In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Algerijnse man, had op 26 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat hij problemen had met de broer van zijn vriendin. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 4 juli 2023 afgewezen, met het argument dat de gestelde problemen ongeloofwaardig waren en niet voldoende waren onderbouwd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft de zaak verdedigd.
De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld en geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. De rechtbank oordeelde dat eiser in beroep niet heeft aangetoond waarom het bestreden besluit onjuist zou zijn. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die voornamelijk een herhaling waren van eerdere zienswijzen, als onvoldoende beschouwd. Bovendien is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.