ECLI:NL:RBDHA:2023:15663

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.19837
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in relatie tot Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Turkse nationaliteit houder, zijn asielaanvraag had ingediend op 30 januari 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Polen volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat Polen niet kan worden vertrouwd vanwege de situatie van de rechterlijke macht en de behandeling van lhbti-personen in dat land. De rechtbank heeft de zaak op 5 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigden aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

De rechtbank overweegt dat, hoewel er zorgen zijn over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen, dit niet automatisch betekent dat er een reëel risico bestaat op schending van het recht op een eerlijk proces. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat zijn individuele situatie anders is. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij bij overdracht aan Polen een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank wijst erop dat de informatie die eiser heeft aangedragen niet overtuigend genoeg is om aan te nemen dat hij in Polen niet veilig is.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van prejudiciële vragen van een andere rechtbank. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19837

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en M. Ermek als tolk.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Turkse nationaliteit. Op 30 januari 2023 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Volgens verweerder is Polen daarvoor verantwoordelijk. Uit de visumsticker in eisers paspoort blijkt namelijk dat Polen een visum aan eiser heeft verleend met een geldigheidsduur van 10 januari 2023 tot en met 1 oktober 2023. Eiser was dus houder van een geldig Pools visum op het moment van zijn verzoek om internationale bescherming. Verweerder heeft Polen daarom verzocht om eiser over te nemen. Op 20 april 2023 hebben de Poolse autoriteiten dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser voert tegen het bestreden besluit aan dat ten aanzien van Polen niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarvoor heeft eiser een viertal redenen genoemd. Allereerst staat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen onder druk, waarbij eiser verwijst naar de uitspraak van het Hof [2] van 5 juni 2023. [3] Ten tweede vinden aan de Poolse grenzen pushbacks plaats, waardoor de rechten van asielzoekers worden geschonden. Ten derde is de situatie voor lhbti-ers zoals eiser in Polen zorgwekkend. In dit kader wijst eiser erop dat in Polen lhbti-vrije zones bestaan en verwijst hij naar een artikel van PinkNews. [4] Ten vierde worden Dublinterugkeerders in Polen systematisch gedetineerd en zijn de detentieomstandigheden slecht. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser naar informatie van Vluchtelingenwerk Nederland over de positie van Dublinterugkeerders in Polen. Eiser heeft tot slot ter zitting verzocht, als subsidiair standpunt, om de verdere behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van de beantwoording van de door deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, gestelde prejudiciële vragen. [5]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Het uitgangspunt is dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Polen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Met het claimakkoord garandeert Polen dat het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling zal worden genomen, met inachtneming van het EVRM, [6] het Vluchtelingenverdrag en de verschillende Europese richtlijnen. Het is aan eiser om te onderbouwen dat dit anders is en met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Polen een reëel risico loopt om onderworpen te worden aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Eiser is hierin niet geslaagd.
5. Het Hof heeft in de uitspraak van 5 juni 2023 geoordeeld dat de hervorming van het Poolse rechtssysteem in strijd is met het Europese recht. Als de onafhankelijkheid en/of onpartijdigheid van de rechterlijke macht in een lidstaat (structurele of fundamentele) gebreken kent, is dit op zichzelf echter niet voldoende voor de conclusie dat sprake is van een dusdanige situatie dat in die lidstaat gevreesd moet worden voor een reëel risico op schending van het recht op een eerlijk proces. Of dat reëel risico bestaat, moet per individueel geval worden beoordeeld. Daarvoor is relevant om te bepalen of sprake is van individuele risicofactoren die maken dat juist het proces van eiser zal worden beïnvloed. [7]
6. Hoewel het beeld van de situatie van lhbti in Polen zorgwekkend is, is niet gebleken dat lhbti het slachtoffer worden van stelselmatige wetmatige discriminatie of geweld van overheidswege of van anderen waartegen de Poolse autoriteiten geen enkele bescherming bieden. Hierbij verwijst de rechtbank naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 1 juli 2022. [8] Er bestaat dan ook onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat de seksuele geaardheid van eiser een individuele risicofactor is zoals genoemd onder rechtsoverweging 5. Ook heeft eiser met zijn verwijzing naar informatie van Vluchtelingenwerk en het artikel van PinkNews niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht naar Polen een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling vanwege zijn seksuele geaardheid. De rechtbank verwijst hierbij naar rechtsoverwegingen 11.1 tot en met 11.3 van de eerdergenoemde uitspraak zittingsplaats Arnhem van 1 juli 2022. De stukken waarnaar eiser verwijst geeft geen wezenlijk ander beeld dan dat in voornoemde uitspraak al naar voren komt. Ook heeft eiser geen persoonlijke ervaringen op dit vlak.
7. Uit algemene bronnen is bekend dat in Polen pushbacks plaatsvinden. Hieruit blijkt dat Polen in zoverre niet zijn internationale en Europese verplichtingen ten opzichte van asielzoekers naleeft. [9] Uit deze openbare bronnen volgt dat het asielzoekers aan de buitengrens van Polen zijn die hiervan slachtoffer worden. Dit rechtvaardigt op zich nog niet de conclusie dat de praktijk van pushbacks ook anderen treft, zoals Dublinterugkeerders. Eiser heeft door het claimakkoord uitdrukkelijke toestemming van de Poolse autoriteiten om naar Polen te komen. Met het claimakkoord hebben zij ook toegezegd om de asielaanvraag van eiser te behandelen. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen om aan te nemen dat Dublinterugkeerders in Polen te maken zullen krijgen met pushbacks. Er bestaat daarom geen aanleiding voor de conclusie dat eiser vanwege de pushbacks niet aan Polen kan worden overgedragen.
8. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat Dublinterugkeerders in Polen systematisch in strijd met het recht worden gedetineerd. De informatie van Vluchtelingenwerk waar eiser in dit kader naar heeft verwezen bevat daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Verder ligt het op de weg van eiser om te klagen over onrechtmatige detentie en de detentieomstandigheden bij de (hogere) Poolse autoriteiten. Het is niet gebleken dat klagen op voorhand zinloos of onmogelijk is.
9. Gelet op het bovenstaande is eiser er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat ten aanzien van Polen niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
10. De rechtbank ziet, gelet op het oordeel zoals hiervoor verwoord, geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen van de zittingsplaats ’s-Hertogenbosch.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie.
3.ECLI:EU:C:2023:442.
4.Artikel van PinkNews van 10 juli 2023, ‘Polish judge backs ‘homosexuals molest children’ claim in ‘shameful’ ruling’.
5.Uitspraak van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
7.Arrest van het Hof van Justitie van 17 december 2020, L en P, ECLI:EU:C:2020:1033.
8.Uitspraak van 1 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6488.
9.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042