ECLI:NL:RBDHA:2023:15904
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2023 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.J. de Jongh-Moolenaar, had de wraking aangevraagd tegen mr. H.C.L. Vreugdenhil, de rechter in de hoofdzaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter blijk had gegeven van vooringenomenheid tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak op 5 januari 2023. Verzoekster voelde zich onprettig toen zij de zittingszaal binnenkwam en merkte dat de rechter al in gesprek was met de wederpartij. De rechter ontkende echter dat hij partijdig was en gaf aan dat hij zich ongemakkelijk voelde over de situatie.
De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid was gewekt. De rechter had niet inhoudelijk gereageerd op de opmerkingen van de advocaat van de wederpartij en had geprobeerd uit te leggen wat er aan de hand was. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter niet partijdig was en dat de omstandigheden niet voldoende waren om de wraking te rechtvaardigen. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en het proces in de hoofdzaak kon voortgezet worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.