ECLI:NL:RBDHA:2023:15812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/641639/KG RK 23-100
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure

Op 2 februari 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de gemachtigde van verzoeker in een bestuursrechtelijke zaak tegen de Nationale ombudsman. De gemachtigde stelde dat er na indiening van het beroep geen actie was ondernomen door de rechtbank, wat volgens hem de indruk wekte dat er geen sprake was van een onpartijdige behandeling. De wrakingskamer oordeelde echter dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat er geen concrete aanwijzingen waren dat de rechters partijdig waren. Bovendien was de hoofdzaak nog niet aan een rechter toegewezen, waardoor er geen procedurele beslissingen waren genomen die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel konden trekken. De wrakingskamer concludeerde dat de gemachtigde het wrakingsmiddel misbruikte door meerdere wrakingsverzoeken in te dienen zonder voldoende onderbouwing. Daarom werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van de gemachtigde niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023-16
zaak- /rekestnummer: C/09/641639 / KG RK 23-100
Beslissing van 2 februari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 24 januari 2023, ingediend door [gemachtigde] , als gemachtigde van verzoeker.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het wrakingsverzoek is ingediend in de zaak met nummer SGR AWB 22/8078 tussen verzoeker en de Nationale ombudsman (hierna: de hoofdzaak).
2.2.
In de hoofdzaak heeft mr. J.S.M. de Barbanson als gemachtigde van verzoeker op 4 januari 2023 beroep ingediend tegen een beslissing op bezwaar van de Nationale ombudsman van 23 november 2022. Op 13 januari 2023 heeft [gemachtigde] een brief gestuurd naar (een griffier van team bestuursrecht van) de rechtbank over diverse zaken waarin hij zelf betrokken is. In die zaken trad tot dat moment mr. De Barbanson op als gemachtigde. In de brief van 13 januari 2023 laat [gemachtigde] weten dat in zijn zaken contacten van de rechtbank rechtstreeks via hem en niet langer via mr. De Barbanson moeten lopen. Tevens schrijft hij dat mr. De Barbanson de hoofdzaak met kenmerk SGR AWB 22/8078, waarin verzoeker betrokken is, aan hem overdraagt. Bij brief van 16 januari 2023 heeft mr. De Barbanson bericht dat zij in de zaak met zaaknummer SGR 22/8078 haar rol als gemachtigde heeft overgedragen aan [gemachtigde] en dat alle verdere correspondentie aan hem gericht moet worden.
2.3.
Een machtiging waaruit blijkt dat verzoeker [gemachtigde] heeft gemachtigd om in de hoofdzaak namens hem op te treden is (nog) niet overgelegd.
2.4.
Aan het verzoek tot wraking wordt ten grondslag gelegd dat er na indiening van het beroep niets met het beroep is gedaan. Dat verbaast verzoeker, al was het maar omdat in het licht van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht had mogen worden verwacht dat verweerder binnen vier weken na de dag van verzending van het beroepschrift een verweerschrift aan de rechtbank – en daarmee ook aan de gemachtigde – zou toezenden of de rechtbank had moeten verzoeken om verlenging van de termijn, waarbij de gemachtigde dan inmiddels bericht zou moeten hebben ontvangen van de beslissing op zo’n verzoek. Deze gang van zaken wekt niet de indruk dat de rechtbank voornemens is deze zaak de wet na te leven. In het wrakingsverzoek staat dat dat een onaanvaardbare gang van zaken is, die er niet van getuigt dat nog sprake is van een onpartijdige behandeling. Daarom wordt verzocht om de wraking van de rechters die tot nu toe betrokken zijn geweest of anderszins verantwoordelijkheid dragen voor de gang van zaken bij de behandeling van de hoofdzaak.

