In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, van Tunesische nationaliteit, heeft op 29 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 14 september 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 12 oktober 2023 behandeld, waarbij de staatssecretaris aanwezig was, maar eiseres en haar gemachtigde niet. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres, die onder andere medische problemen van haar minderjarige zoon aanvoert als reden voor haar asielaanvraag.
De staatssecretaris heeft in zijn besluit aangegeven dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op basis van artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000. Hij heeft weliswaar uitstel van vertrek verleend, maar dit is niet relevant voor de asielaanvraag zelf. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, omdat eiseres de relevante elementen van haar aanvraag niet heeft betwist. De rechtbank oordeelt dat de medische problemen van de zoon van eiseres geen rechtsgrond vormen voor het verkrijgen van asiel, en dat de beoordeling van de medische situatie van de zoon aan de orde komt in de procedure voor uitstel van vertrek.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier M.J. Tijnagel, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, binnen een week na bekendmaking.