ECLI:NL:RBDHA:2023:15892

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/640345/KG RK 22-1567
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wegens te late indiening

Op 6 februari 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, bijgestaan door mr. J.A.M. Koorn-Harkema. Het verzoek tot wraking was ingediend tegen mr. A.M. van der Vliet, de rechter in een lopende zaak. De wrakingsprocedure volgde op een zitting die plaatsvond op 16 december 2022, waarbij verzoekster zich niet gehoord voelde en meende dat de rechter partijdig was. Verzoekster diende haar wrakingsverzoek echter pas op 27 december 2022 in, wat volgens de rechtbank te laat was. De rechtbank oordeelde dat verzoekster geen redelijke verklaring had gegeven voor het tijdsverloop tussen de zitting en de indiening van het verzoek. De wrakingskamer benadrukte dat een verzoek tot wraking onmiddellijk na het ontstaan van de omstandigheden moet worden ingediend, en dat verzoekster dit had kunnen doen tijdens de zitting op 16 december 2022. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/100
zaak- /rekestnummer: C/09/640345 / KG RK 22-1567
Beslissing van 6 februari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
bijgestaan door mr. J.A.M. Koorn-Harkema, advocaat te Leiden,
strekkende tot de wraking van
mr. A.M. van der Vliet,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 16 december 2022;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 21 december 2022, met producties, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 27 december 2022;
- de schriftelijke reactie van 6 januari 2023 van de rechter, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 9 januari 2023;
- de schriftelijke reactie van 13 januari 2023 van de raadsvrouw, met producties, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 17 januari 2023.
1.2.
Op 23 januari 2023 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoekster, bijgestaan door mr. J.A.M. Koorn-Harkema;
- mr. A.M. van der Vliet, de rechter.
Tevens was mr. A.M. Lokhorst, griffier, als toehoorder aanwezig.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/636900 FA RK 22-7044 tussen verzoekster en [wederpartij in de hoofdzaak] .
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. De verzoekster stelt dat de rechter de subjectieve en objectieve schijn van partijdigheid heeft gewekt door te sturen op herstel van de zorgregeling en daarbij de vrouw op te dragen om te zorgen voor een begeleiding van de zorgmomenten, waarbij de vader over de keuze voor een begeleider een veto kan uitspreken. Daarnaast heeft de rechter verzoekster niet toegestaan om nadere stukken in te dienen en mocht verzoekster aanvankelijk haar eigen verslag niet voorlezen. De rechter heeft volgens verzoekster de raadsman van de wederpartij niet gecorrigeerd, terwijl hij verzoekster niet uit liet praten, en zuchtte als zij aan het woord was. Tenslotte heeft de rechter suggestieve vragen aan verzoekster gesteld over haar hernieuwde relatie met haar ex-partner.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. De rechter stelt dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend nu dit pas op 27 december 2022 bij de griffie is ontvangen, terwijl de zitting op 16 december 2022 was. Daarnaast meent de rechter dat de gronden die verzoekster heeft aangedragen geen grond voor wraking opleveren. Zij verzoekt de wrakingskamer dan ook om het verzoek af te wijzen. Ten tijde van de mondelinge behandeling heeft de rechter aangegeven het heel vervelend te vinden dat verzoekster zich niet gehoord heeft gevoeld, maar dat er van partijdigheid geen sprake is. De rechter merkt op dat zij de moeder later wel heeft toegestaan om haar verklaring voor te lezen. Het inbrengen van een aantal producties heeft de rechter niet toegelaten omdat dit in strijd was met de goede procesorde.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer stelt zekerheidshalve voorop dat, zoals ook al ter zitting van de wrakingskamer is medegedeeld, voor zover verzoekster in de wrakingsprocedure bij schrijven van 13 januari 2023 inhoudelijke stukken heeft ingediend die nog niet in de hoofdprocedure waren ingediend en die niet kunnen worden beschouwd als tevens in de hoofdzaak te zijn ingediend. Beslissingen over welke stukken tot het dossier in de hoofdzaak behoren zijn voorbehouden aan de rechter die de hoofdzaak behandelt.
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.3.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook wordt beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De opvatting van de raadsvrouw van verzoekster, dat tot de uitspraak een verzoek tot wraking kan worden ingediend en ontvankelijk is, is onjuist.
3.4.
De door verzoekster aangevoerde omstandigheden zijn aan haar bekend geworden ter zitting van 16 december 2022, waar zij door haar raadsvrouw werd bijgestaan. Zij had al op het moment van de zitting kunnen wraken. Zij heeft dit toen niet gedaan. Zij heeft ook niet direct na de zitting gewraakt. De raadsvrouw heeft het verzoek tot wraking volgens de datering daarvan opgesteld op 21 december 2022. Het verzoek is ter griffie ontvangen op 27 december 2022. Voor het tijdsverloop vanaf het moment van de zitting tot de datum binnenkomst ter griffie heeft verzoekster geen redelijke verklaring gegeven. De raadvrouw heeft vijf dagen na de zitting het wrakingsverzoek opgesteld en dit vervolgens per post naar de rechtbank gestuurd, terwijl zij tevens heeft verklaard dat het altijd drie dagen duurt voordat de rechtbank stukken per post ontvangt. Het lag op de weg van de raadsvrouw om ervoor zorg te dragen dat het wrakingsverzoek tijdig ingediend zou worden. De wrakingskamer is hierom van oordeel dat het verzoek te laat is ingediend en verzoekster kan dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer niet toe.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster p/a haar advocaat mr. J.A.M. Koorn-Harkema;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter;
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, M.J. Alt-van Endt en D. Biever, in tegenwoordigheid van de griffier S.J.W.M. Luijten en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.