In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod dat aan eiser, een Marokkaanse vreemdeling, was opgelegd. Het bestreden besluit, dat op 7 augustus 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was genomen, hield in dat eiser voor de duur van twee jaar een inreisverbod en een terugkeerbesluit kreeg opgelegd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. P.R.L.V.M. Kruik. Tijdens de zitting op 14 augustus 2023 was eiser aanwezig, met als tolk A. el Manouzi, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M. Janssen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser zich gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken, wat een zware grond voor het terugkeerbesluit vormde. Eiser betwistte dit en voerde aan dat hij voornemens was om mee te werken aan zijn overdracht naar Slovenië. De rechtbank oordeelde echter dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij niet illegaal in Nederland verbleef en dat hij op de hoogte was van de procedures die tegen hem liepen.
Eiser voerde ook aan dat hem een termijn voor vrijwillig vertrek had moeten worden gegeven en dat het inreisverbod onvoldoende was gemotiveerd, omdat verweerder niet inging op zijn verklaringen over familie in Italië en Frankrijk en zijn medische toestand. De rechtbank oordeelde dat het inreisverbod niet deugdelijk was gemotiveerd, waardoor het beroep in zoverre gegrond werd verklaard en het inreisverbod werd vernietigd. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 augustus 2023.