bijna een jaar later dan zij is aangekomen in Nederland. In deze periode heeft eiser kennelijk ook voor zichzelf kunnen zorgen.
8. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
3 Algemene wet bestuursrecht.
4 Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
5 Pagina 3, rapport aanmeldgehoor Dublin.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR24637623

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.