ECLI:NL:RBDHA:2023:15728

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.23570
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening met betrekking tot Bulgarije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat Bulgarije niet kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, gezien de slechte opvangomstandigheden en de risico's van pushbacks.

De rechtbank heeft de zaak op 5 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in zijn geval niet kan worden toegepast. Eiser is er niet in geslaagd om voldoende bewijs te leveren dat hij in Bulgarije geen toegang tot opvang zal hebben of dat hij slachtoffer zal worden van pushbacks. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak die bevestigen dat Dublinterugkeerders in het algemeen geen reëel risico lopen op dergelijke situaties in Bulgarije.

De rechtbank concludeert dat de opvangomstandigheden in Bulgarije zorgwekkend zijn, maar niet zodanig dat deze de hoge drempel van zwaarwegendheid overschrijden. Eiser heeft niet aangetoond dat hij niet in staat zou zijn om klachten in te dienen bij de Bulgaarse autoriteiten over de opvangomstandigheden. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23570

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 17 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, H. Amin als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft op 1 mei 2023 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Bulgarije verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, omdat eiser op 15 november 2022 in Bulgarije al een asielaanvraag had ingediend. Op grond van de Dublinverordening [2] heeft verweerder op 13 juni 2023 een verzoek om terugname gedaan bij de Bulgaarse autoriteiten. [3] Op 19 juni 2023 zijn de autoriteiten van Bulgarije akkoord gegaan met het terugnameverzoek.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartegen het volgende aan. Ten aanzien van Bulgarije kan verweerder niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [4] Hoewel eiser bekend is met de meest recente uitspraken van de Afdeling over Bulgarije stelt eiser dat in die uitspraken geen oordeel is gegeven over de opvangvoorzieningen in Bulgarije. Eiser stelt dat hij na overdracht aan Bulgarije geen opvang zal krijgen en dat de omstandigheden in Bulgaarse opvangcentra slecht zijn. Ook vinden op grote schaal pushbacks plaatsvinden. [5] Daarnaast kan in Bulgarije geen aanspraak worden gemaakt op rechtsbijstand. [6] Verder kan van eiser niet worden verwacht dat hij zich wendt tot de Bulgaarse autoriteiten om te klagen, nu hij eerder door diezelfde autoriteiten werd mishandeld en in onmenselijke omstandigheden in quarantaine werd geplaatst. Daarnaast heeft hij als gevolg van de mishandeling een trauma opgelopen. Bij terugkeer naar Bulgarije zal eiser het trauma herbeleven.. Bovendien wordt eiser bedreigd door een Bulgaarse smokkelaar, waardoor hij in Bulgarije niet veilig zal zijn. [7] Tot slot is het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet deelbaar. [8] Om die reden kan verweerder zonder nader onderzoek niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dan wel moet worden gewacht op de beantwoording van de prejudiciële vragen van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch. [9]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Vaststaat dat Bulgarije in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit uitgangspunt heeft de Afdeling in haar uitspraken van 16 augustus 2023 bevestigd. [10] Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in zijn geval niet kan worden uitgegaan. Hiervoor geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid. [11] Eiser is hier niet in geslaagd.
5. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in Bulgarije geen toegang tot opvang zal hebben of dat hij slachtoffer van pushbacks zal worden. In haar uitspraken van 16 augustus 2023 heeft de Afdeling geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn om te oordelen dat Dublinterugkeerders bij terugkeer naar Bulgarije geen toegang tot opvang hebben. Ook oordeelde de Afdeling dat Dublinterugkeerders geen reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks in Bulgarije. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. De bronnen waar eiser naar verwijst schetsen geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Bulgarije dan de informatie die de Afdeling bij haar beoordeling heeft betrokken. Het nieuwsartikel van 4 augustus 2022 dat door eiser is genoemd met betrekking tot pushbacks ziet op pushbacks van één Bulgaarse statushouder. Met de verwijzing naar dit nieuwsartikel heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Dublinterugkeerders ook te maken krijgen met pushbacks. Daarnaast behoeft het beroep van eiser op meerdere uitspraken van de verschillende zittingsplaatsten van deze rechtbank geen bespreking, aangezien deze uitspraken liggen voor de uitspraken van de Afdeling.
