ECLI:NL:RBDHA:2023:15679

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
23/1272
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een toevoeging voor loonvordering en afwijzing voor schadevergoeding na arbeidsongeval

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2023, zaaknummer SGR 23/1272, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een toevoeging beoordeeld. Eiser had twee aanvragen ingediend voor rechtsbijstand met betrekking tot arbeidsrechtelijke kwesties, na een bedrijfsongeval dat leidde tot arbeidsongeschiktheid. De aanvraag voor een toevoeging voor loondoorbetaling werd toegewezen, terwijl de aanvraag voor schadevergoeding werd afgewezen door het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Verweerder oordeelde dat beide aanvragen onder hetzelfde rechtsbelang vielen, maar eiser betwistte dit en stelde dat de aanvragen als zelfstandige rechtsbelangen moesten worden behandeld.

De rechtbank oordeelde dat verweerder in strijd handelde met zijn eigen beleid, dat voorschrijft dat een bedrijfsongeval als een zelfstandig rechtsbelang moet worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de aanvragen voor de loonvordering en de schadevergoeding niet onder hetzelfde rechtsbelang vallen, en dat eiser recht heeft op een afzonderlijke toevoeging voor de schadevergoeding. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, herroepte het primaire besluit en bepaalde dat verweerder aan eiser alsnog de aangevraagde toevoeging voor de schadevergoeding moest verstrekken. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die in totaal € 2.271,- bedroegen, plus het griffierecht van € 50,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1272

