ECLI:NL:RBDHA:2023:15724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/648932 / JE RK 23-1191 en C/09/651753 / JE RK 23-1594
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing; toetsing perspectiefbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [naam02]. De rechtbank heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, en de Raad voor de Kinderbescherming in behandeling genomen. De moeder van [naam02] heeft verzocht om heroverweging van het perspectiefbesluit, dat inhoudt dat [naam02] tot haar achttiende bij pleegouders moet opgroeien. De moeder en de vader hebben beiden hun standpunten naar voren gebracht, waarbij de vader zijn bereidheid heeft uitgesproken om de opvoeding van [naam02] op zich te nemen, terwijl de moeder haar zorgen over de samenwerking met de gecertificeerde instelling heeft geuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog aanwezig zijn, gezien de onveilige en instabiele situatie waarin [naam02] zich heeft bevonden. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 28 augustus 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 28 december 2023. Tevens is de Raad verzocht om met spoed een advies uit te brengen over het perspectiefbesluit, waarbij de mogelijkheden van beide ouders worden onderzocht. De zaak wordt op 22 december 2023 opnieuw behandeld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/648932 / JE RK 23-1191 en C/09/651753 / JE RK 23-1594
Datum uitspraak: 29 augustus 2023

Beschikking van de meervoudige kamer

I. Verzoek ex artikel 1:262b BW
II. Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak naar aanleiding van het op 14 juni 2023 ingekomen verzoekschrift (hierna te noemen: verzoekschrift I) van:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. H. Asal, gevestigd te Rotterdam,
in de zaak naar aanleiding van het op 3 augustus 2023 ingekomen verzoekschrift (hierna te noemen: verzoekschrift II) van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende:

[naam02] , geboren op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam02] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden ten aanzien van verzoekschrift I aan:

[naam03] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.V. Paniagua, gevestigd te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling.
De rechtbank merkt als informant ten aanzien van verzoekschrift I aan:

de Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen: de Raad.
De rechtbank merkt als belanghebbenden ten aanzien van verzoekschrift II aan:
de vader en de moeder.

Het procesverloop

Bij beschikking van 7 juli 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de behandeling van de verzoeken aangehouden tot deze zitting bij de meervoudige kamer en heeft de kinderrechter de Raad verzocht te adviseren over het verzoek van de moeder (verzoekschrift I) met betrekking tot het perspectiefbesluit ten aanzien van [naam02] . Kort gezegd heeft de moeder heroverweging van het perspectiefbesluit verzocht.
Bij beschikking van 18 augustus 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank – met instemming van de gecertificeerde instelling, de vader en de moeder – de ondertoezichtstelling van [naam02] verlengd van 28 augustus 2023 tot 28 september 2023 en voor dezelfde duur een machtiging verleend om [naam02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Het verzoek van de gecertificeerde instelling (verzoekschrift II) is voor het overige aangehouden tot deze zitting bij de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- voornoemde beschikking d.d. 7 juli 2023;
- voornoemde beschikking d.d. 18 augustus 2023;
- het nagezonden plan van aanpak van de gecertificeerde instelling d.d. 23 augustus 2023;
- de brief met bijlagen van de zijde van de vader d.d. 28 augustus 2023.
Op 29 augustus 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam04] namens de Raad;
- mevrouw [naam05] en mevrouw [naam06] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en ondersteund door haar eigen moeder (de grootmoeder moederszijde van [naam02] ) als toehoorder;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

De verzoeken

Verzoekschrift I:
De moeder heeft aan de kinderrechter een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling heeft een perspectiefbesluit genomen inhoudende dat [naam02] tot haar achttiende dient op te groeien bij de pleegouders. De moeder verzoekt primair om het perspectiefbesluit te heroverwegen, in die zin dat het perspectief van [naam02] bij de moeder wordt bepaald. Subsidiair verzoekt de moeder dat het perspectiefbesluit heroverwogen moet worden, eventueel na nader onderzoek van bijvoorbeeld het NIFP.
Verzoekschrift II:
De gecertificeerde instelling heeft verzocht de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam02] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de periode van één jaar.

Het standpunt van de Raad

De Raad is bij beschikking van 7 juli 2023 verzocht om een advies uit te brengen over het door de gecertificeerde instelling genomen perspectiefbesluit en hetgeen in dat verband aan de voorliggende verzoeken is gerelateerd. Aan de Raad is gevraagd om in het uit te brengen advies zowel de mogelijkheden van de moeder als de vader te onderzoeken.
De Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat het verzoek van de kinderrechter helaas over het hoofd is gezien en dat daarom nog geen start is gemaakt met het onderzoek. De Raad gaat het onderzoek nu zo snel mogelijk oppakken. Normaliter heeft de Raad drie maanden nodig om een onderzoek te verrichten. Mogelijk kan het onderzoek in dit geval sneller verricht en afgerond worden, omdat er al veel informatie bekend is.

