In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiseres tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig had beslist op de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel 'Verblijf als familie- of gezinslid bij [A]'. Op 6 december 2022 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag, waardoor het beroep van eiseres mede gericht is tegen dit besluit. Eiseres verzoekt de rechtbank om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen en om verweerder te veroordelen in de proceskosten, maar verweerder heeft niet op dit verzoek gereageerd.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank overweegt dat wanneer een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokken partij in beroep kan gaan. Aangezien verweerder inmiddels een besluit heeft genomen, is het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank hoeft geen uitspraak te doen over de vraag of eiseres gelijk had, omdat het beroep zijn doel heeft verloren. Eiseres heeft geen belang meer bij haar oorspronkelijke beroep.
Eiseres vraagt ook om vaststelling van de hoogte van de verbeurde dwangsom, maar omdat het beroep niet-ontvankelijk is, kan de rechtbank deze hoogte niet vaststellen. De rechtbank overweegt verder dat verweerder in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 418,50, waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor voor de aard van de zaak. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 11 mei 2023.