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. O. Arslan),
en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. P.S.J. de Koning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van een toevoeging.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 17 oktober 2022 afgewezen (“het primaire besluit”). Met het besluit van 18 januari 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing gebleven (“het bestreden besluit”). Hiertegen is het beroep gericht. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Namens eiser zijn op 23 juni 2022 twee aanvragen ingediend voor toevoegingen voor rechtsbijstand. De aanvragen hebben betrekking op arbeidsrechtelijke kwesties. Eiser stelt dat hij betrokken is geweest bij een bedrijfsongeval en daardoor arbeidsongeschikt is geraakt. Zijn werkgever is gestopt met het betalen van loon. Eiser wil een vordering tot loondoorbetaling instellen en heeft daarvoor een toevoeging aangevraagd, met kenmerk [toevoegingsnummer]. Daarnaast heeft hij een toevoeging aangevraagd, met kenmerk 3LP8700, voor het instellen van een vordering tot vergoeding van de door het bedrijfsongeval geleden schade.
3. De aanvraag voor de loonvordering is toegewezen. Verweerder heeft de aanvraag voor de schadevergoedingsvordering afgewezen, omdat de daarvoor te verlenen rechtsbijstand volgens verweerder valt onder het bereik van de toevoeging voor de loonvordering. Er is volgens verweerder geen sprake van te onderscheiden rechtsbelangen. Het geschil over loondoorbetaling en het geschil over schadevergoeding vloeien uit hetzelfde feitencomplex voort en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Beide geschillen zien op de gevolgen van hetzelfde arbeidsongeval, aldus verweerder.
4. Eiser wil dat een afzonderlijke toevoeging voor de schadevergoeding wordt toegekend.
5. De vraag die voorligt is of beide aanvragen betrekking hebben op hetzelfde rechtsbelang.
Wat vinden partijen in beroep?
6. Eiser wijst op het beleid in de door verweerder vastgestelde werkinstructies. Daaruit blijkt dat een bedrijfsongeval (code A032) moet worden aangemerkt als een zelfstandig rechtsbelang. Een toevoeging voor een bedrijfsongeval mag niet worden getoetst aan een toevoeging voor een ander arbeidsgeschil. Verweerder handelt in strijd met zijn eigen beleid. De loonvordering (code A031) vloeit voort uit de weigering van de werkgever om loon door te betalen en niet uit het bedrijfsongeval.
7. Verweerder ziet een samenstel van belangen die zo nauw met elkaar samenhangen, dat niet van zelfstandige rechtsbelangen kan worden gesproken. Het in de werkinstructies geformuleerde beleid doet daaraan niet af. Nu ook niet blijkt van procedures in verschillende instanties, kunnen voor het enkele rechtsbelang geen aparte toevoegingen worden verstrekt.
Het oordeel van de rechtbank
8. Aan een rechtzoekende die om rechtsbijstand vraagt voor verschillende rechtsbelangen, worden in beginsel verschillende toevoegingen verstrekt. [1] Voor de beoordeling of sprake is van verschillende rechtsbelangen, is bepalend wat het doel en het beoogde eindresultaat is van de rechtsbijstand in combinatie met het onderliggende feitencomplex. [2]
9. Bij de afbakening van rechtsbelangen hanteert verweerder de beleidsregels zoals neergelegd in de “Werkinstructie Bereik” In hoofdstuk 3, bij paragraaf 3.4., wordt in deze werkinstructie het beleid uiteengezet ter afbakening van het rechtsbelang in arbeidsgeschillen. Onderdeel 3.4.2. overweegt in dat verband uitdrukkelijk, dat een bedrijfsongeval wordt gezien als een zelfstandig rechtsbelang waarvoor een A032- toevoeging wordt verstrekt, waarbij niet wordt getoetst op het bereik met een andere toevoegingen met een A-zaakcode. [3]
10. In de aangehaalde werkinstructie A032 Bedrijfsongeval is bovendien uitdrukkelijk vermeld, dat een bedrijfsongeval altijd een zelfstandig rechtsbelang vormt ten opzichte van andere arbeidsgeschillen.
11. Door de schadevergoedingsvordering wegens het bedrijfsongeval en de loonvordering onder hetzelfde rechtsbelang te scharen, wijkt verweerder dus af van het toepasselijke beleid, ten nadele van de rechtzoekende. Een dergelijke afwijking is met het oog op de rechtszekerheid slechts in bijzondere gevallen toegestaan, wanneer toepassing van het beleid onevenredige gevolgen zou hebben voor anderen, waaronder het bestuursorgaan. [4]
12. In deze zaak doet zich geen bijzonder geval voor dat een afwijking van het beleid zou kunnen rechtvaardigen. Een feitelijke samenloop tussen de achtergronden van een loongeschil en een bedrijfsongeval zoals hier aan de orde, was bij de vaststelling van het beleid te overzien. Deze mogelijkheid moet worden geacht in het beleid te zijn verdisconteerd. Uit de wijze waarop het beleid ter zake is geformuleerd, blijkt ook dat in de beleidsafweging de uitdrukkelijke bedoeling heeft voorgestaan om bedrijfsongevallen consequent te onderscheiden van andere arbeidsgeschillen. Verweerder had de aangevraagde toevoeging voor de schadevergoedingsactie ten aanzien van het arbeidsongeval dus moeten toekennen.
13. Het bestreden besluit kan daarom geen stand houden. Het beroep is gegrond.

Conclusie en gevolgen

14. Gelet op het voorgaande vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. Omdat er geen andere uitkomst mogelijk is dan verstrekking van de aangevraagde toevoeging, zal de rechtbank in de zaak voorzien. De rechtbank herroept het primaire besluit en bepaalt dat verweerder aan eiser alsnog een toevoeging verstrekt op de aanvraag met toevoegcode 3LP8700. Verweerder dient daarbij de vergoeding voor de rechtsbijstandsverlener vast te stellen.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. De kosten voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar worden bepaald op € 597,- en in beroep op vast op € 1.674,-. [5] Bovendien moet verweerder het griffierecht van € 50,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond,
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser alsnog een toevoeging verstrekt op de aanvraag met toevoegcode 3LP8700 en daarvoor de vergoeding dient te vast te stellen;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser ten bedrage van € 2.271,-;
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding van het griffierecht ten bedrage van € 50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 28 eerste lid, aanhef en onder b en artikel 32 van de Wet op de Rechtsbijstand.
2.Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3383.
3.Verweerder voorziet verschillende categorieën arbeidsrechtelijke zaken van een A-code.
4.Kamerstukken II 1993/94, 23700, nr. 3, p. 126.
5.Bijlage bij Besluit proceskosten bestuursrecht: 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde van € 597,- en wegingsfactor 1; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1.