Het standpunt van de gecertificeerde instelling

De gecertificeerde instelling blijft bij het standpunt over het perspectief van [naam02] en heeft aangevoerd dat de ouders voldoende kansen hebben gehad om de verzorging en opvoeding van [naam02] zelf weer op zich te nemen. Er is voldoende gebleken dat de ouders over onvoldoende opvoedvaardigheden beschikken. Er wordt een patroon gezien waarbij de persoonlijke problematiek van de moeder steeds op de voorgrond staat, waarbij de moeder het belang van [naam02] uit het oog verliest en haar daardoor in gevaarlijke situaties brengt.
De gecertificeerde instelling heeft de afgelopen maanden, na de uithuisplaatsing, ingezet op het uitbreiden van de omgangsregeling bij de vader, om de mogelijkheden tot een plaatsing van [naam02] bij de vader te onderzoeken. Daarbij heeft er in korte tijd een forse uitbreiding van de omgang plaatsgevonden. De gecertificeerde instelling maakt zich – ondanks dat de vader in de opvoeding veel goed doet – zorgen dat het voor de vader heel moeilijk zal zijn om zich aan de veiligheidsafspraken te houden die betrekking hebben op het contact tussen de moeder en [naam02] . Er is de afgelopen jaren gezien dat de vader wisselend weerbaar is tegen de invloed van de moeder. Ook de afgelopen maanden zijn er meldingen gedaan waardoor er zorgen zijn over de weerbaarheid van de vader. De gecertificeerde instelling meent dat de vader, ondanks haar visie op het perspectief, een grote rol moet blijven spelen in het leven van [naam02] . Dat zit hem echter in het hebben van frequent contact.
Ter zitting is besproken of een uitbreiding van de omgang naar elk weekend tot de mogelijkheden behoort. Daarover heeft de gecertificeerde instelling aangegeven dat dit eerst met de pleegouders besproken moet worden. Een uitbreiding van de omgang moet zorgvuldig gebeuren, zeker omdat [naam02] nog nooit volledig bij de vader heeft gewoond. Daarbij is de gecertificeerde instelling van plan om VUHP in te zetten bij de vader. De gecertificeerde instelling meent dat zorgvuldig moet worden gekeken of een volledige plaatsing bij de vader in het belang van [naam02] is, zeker omdat dit veel meer verantwoordelijkheden voor de vader met zich meebrengt.
De gecertificeerde instelling erkent dat de vader in feite degene is die de omgang tussen [naam02] en de moeder begeleidt. De gecertificeerde instelling heeft de ouders hierin de keuze gelaten. Als dat voor de vader onwenselijk is of wordt, kan hij dit bij de gecertificeerde instelling aangeven.
De gecertificeerde instelling heeft verzocht beide kinderbeschermingsmaatregelen te verlengen voor de duur van één jaar. Aangezien de Raad nog geen advies heeft uitgebracht en er dus nog geen beslissing zal worden genomen over het opvoedperspectief van [naam02] , kan de gecertificeerde instelling zich voorstellen dat de machtiging uithuisplaatsing voor kortere periode wordt toegewezen en wordt aangehouden voor het overige.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder voert ook geen verweer tegen een korte verlenging van de machtiging uithuisplaatsing. De moeder geeft daarbij aan dat zij nog steeds van mening is dat het perspectiefbesluit niet althans onvoldoende gemotiveerd is. De moeder blijft dan ook bij het standpunt dat het perspectiefbesluit moet worden heroverwogen, in die zin dat het perspectief van [naam02] bij haar wordt bepaald. Subsidiair heeft de moeder verzocht om een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar het perspectiefbesluit. Het maakt de moeder daarbij niet uit of dit onderzoek wordt verricht door het NIFP of door de Raad. De moeder begrijpt dat de Raad tijd nodig heeft om het onderzoek zorgvuldig uit te voeren. De moeder verzoekt de machtiging uithuisplaatsing dan ook slechts te verlengen voor de duur van drie maanden en het verzoek aan te houden voor het overige. De moeder heeft verder naar voren gebracht dat de samenwerking met de gecertificeerde instelling te wensen overlaat. De moeder is het vertrouwen in de jeugdbeschermer kwijt. Zij meent dat de jeugdbeschermer onrust aan het stoken is tussen de ouders. Daarom wil de moeder geen contact meer met de jeugdbeschermer via Whatsapp. De moeder blijft echter telefonisch en per e-mail bereikbaar voor de jeugdbeschermer. Verder heeft de moeder naar voren gebracht dat zij [naam02] al vijf weken niet heeft gezien.

