ECLI:NL:RBDHA:2023:15896

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
SGR 21/8150
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak WIA-uitkering na zorgvuldigheidsgebrek in medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een aanvrager van een WIA-uitkering, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank heeft eerder op 23 mei 2023 een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat er geen spreekuurcontact met een verzekeringsarts had plaatsgevonden. Eiser heeft niet meegewerkt aan het fysiek onderzoek door de verzekeringsarts b&b, ondanks herhaalde uitnodigingen van het Uwv. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv alle redelijke stappen heeft ondernomen om eiser te bereiken en dat het niet verschijnen van eiser op het spreekuur niet aan het Uwv te wijten is. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is uitgevoerd en dat de medische beoordeling van het Uwv op goede gronden berust. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiser heeft recht op terugbetaling van het griffierecht, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/8150

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 23 mei 2023 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het Uwv in de gelegenheid gesteld het zorgvuldigheidsgebrek in het bestreden besluit van 18 november 2021 te herstellen.
Bij brief van 30 mei 2023 heeft het Uwv meegedeeld van die gelegenheid gebruik te maken.
Bij brief met bijlagen van 25 juli 2023 heeft het Uwv de rechtbank in reactie op de tussenuitspraak bericht. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, maar eiser heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
De rechtbank heeft vervolgens met inachtneming van artikel 8:57, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 14 september 2023 gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. In deze einduitspraak zal de rechtbank beoordelen of het Uwv het vastgestelde zorgvuldigheidsgebrek voldoende heeft hersteld.
De tussenuitspraak
2.1.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank – kort gezegd – overwogen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat geen spreekuurcontact met een verzekeringsarts heeft plaatsgevonden en niet voldoende gemotiveerd is dat een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. Daarbij is overwogen dat het rapport van de eerstejaars Ziektewet-beoordeling van 18 maart 2020, dat door de primaire arts als onderzoeksgegeven is genoemd, vermeldt dat lichamelijk onderzoek nodig is om de belastbaarheid te beoordelen.
2.2.
De rechtbank heeft het Uwv in de tussenuitspraak opgedragen om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen door middel van een aanvullende motivering of een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen moet het Uwv eiser alsnog fysiek op een spreekuur laten onderzoeken door de verzekeringsarts b&b. Afhankelijk van de uitkomst van dat medisch onderzoek moet het Uwv aanvullend arbeidskundig onderzoek verrichten. Op grond van de resultaten van dat onderzoek moet het Uwv beoordelen of het bestreden besluit in stand kan blijven.
Reactie van het Uwv
3. Het Uwv heeft aangegeven gebruik te willen maken van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Vervolgens heeft het Uwv eiser telefonisch benaderd voor het inplannen van een spreekuur. Omdat het aan het Uwv bekende telefoonnummer van eiser niet meer in gebruik bleek, heeft het Uwv eiser bij aangetekende brief van 5 juli 2023 uitgenodigd voor een gesprek met de verzekeringsarts bezwaar & beroep (b&b) op 13 juli 2023 om 11:00 uur. Omdat eiser niet meer op het aan de Uwv bekende adres [adres 1] [nummer 1] in [plaats 1] bleek te wonen maar op het adres [adres 2] [nummer 2] in [plaats 2] , heeft het Uwv eiser per aangetekende brief van 13 juli 2023 gericht aan dat adres uitgenodigd voor een gesprek met de verzekeringsarts b&b op 20 juli 2023 om 11:00 uur. Eiser is zonder tegenbericht niet op het spreekuur verschenen. Uit de medische rapportage in beroepsprocedure van 20 juli 2023 blijkt dat de verzekeringsarts b&b van 11:00 uur tot 12:00 uur op eiser gewacht heeft en geprobeerd heeft hem te bellen, maar zonder resultaat. Het Uwv concludeert hierdoor geen uitvoering te hebben kunnen geven aan de tussenuitspraak, wat volgens hem voor rekening van eiser dient te komen. Het Uwv verzoekt de rechtbank het beroep dan ook ongegrond te verklaren.
Reactie van eiser
4. De hiervoor vermelde brief met bijlagen van het Uwv van 25 juli 2023 is door de rechtbank op 28 juli 2023 zowel per begeleidende brief aan het huidige adres van eiser als via (beveiligde) e-mail verzonden aan het e-mailadres waarmee eiser met de rechtbank heeft gecorrespondeerd ( [e-mail] ). Aan de hand van een leesbevestiging in het beveiligd aan dat e-mailadres verzonden bericht heeft de rechtbank ambtshalve vastgesteld dat het bericht door de ontvanger daarvan is geopend. Eiser had vervolgens vier weken de gelegenheid om op de reactie van het Uwv te reageren. Die termijn is op 26 augustus 2023 ongebruikt verstreken. Ook in de periode van twintig dagen tussen het verstrijken van de reactietermijn en de sluiting van het onderzoek is geen reactie van eiser ontvangen.
