In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had op 13 juli 2020 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning, welke op 8 april 2021 werd afgewezen op basis van een negatief welstandsadvies. Eiser stelde dat dit advies de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt onaanvaardbaar belemmert en dat het advies in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank heeft de zaak op 2 februari 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank oordeelde dat het welstandsadvies niet aan de beslissing van verweerder ten grondslag had mogen liggen. Het advies leidde tot een onaanvaardbare belemmering van de verwezenlijking van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 2.868,- werden vastgesteld, en moest het door eiser betaalde griffierecht van € 181,- vergoeden.
De rechtbank overwoog dat het welstandsadvies de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt te zeer belemmert en dat de eisen die aan eiser werden gesteld onredelijk waren. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de omgevingsvergunning niet gerechtvaardigd was en dat verweerder een nieuwe beslissing moest nemen, waarbij de rechten van eiser als individuele eigenaar gerespecteerd dienen te worden.