Het standpunt van de vader

Hoewel de vader meent dat niet langer aan de gronden voor een ondertoezichtstelling wordt voldaan, heeft hij geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. Daarbij heeft de vader wel opgemerkt dat hij het vertrouwen in de gecertificeerde instelling dreigt te verliezen. Ook in het onderhavige verzoekschrift maakt de gecertificeerde instelling ten onrechte geen onderscheid tussen de opvoedsituatie bij de vader enerzijds en de moeder anderzijds, terwijl er over de opvoedvaardigheden van de vader geen twijfels zijn. De vader benadrukt dat hij wil samenwerken met de gecertificeerde instelling om de thuisplaatsing bij hem in goede banen te leiden. Daarvoor is het wel nodig dat de gecertificeerde instelling een andere houding aanneemt ten opzichte van hem.
De vader voert verweer tegen de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing zoals verzocht. De vader meent dat hij in staat is om de verzorging en opvoeding van [naam02] geheel op zich te nemen. De vader kan instemmen met een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing, zolang dit gaat om een plaatsing bij hem als gezaghebbende ouder. De gecertificeerde instelling erkent dat er geen zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de vader, maar dat er alleen zorgen zijn over de onrust die de moeder kan creëren als [naam02] bij de vader gaat wonen. Die zorg is niet te rijmen met het feit dat de vader zelf de omgang tussen [naam02] en de moeder begeleidt. Als de gecertificeerde instelling daadwerkelijk zorgen had gehad over de weerbaarheid van de vader, dan had het op haar weg gelegen om de omgang door iemand anders te laten begeleiden. Nu is de gecertificeerde instelling voornemens om weer te starten met VUHP. VUHP heeft echter al onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van de vader en heeft gezien dat de vader over voldoende vaardigheden beschikt. De conclusie van VUHP dat de rol van de vader niet verder uitgebreid kan worden, is tegenover de vaststelling dat de vader voldoende vaardigheden heeft, onvoldoende onderbouwd. De vader ziet dan ook geen meerwaarde in een nieuwe inzet van VUHP. Op de zitting van 27 juni 2023 heeft de jeugdbeschermer naar voren gebracht dat er zou worden gekeken naar de mogelijkheden bij de vader. Daarop heeft er een gesprek plaatsgevonden met de vader, in aanwezigheid van de advocaat van de vader. Daarbij is gesproken over een uitbreiding van de omgang met [naam02] , zodat zij eraan kan wennen om meer bij de vader te zijn. [naam02] verblijft op dit moment om het weekend bij de vader. In de zomervakantie heeft zij een aantal dagen extra bij de vader verbleven. Ook is besproken of een uitbreiding naar de donderdag en vrijdag mogelijk zou zijn. Daarvoor heeft de vader bij zijn werkgever geïnformeerd of het voor hem mogelijk is om op donderdag en vrijdag thuis te werken. Dat is op korte termijn helaas niet mogelijk. Wel kan hij meer thuisuren maken, waardoor hij haar ’s ochtends naar school kan brengen en ’s middags van school kan halen. Daarbij zou de vader ook opvang kunnen regelen. Voor het regelen van school en opvang is het wel noodzakelijk dat [naam02] bij de vader wordt ingeschreven. Verder heeft de vader naar voren gebracht dat hij nog uitgebreid zal reageren op de door de gecertificeerde instelling genoemde meldingen (die zien op het contact tussen de ouders). Het klopt in ieder geval niet dat de moeder bij de vader in de auto zat, zoals wordt beweerd in de melding van 19 juni 2023. De vader heeft zich de afgelopen tijd juist aan de veiligheidsafspraken gehouden, wat ertoe geleid heeft dat de moeder vijf weken geen omgang met [naam02] heeft gehad. De vader benoemt dat de meldingen grotendeels gebaseerd zijn op opmerkingen van [naam02] . De vader meent dat uit de voorliggende stukken voldoende blijkt dat hij de verzorging en opvoeding van [naam02] kan dragen. De vader verzoekt daarom het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing af te wijzen Op dat punt is een onderzoek van de Raad niet nodig. Als [naam02] bij de vader woont, moet worden gekeken worden naar een passende zorgregeling met de moeder. Daar zou in het raadsrapport op gefocust moeten worden.

