ECLI:NL:RBDHA:2023:15907

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/640900/KG RK 23-30
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure wegens misbruik van wrakingsinstrument

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2023 een verzoek tot wraking van mr. H. Dragtsma afgewezen. Het verzoekster had het wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van een procedurele beslissing om de mondelinge behandeling niet aan te houden. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking ongegrond was, omdat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking vormen. Verzoekster had ook een aanhoudingsverzoek ingediend, dat eveneens werd afgewezen. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster het wrakingsinstrument had misbruikt om de procedure te vertragen, wat leidde tot de beslissing dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen.

De procedure begon met een schriftelijk wrakingsverzoek van verzoekster op 9 januari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 23 januari 2023. De wrakingskamer stelde vast dat verzoekster niet in staat was om de zitting bij te wonen vanwege gezondheidsredenen, maar dat dit geen reden was voor wraking. De wrakingskamer benadrukte dat de rechterlijke onpartijdigheid wordt vermoed en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De beslissing om de mondelinge behandeling niet aan te houden was een procedurele beslissing en kon niet als grond voor wraking dienen.

De wrakingskamer heeft de beslissing om het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren en het verzoek tot wraking van mr. Dragtsma af te wijzen, openbaar uitgesproken. Tevens werd bepaald dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is gegeven in aanwezigheid van de griffier en is niet vatbaar voor rechtsmiddel.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/4
zaak- /rekestnummer: C/09/640900 / KG RK 23-30
Beslissing van 6 februari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van:
mr. H. Dragtsma,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 9 januari 2023;
- het proces-verbaal van 9 januari 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek is vermeld;
- de schriftelijke aanvullende stukken van verzoekster van 19 januari 2023.
1.2.
De echtgenoot van verzoekster heeft voorafgaand aan de zitting van 23 januari 2023 telefonisch contact opgenomen met de griffie van de wrakingskamer en heeft om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht, nu verzoekster vanwege haar gezondheid niet in staat was om de mondelinge behandeling bij te wonen. De griffier heeft namens de wrakingskamer telefonisch aan de echtgenoot van verzoekster laten weten dat de wrakingskamer op een later moment, voorafgaand of ter zitting, zou beslissen of de behandeling van het wrakingsverzoek zal worden uitgesteld. Hierop heeft verzoekster vervolgens per e-mail de wrakingskamer gewraakt.
1.3.
Op 23 januari 2023 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is de rechter verschenen.

2.De wraking van de wrakingskamer

2.1.
Op grond van artikel 4, tweede lid, aanhef en onder h, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank verklaart de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de wrakingskamer zonder verdere behandeling ter zitting ongegrond, nu zij van oordeel is dat hiermee evident sprake is van misbruik van recht door verzoekster. Verzoekster heeft de wrakingskamer gewraakt omdat de mondelinge behandeling niet zou worden aangehouden. Nog daargelaten dat aan verzoekster is medegedeeld dat op het aanhoudingsverzoek pas kort voorafgaand aan of op de mondelinge behandeling zou worden besloten en het verzoek dus voorbarig is geweest, betreft het wel of niet aanhouden een procedurele beslissing.
2.2.
Procedurele beslissingen kunnen als zodanig in beginsel geen grond vormen voor wraking. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Van dat laatste is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake, omdat nog geen beslissing was genomen.
2.3.
Het gegeven dat de wrakingskamer hierna zal beslissen dat geen aanhouding voor de wrakingszitting wordt verleend maakt het oordeel niet anders, omdat verzoekster ten tijde van de wraking immers niet wist of er wel of niet aangehouden zou worden en wat de motivering van die beslissing zou zijn.
2.4.
De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat verzoekster het middel van wraking voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Dit wrakingsverzoek is ongegrond.

3.Aanhoudingsverzoek

3.1.
De wrakingskamer wijst het aanhoudingsverzoek van verzoekster af. De wrakingskamer ziet zich voldoende voorgelicht door het uitgebreide en schriftelijke wrakingsverzoek dat verzoekster ter zitting op 9 januari 2023 heeft overgelegd en ziet geen reden deze procedure verder aan te houden.

4.Het wrakingsverzoek van 9 januari

4.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/637421 / FA RK 22-7322 waarbij verzoekster belanghebbende is.
4.2.
Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting, haar spreekaantekeningen en haar schriftelijke aanvullende stukken het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Zij stelt dat door het verloop van de procedure geen enkele rekening wordt gehouden met haar ziekte en het trauma dat haar is overkomen. Verzoekster stelt dat zij heeft kunnen achterhalen dat de procedure een gemiddelde doorlooptijd kent van drie maanden tot meer dan één jaar en dat door versnelling van deze doorlooptijd de rechter vooringenomen is.
4.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft aangegeven ter zitting op het wrakingsverzoek te reageren.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
5.2.
Het verzoek tot het niet aanhouden van de mondelinge behandeling op 9 januari 2023 is een procedurele beslissing. Procedurele beslissingen kunnen als zodanig in beginsel geen grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan in beginsel geen grond vormen voor wraking, ook niet indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Van dat laatste is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake en dit is door verzoekster ook niet gesteld.
5.3.
De wrakingskamer stelt daarbij overigens nog vast dat verzoekster tot kort voor de zitting werd bijgestaan door een advocaat en – nadat deze zich enkele dagen voor de zitting had onttrokken – in persoon op de zitting is verschenen, ondanks de eerdere mededeling dat zij daartoe niet in staat zou zijn.
5.4.
Het wrakingsverzoek is ongegrond.
5.5.
Door indiening van het wrakingsverzoek met als grond dat geen aanhouding is verleend en de daarmee gepaard gaande schorsing van de procedure heeft verzoekster bewerkstelligd dat haar zitting alsnog is uitgesteld, ondanks de andersluidende beslissing van de rechter. Vervolgens heeft verzoekster ook de wrakingskamer gewraakt om dezelfde reden. De wrakingskamer oordeelt dat verzoekster het middel van wraking heeft gebruikt om de procedure te vertragen. Daarmee is sprake van misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer bepaalt om die reden dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling wordt genomen.

6.De beslissing

De wrakingskamer
6.1.
verklaart het verzoek tot wraking van de wrakingskamer zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond;
6.2.
wijst het verzoek tot wraking van mr. Dragtsma af;
6.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek door [verzoekster] in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
6.4.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
6.5.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter;
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, S.M. Krans en D. Biever, in tegenwoordigheid van de griffier S.J.W.M. Luijten en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.