ECLI:NL:RBDHA:2023:15726
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag mvv
In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Iraakse nationaliteit, op 18 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij een referent in Nederland te verblijven. De aanvraag werd ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft de staatssecretaris op 23 februari 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Vervolgens heeft eiser op 4 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft de staatssecretaris in gebreke gesteld, maar de rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend. De staatssecretaris had de beslistermijn met drie maanden verlengd, waardoor de termijn op 18 april 2023 verstreken was. Dit betekent dat de ingebrekestelling van 23 februari 2023 niet aan de vereisten voldeed voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.
Gelet op deze overwegingen verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.