Beoordeling

De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Daartoe overweegt de rechtbank dat [naam02] in haar jonge leven al veel heeft meegemaakt. Zij is al meerdere keren uit huis geplaatst en heeft onveiligheid en instabiliteit ondervonden. De moeder kampt met persoonlijke problematiek, waardoor zij de belangen van [naam02] meermaals uit het oog is verloren. Daarnaast was er ook sprake van ruzies tussen de ouders onderling. [naam02] verblijft sinds maart 2023 bij het pleeggezin. De komende maanden moet duidelijk worden of [naam02] zal opgroeien in het pleeggezin of dat een (volledige) thuisplaatsing bij (één van) de ouders tot de mogelijkheden behoort. Om dat proces te monitoren en zicht te blijven houden op de ontwikkeling van [naam02] , is een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk. De rechtbank wijst het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling, waartegen geen verweer is gevoerd, dan ook toe als verzocht.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, BW genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Daartoe overweegt de rechtbank dat van een (volledige) thuisplaatsing bij (één van) de ouders op dit moment geen sprake is.
De gecertificeerde instelling heeft een perspectiefbesluit genomen inhoudende dat [naam02] tot haar achttiende dient op te groeien bij de pleegouders.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad bij beschikking van 7 juli 2023 de opdracht gegeven om een advies uit te brengen over het door de gecertificeerde instelling genomen perspectiefbesluit. Dit advies is – los van de vraag of en zo ja wat de rechtbank mag en kan beslissen over het perspectiefbesluit – in ieder geval nodig in verband met de beslissing op het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing.Die beslissing hangt namelijk direct samen met het standpunt van de gecertificeerde instelling over het opgroeiperspectief.
Aan de Raad is gevraagd om zowel de mogelijkheden van de moeder als de vader te onderzoeken. De Raad is nog niet gestart met het onderzoek, waardoor er op dit moment nog geen (volledige) beslissing kan worden genomen ten aanzien van het verzoek tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en het verzoek tot geschilbeslechting ex artikel 1:262 BW. De rechtbank verzoekt de Raad met spoed te starten met het onderzoek en daarbij in te gaan op de mogelijkheden van iedere ouder apart. De afgelopen periode is de omgang tussen de vader en [naam02] uitgebreid en de rechtbank ziet vooralsnog geen reden waarom een volledige thuisplaatsing bij de vader op termijn niet mogelijk zou zijn.
De vader lijkt over voldoende opvoedvaardigheden te beschikken en lijkt in staat om [naam02] een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden.
De rechtbank benadrukt dan ook dat de omgang tussen de vader en [naam02] de komende tijd hoe dan ook verder uitgebreid moet worden, waarbij gedacht wordt aan een uitbreiding naar een omgangsregeling van ieder weekend.
Ten aanzien van de omgang tussen [naam02] en de moeder merkt de rechtbank op dat deze zo snel mogelijk hervat dient te worden. De rechtbank stelt vast dat de omgang tussen [naam02] en de moeder op dit moment feitelijk wordt begeleid door de vader. De vader geeft hiervan zelf aan dit niet bezwaarlijk te vinden. Het kan echter niet zo zijn dat de vader verantwoordelijk blijft voor het al dan niet doorgaan en verzetten van de omgangsmomenten tussen [naam02] en de moeder. Daarover zal de gecertificeerde instelling toch echt zelf met de moeder in gesprek moeten gaan.
In afwachting van het advies van de Raad zal de rechtbank het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing toewijzen voor de duur van drie maanden en aanhouden voor het overige. Het verzoek tot geschilbeslechting wordt in zijn geheel aangehouden. Beide verzoeken zullen inhoudelijk verder worden behandeld op de zitting van de meervoudige kamer van 22 december 2023.

Beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam02] van 28 september 2023 tot 28 augustus 2024 met behoud van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging om [naam02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 28 september 2023 tot 28 december 2023;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van de verzoeken voor het overige aan tot de zitting van de meervoudige kamer op
22 december 2023 om 10.00 uur;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming om
uiterlijk één weekvoorafgaand aan de voornoemde zitting schriftelijk te adviseren over het voorliggende verzoek met betrekking tot het perspectiefbesluit ten aanzien van [naam02] zoals hiervoor overwogen, met afschrift van dit advies aan de rechtbank en de overige partijen;
verzoekt de gecertificeerde instelling om
uiterlijk één weekvoorafgaand aan de voornoemde zitting een voortgangsverslag aan de rechtbank en de overige partijen over te leggen;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
- de Raad voor de Kinderbescherming;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder: mr. H. Asal te Rotterdam;
- de vader;
- de advocaat van de vader: mr. R.V. Paniagua te Rotterdam.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023 door mr. J.C. van den Dries, mr. M.H. Rochat en mr. A.M.A. Keulen, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 september 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.