ECLI:NL:RBDHA:2023:15817

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/641656/KG RK 23-106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van voorzieningenrechter na uitspraak in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2023 een wrakingsverzoek van een verzoeker behandeld. Het verzoeker heeft het wrakingsverzoek ingediend nadat de voorzieningenrechter, mr. M. Munsterman, al een uitspraak had gedaan in een eerdere zaak tussen verzoeker en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De voorzieningenrechter had op 13 januari 2023 het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen kennelijk ongegrond verklaard zonder verzoeker uit te nodigen voor een zitting.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. In dit geval was het wrakingsverzoek ingediend na de uitspraak van de voorzieningenrechter, wat volgens de wet niet mogelijk is. Verzoeker had in zijn wrakingsverzoek verwezen naar overwegingen uit de uitspraak van de voorzieningenrechter en had geklaagd over het feit dat hij niet was uitgenodigd voor een zitting. De wrakingskamer oordeelde echter dat de wet geen mogelijkheid biedt voor wraking na een einduitspraak.

Daarom heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De griffier en de voorzitter hebben de beslissing ondertekend en deze is verzonden naar de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer: 2023/20
zaak- /rekestnummer: C/09/641656 / KG RK 23-106
Beslissing van 31 januari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M. Munsterman,
voorzieningenrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de voorzieningenrechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek van 23 januari 2023.

2.Het wrakingsverzoek

Het verzoek strekt tot wraking van de voorzieningenrechter in de zaak met het nummer SGR22/7700 tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).

3.Het procesverloop

Bij besluit van 16 augustus 2022 heeft het Uwv geweigerd aan verzoeker een uitkering op grond van de Werkloosheidswet te verstrekken.
Bij besluit van 19 oktober 2022 heeft het Uwv het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoeker beroep ingesteld. Tevens heeft verzoeker verzocht voorlopige voorzieningen te treffen.
Bij brief van 2 december 2022 heeft de voorzieningenrechter verzoeker verzocht het
spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening nader te onderbouwen. Verzoeker heeft daarop bij mail van 12 december 2022 gereageerd.
Bij uitspraak van 13 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter, met gebruikmaking van de bevoegdheid genoemd in artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zonder verzoeker te hebben uitgenodigd voor een zitting het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
4.2
Het wrakingsverzoek is gedaan nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan. Verzoeker verwijst in het wrakingsverzoek ook naar overwegingen in die uitspraak van de voorzieningenrechter en licht toe dat die onjuist zijn. Ook beklaagt verzoeker zich erover dat hij niet is uitgenodigd voor een zitting van de voorzieningenrechter. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan. Om die reden kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen.
4.3
Voor een behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting bestaat gelet op het voorgaande geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het wrakingsverzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

5.De beslissing

De wrakingskamer
5.1
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
5.2
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de voorzieningenrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.