Beoordeling
Zorgvuldigheid medisch onderzoek
5.1.
Als aanvrager van een WIA-uitkering was eiser verplicht te voldoen aan de oproep van het Uwv voor een gesprek met de verzekeringsarts b&b. De rechtbank stelt vast dat het adres in de door het Uwv aangetekend verzonden brief van 13 juli 2023 waarin eiser is uitgenodigd voor een gesprek met de verzekeringsarts op 20 juli 2023 om 11:00 uur, juist is.
Nu eiser de ontvangst van die brief niet heeft betwist, is het Uwv ook niet gehouden om aan de hand van een deugdelijke verzendadministratie aannemelijk te maken dat de brief op het adres van eiser is ontvangen. Er moet daarom van worden uitgegaan dat eiser die brief wel heeft ontvangen. Door vervolgens zonder tegenbericht niet op het spreekuur te verschijnen en daar naderhand ook geen enkele verklaring voor te geven, zoals eiser had kunnen doen tijdens de hem door de rechtbank geboden reactietermijn, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat eiser niet heeft meegewerkt aan fysiek onderzoek door de verzekeringsarts b&b. Er zijn geen aanknopingspunten dat het niet meewerken aan het onderzoek eiser niet te verwijten valt.
5.2.
Het Uwv heeft daarentegen alles gedaan wat redelijkerwijs mogelijk was om uitvoering te geven aan de tussenuitspraak. Het telefoonnummer waarop het Uwv in eerste instantie heeft getracht eiser telefonisch te bereiken, is gelijk aan het telefoonnummer dat eiser in de aanvraag voor de WIA-uitkering en het beroepschrift heeft vermeld. [1] Toen dit telefoonnummer buiten gebruik bleek, heeft het Uwv eiser per aangetekende brief opgeroepen. Dat eiser geen gehoor heeft gegeven aan de oproep van 13 juli 2023 voor het spreekuur met de verzekeringsarts is dus niet aan het Uwv te wijten.
5.3.
De rechtbank ziet in het dossier geen andere aanwijzingen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b van 10 november 2021 blijkt dat alle klachten die eiser heeft en ook de beschikbare stukken van de huisarts, zijn meegenomen bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsarts b&b is daarnaast ingegaan op de door eiser aangevoerde bezwaren. De rapportages van de verzekeringsartsen zijn verder inzichtelijk, bevatten geen tegenstrijdigheden en de conclusies zijn logisch.
5.4.
Het voorgaande leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat het onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest.
Medische beoordeling
6.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de uitkomst van het medisch onderzoek onjuist te vinden. De verzekeringsarts b&b heeft inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom er per datum in geding (14 april 2021) geen aanleiding is om verdergaande beperkingen aan te nemen dan de in de FML van 2 juni 2021 weergegeven beperkingen. Eiser heeft in beroep geen medische stukken overgelegd op basis waarvan twijfel zou kunnen ontstaan aan de beoordeling. Het door eiser ingediende sociaal medisch advies van de GGD van 23 mei 2022 ziet, zoals door verzekeringsarts b&b terecht is opgemerkt, op een ander soort beoordeling. Dat is opgesteld in het kader van de advisering aan de gemeente of eiser in aanmerking komt voor sociaal medische zorg vanuit de gemeente. Daarnaast is de medische informatie van meer dan een jaar na de datum in geding.
6.2.
Het vorenstaande betekent dat de medische component van het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden berust. Uitgaande van de juistheid van de FML kunnen de door de arbeidsdeskundige geduide functies passend worden geacht. Tegen de arbeidsdeskundige beoordeling zijn ook geen gronden aangevoerd.
Conclusie
7. Uit de tussenuitspraak volgt dat het bestreden besluit een zorgvuldigheidsgebrek bevat. De rechtbank verklaart daarom het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Gelet op hetgeen hiervoor onder het kopje beoordeling is overwogen kunnen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
Griffierecht
8. Omdat het beroep gegrond is, moet aan eiser het door hem betaalde griffierecht worden vergoed door het Uwv op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.
Proceskosten
9. Eiser heeft geen kosten gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2023.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zoals blijkt uit de brief van het Uwv van 5 juli 2023.