3.De beoordeling

Vooraf
3.1.
De wrakingskamer ziet, gezien de inhoud van deze beslissing, aanleiding een inhoudelijk oordeel over de vraag of [gemachtigde] op de correcte wijze is gemachtigd om verzoeker te vertegenwoordigen achterwege te laten.
3.2.
De wrakingskamer overweegt dat de hoofdzaak nog niet is toegedeeld aan een rechter die de hoofdzaak inhoudelijk zal behandelen. Dit laat onverlet dat er ook in de periode voor een zaak aan een rechter wordt toegedeeld sprake kan zijn van rechterlijke (procedurele) beslissingen of regievoering onder (eind)verantwoordelijkheid van een rechter. Het wrakingsverzoek richt zich op die rechter(s). Uit het dossier in de hoofdzaak blijkt niet welke rechter(s) dat is (zijn). Gelet op de inhoud van het verzoek, dat – zoals hierna zal worden toegelicht – kennelijk ongegrond is, ziet de wrakingskamer geen aanleiding team bestuursrecht in de gelegenheid te stellen te laten weten welke rechter(s) eventuele procedurele beslissingen heeft (hebben) genomen en/of verantwoordelijk is (zijn) voor de regievoering in de hoofdzaak.
Toetsingskader
3.3.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
Inhoudelijke beoordeling
3.4.
Uit de inhoud van het verzoek blijkt dat de wederpartij in de hoofdzaak wordt verweten dat nog geen verweerschrift is ingediend of dat niet is verzocht om uitstel van de termijn om verweer te voeren. Zonder nadere onderbouwing, die achterwege is gebleven, valt niet in te zien waarom dit een bij de zaak betrokken rechter valt te verwijten en waarom dat raakt aan de onpartijdigheid van een rechter.
3.5.
Voor zover het verzoek zo moet worden begrepen dat verzoeker het wrakingsverzoek baseert op de stelling dat de hoofdzaak volgens hem niet voortvarend genoeg wordt behandeld, overweegt de wrakingskamer dat voor zover er al sprake van is dat de hoofdzaak niet zorgvuldig en/of voortvarend is behandeld, dit op zichzelf niets zegt over eventuele partijdigheid van de rechters die tot nu toe betrokken zijn geweest bij de behandeling van de hoofdzaak, of onder wiens verantwoordelijkheid die hoofdzaak tot nu toe behandeld is. Verzoeker heeft ook niet gemotiveerd waarom eventueel onzorgvuldig administratief handelen of de voortvarendheid waarmee een zaak wordt behandeld gevolgen zou hebben voor de rechterlijke onpartijdigheid.
Conclusie en wrakingsverbod
3.6.
Gelet op het vorenstaande is het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.7.
[gemachtigde] heeft naast onderhavig wrakingsverzoek in de periode van 19 januari 2023 tot en met 24 januari 2023 nog zeven wrakingsverzoeken ingediend, allemaal in bestuursrechtelijke zaken waarin hij zelf betrokken is. Alle verzoeken tot wraking zijn, net als het onderhavige verzoek, helemaal aan het begin van de procedure ingediend. Al die verzoeken zijn eveneens kennelijk ongegrond (zie beslissing van heden in de zaken met kenmerken C/09/641541 / KG RK 23-86, C/09/641544 / KG ZA 23-88, C/09/641637 / KG RK 23-99, C/09/641641 / KG RK 23-101, C/09/641643 / KG RK 23-102 en C/09/641646 / KG RK 23-103). Evenals onderhavig wrakingsverzoek bevatten ook die wrakingsverzoeken geen concrete onderbouwing van omstandigheden die betrekking hebben op de onpartijdigheid van de rechter. Gezien de grote hoeveelheid wrakingsverzoeken die [gemachtigde] op deze manier indient, concludeert de wrakingskamer dat hij het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan het frustreren van de voortgang van de procedure. Daarmee is sprake van misbruik van het wrakingsincident. Gelet hierop ziet de wrakingskamer aanleiding te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak dat wordt ingediend door [gemachtigde] als gemachtigde van verzoeker niet meer in behandeling genomen zal worden.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de procedure met kenmerk SGR AWB 22/8078 wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek ingediend door [gemachtigde] als gemachtigde van verzoeker in de zaak met kenmerk SGR AWB 22/8078 niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
  • verzoeker, p/a de gemachtigde;
  • de wederpartij in de hoofdzaak (de Nationale ombudsman);
  • team bestuursrecht van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en R.G.C. Veneman in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.