ECLI:NL:RBDHA:2023:15826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/640131/KG RK 22-1547
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan schijn van partijdigheid

Op 6 februari 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was als tussenkomende partij in een civiele procedure, stelde dat de rechter, mr. I.F. Dam, partijdig was. De verzoeker baseerde zijn wrakingsverzoek op verschillende opmerkingen en handelingen van de rechter tijdens de zitting, waaronder het niet toestaan van bepaalde vragen en het niet in overweging nemen van zijn verzoek om de uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter in haar regierol een grote vrijheid heeft en dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van (schijn van) partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om dit vermoeden te weerleggen. De opmerkingen van de rechter werden als feitelijk juist beschouwd en de processuele beslissingen van de rechter vallen buiten de beoordeling van de wrakingskamer. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd bepaald dat de procedure in de stand waarin deze zich bevond, voortgezet zou worden.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/98
zaak- /rekestnummer: C/09/640131 / KG RK 22-1547
Beslissing van 6 februari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. I.F. Dam,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 14 december 2022;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 15 december 2022;
- de e-mail van 18 december 2022 van verzoeker;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 10 januari 2023;
- de ondertekende reactie van de rechter van 12 januari 2023;
- de e-mail van 13 januari 2023 van verzoeker;
- de e-mail van 18 januari 2023 van verzoeker;
- de e-mail van 20 januari 2023 van verzoeker en;
- de e-mail van 21 januari 2023 van verzoeker.
1.2.
Op 23 januari 2023 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoeker,
- mr. M.J. Hoogendoorn, raadsman van de wederpartij in de hoofdzaak, als toehoorder;
- mr. V.J.N. van Oijen, raadsman van de wederpartij in de hoofdzaak, als toehoorder;
- [toehoorder] , als toehoorder.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 10114591 / CV EXPL 22-2807 tussen [partij in de hoofdzaak] en [wederpartij in de hoofdzaak] /Maatschap [naam] . Verzoeker is in deze zaak tussenkomende partij.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek en de toelichting bij de mondelinge behandeling het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De rechter wilde in zijn ogen niet meewerken aan het vaststellen van valsheid in geschrift door het antwoord op een vraag van verzoeker aan [partij in de hoofdzaak] te beletten en zij stelde geen vragen aan [partij in de hoofdzaak] . Daarnaast leek de rechter minder geïnteresseerd in de reactie van verzoeker op de verklaring van [partij in de hoofdzaak] . De rechter zou een waardeoordeel hebben gegeven door te zeggen: ‘Ik geloof dat net heel veel mensen zijn beschuldigd, inclusief collega’s van mij’. Ten slotte stelt verzoeker dat hij denkt dat de rechter partijdig is omdat de rechter zijn verzoek om de uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, buiten beschouwing heeft gelaten. Bij de mondelinge behandeling heeft de verzoeker een schriftelijke verklaring overgelegd. In deze verklaring heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek nader onderbouwd.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. In haar schriftelijke reactie heeft de rechter aangegeven waarom het wrakingsverzoek naar haar oordeel dient te worden afgewezen.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2
De wrakingskamer stelt voorop dat de rechter (ook) ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van een zaak regie voert. De rechter bepaalt het verloop van de zitting en de wijze van behandeling en heeft in deze regierol een grote vrijheid. De zaken die verzoeker aan de rechter verwijt zijn vrijwel allemaal handelingen of opmerkingen die zijn gedaan in het kader van regievoering. De rechter heeft de wijze waarop zij regie heeft gevoerd toegelicht en deze levert naar het oordeel van de rechtbank geen wrakingsgrond op. Het enkele feit dat de rechter het niet nodig vond dat de wederpartij een bepaalde vraag beantwoordde die verzoeker juist cruciaal acht, is onvoldoende voor een ander oordeel. De toelichting van de rechter strookt overigens met de inhoud van het dossier in de hoofdzaak. De aan verzoeker gerichte opmerking van de rechter ‘Ik geloof dat net heel veel mensen zijn beschuldigd, inclusief collega’s van mij’ was feitelijk juist en een vergelijkbare mededeling is in het wrakingsverzoek herhaald. Ook hieruit kan geen schijn van partijdigheid worden afgeleid. Over de processuele beslissing van de rechter om het verzoek om de uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren niet in de beoordeling te betrekken, komt de wrakingskamer in beginsel geen oordeel toe. Deze processuele beslissing is aan de behandelend rechter voorbehouden. Er is geen sprake van de uitzonderlijke omstandigheden die nodig zijn om hieruit te kunnen concluderen dat sprake is van enige (schijn van) partijdigheid. Daarom wordt het verzoek afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt de behandeling van de onder 2 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, M.J. Alt-van Endt en D. Biever, in tegenwoordigheid van de griffier S.J.W.M. Luijten en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.