6. Ten aanzien van de opvangomstandigheden in Bulgaarse opvangcentra is duidelijk dat deze blijkens de overgelegde informatie zorgwekkend zijn. Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat deze omstandigheden zodanig ernstig zijn dat de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid wordt bereikt. Met het aanvaarden van het terugnameverzoek hebben de Bulgaarse autoriteiten toegezegd dat zij de asielaanvraag van eiser zullen behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Voor zover eiser vindt dat de opvangomstandigheden in de opvangcentra ondermaats zijn, ligt het op zijn weg om hierover te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Niet is gebleken dat dit voor eiser onmogelijk of volstrekt zinloos is. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat van hem niet kan worden verwacht dat hij bij de Bulgaarse autoriteiten klaagt omdat hij door diezelfde autoriteiten is mishandeld. Dat eiser zou zijn mishandeld, heeft hij namelijk niet onderbouwd. Verweerder heeft in dit verband ook terecht opgemerkt dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt dat hij enige inspanning heeft getoond om zijn klachten kenbaar te maken bij de betreffende autoriteiten of daartoe geëigende instanties in Bulgarije, desnoods na zijn vertrek uit de opvang.
7. De door eiser gestelde problemen met de rechtsbijstand zorgen er eveneens niet voor dat ten aanzien van Bulgarije niet kan worden uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat NGO’s [12] asielzoekers in de bestuurlijke voorfase kunnen bijstaan. Daarnaast heeft de Afdeling in een uitspraak van 4 april 2017 geoordeeld dat geen sprake is van een fundamentele systeemfout op het gebied van rechtsbijstand in Bulgarije. [13] De informatie uit het AIDA-rapport over rechtsbijstand in Bulgarije dat de Afdeling destijds bij haar beoordeling heeft betrokken, komt overeen met de informatie uit het AIDA-rapport van maart 2023 waar eiser naar verwijst. Voor zover eiser van mening is dat zijn rechten worden geschonden, ligt het op zijn weg om hierover te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Niet is gebleken dat dit voor eiser onmogelijk of bij voorbaat zinloos is.
8. Daarnaast heeft verweerder in wat eiser voor het overige heeft aangevoerd geen aanleiding hoeven zien om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich te trekken. [14] Voor zover eiser stelt dat hij een trauma heeft opgelopen en dit zal herbeleven bij terugkeer naar Bulgarije, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser in dit kader alleen medische aspecten heeft aangevoerd en niet met (medische) documenten heeft aangetoond dat hij onder medische behandeling staat. Ook mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit worden gegaan dat de medische voorzieningen in Bulgarije van vergelijkbare kwaliteit zijn als die in Nederland. De bedreigingen van de smokkelaar vormen eveneens geen belemmering om eiser over te dragen naar Bulgarije. Immers is niet gebleken dat de Bulgaarse autoriteiten niet in staat zijn om eiser voldoende bescherming te bieden. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat toen eiser zich eerder wendde tot de Bulgaarse politie, de politie actie heeft ondernomen en de broer van de smokkelaar heeft opgepakt. Hieruit volgt dat de Bulgaarse autoriteiten niet onverschillig staan tegenover eisers problemen.
9. De rechtbank ziet tot slot geen aanleiding om de behandeling van dit beroep aan te houden in afwachting van de reactie op de prejudiciële vragen. De Afdeling heeft zich in de uitspraken van 16 augustus 2023 uitgelaten over de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor situaties zoals deze aan de hand van de rechtspraak van het Hof van Justitie. Uit die rechtspraak volgt niet dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondeelbaar is. De omstandigheid dat de Afdeling in een recente zaak over een Dublinoverdracht naar Polen heeft besloten om het antwoord van het Hof op de prejudiciële vragen hierover af te wachten, leidt niet tot een andere beoordeling. Eiser heeft namelijk niet gesteld of onderbouwd dat dit een vergelijkbaar geval is met deze zaak.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening.
4.In zijn beroepschrift verwijst eiser naar diverse uitspraken van verschillende zittingsplaatsen van deze rechtbank. Ter zitting heeft eiser een uitspraak overgelegd van zittingsplaats Amsterdam van 3 augustus 2023, zaaknummer NL23.12438.
5.Eiser verwijst onder andere naar Rapport van Asylum Information Database (AIDA), ‘Country Report: Bulgaria (2021 Update)', februari 2022; Rapport van Asylum Information Database (AIDA), ‘Country Report: Bulgaria (2022 Update)', maart 2023; Nieuwsbericht van de European Council on Refugees and Exiles (ECRE), ‘Bulgaria: Pushbacks Escalate as Government Discusses Reinforcements at Borders’, 10 september 2021; Rapport van Amnesty International, ‘Amnesty International Report 2021/22; The State of the World's Human Rights; Bulgaria 2021‘, 29 maart 2022; Artikel van Lighthouse Reports, ‘Shot for seeking asylum’, 5 december 2022; Artikel van Amnesty International, ‘EU: Holding people at unofficial detention sites an ‘intentional tactic’ to avoid scrutiny, 8 december 2022; Bron van het Border Violence Monitoring Network, ‘Black Book of Pushbacks’, Volume III, 7 december 2022 en een nieuwsartikel ‘PUBLIC STATEMENT on the forcible expulsion of Afghani man granted humanitarian status in Bulgaria’, 4 augustus 2022.
6.Eiser verwijst naar de hierboven genoemde AIDA rapporten.
7.In dat verband heeft eiser bij zijn beroepschrift schermafdrukken van WhatsApp gesprekken overgelegd.
8.Ter zitting heeft eiser een uitspraak overgelegd van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 september 2023, zaaknummer 202305926/2/V3.
9.Uitspraak van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
11.Zie hiervoor het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Jawo van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:218).
12.Non-gouvernementele organisaties.
14.Zoals bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening.