ECLI:NL:RBDHA:2023:15649
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 13 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank onderzoekt de argumenten van eiser, die stelt dat hij na overdracht aan Frankrijk het risico loopt op schending van zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het EU-Handvest. Eiser betoogt dat het asiel- en opvangsysteem in Frankrijk tekortkomingen vertoont, waardoor hij geen adequate bescherming kan verwachten. De rechtbank stelt echter vast dat de staatssecretaris in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk, tenzij eiser kan aantonen dat er structurele tekortkomingen zijn die een reëel risico op schending van zijn rechten met zich meebrengen.
De rechtbank concludeert dat, hoewel er problemen zijn met de opvang in Frankrijk, deze niet van dien aard zijn dat er bij overdracht een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest. Eiser moet eventuele problemen met opvang of medische voorzieningen in Frankrijk bij de Franse autoriteiten aankaarten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.