ECLI:NL:RBDHA:2023:15895

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
NL22.18485
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S. Oukil, tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had op 15 september 2022 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Na een beslissing van verweerder op 18 december 2022 heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat dit niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 418,50, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. Dit bedrag is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.18485
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Oukil), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoekster heeft op 15 september 2022 beroep ingesteld, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. Op 18 december 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op de aanvraag. Verzoekster heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster. Verweerder heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te voldoen.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoekster in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag, omdat verzoekster een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen.
6. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
O.G. Hulsman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.