ECLI:NL:RBDHA:2023:15636

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.18556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Oezbeekse man afgewezen; problemen met buren en autoriteiten niet geloofwaardig

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Oezbeekse man. De eiser had op 15 april 2022 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat hij problemen had met zijn buren en vreest voor de autoriteiten bij terugkeer naar Oezbekistan. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, omdat het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onvoldoende zorgvuldig was voorbereid. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet aannemelijk had gemaakt dat de eiser bij terugkeer naar Oezbekistan geen reëel risico op ernstige schade zou lopen. De rechtbank merkte op dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek had gedaan naar de actuele situatie in Oezbekistan en de gevolgen voor de eiser bij terugkeer. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen van de rechtbank. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18556

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. S.J.R. Vreugdenhil-Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 20 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Totsashvili. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1984 en heeft de Oezbeekse nationaliteit. Hij heeft op 15 april 2022 een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft met zijn buren (twee broers) waar hij voor heeft gewerkt en bij terugkeer voor vreest. Verder vreest hij bij terugkeer voor de autoriteiten, omdat hij een klachtbrief aan het presidentieel departement heeft gestuurd en inmiddels een lange periode in het buitenland verblijft zonder dat hij met een geldig uitreisvisum (exit-visum) Oezbekistan heeft verlaten.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Daarbij volgt verweerder eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. De gestelde problemen met zijn buren worden ook geloofwaardig geacht. Verweerder acht het echter niet aannemelijk dat eiser bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat zijn buren hem daadwerkelijk zouden willen vermoorden. Ook acht verweerder het niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer te vrezen heeft voor de autoriteiten.
3. Op wat eiser daartegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Problemen met buren
4. Eiser voert aan dat de vrees voor zijn buren nog altijd actueel is. Tot aan zijn vertrek heeft eiser zich niet vaak buitenshuis laten zien en zat hij thuis ondergedoken. Om die reden hebben zijn buren hem niets kunnen aandoen, aldus eiser. Verder stelt eiser dat zijn buren hem zijn blijven bedreigen tot aan zijn vertrek uit Oezbekistan.
5. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor zijn buren. De rechtbank acht hierbij van belang dat de problemen met zijn buren dateren van augustus 2019. Eiser heeft tot aan zijn vertrek uit Oezbekistan (vijf maanden daarna) naast zijn buren gewoond, zonder dat dit is geëscaleerd. Verder heeft eiser verklaard dat hij zijn buren elke dag tegenkwam. [2] Hoewel is gesteld dat één van de buurmannen eiser met een hamer wilde slaan en dit is voorkomen door het broertje van eiser, heeft eiser dit niet verder onderbouwd met documenten. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat als de buren eiser iets wilden aandoen zij daar de mogelijkheid toe hadden. Hiervan is niet gebleken, zodat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in die periode een reëel risico liep op ernstige schade door de problemen met de buren.
Problemen met autoriteiten
6. Verder voert eiser aan dat hij problemen heeft met de autoriteiten vanwege een klachtbrief die hij aan het presidentieel departement heeft verzonden. Eiser stelt dat hij naar aanleiding van deze brief is ontvoerd, mishandeld en gedwongen is om een verklaring op schrift te zetten dat hij zijn klachtbrief niet langer handhaaft. Gelet hierop stelt eiser dat de problemen bij terugkeer zullen blijven aanhouden met de autoriteiten.
7. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve aandacht van de Oezbeekse autoriteiten staat vanwege de klachtbrief. Verweerder heeft daarbij terecht opgemerkt dat eiser heeft verklaard dat de autoriteiten niet naar hem op zoek zijn. [3] Voor zover eiser stelt dat hij wel heeft verklaard dat hij mede namens de problemen met de autoriteiten Oezbekistan heeft verlaten, heeft verweerder in het bestreden besluit er terecht op gewezen dat eiser hierover tot twee keer toe is bevraagd tijdens het nader gehoor en hij deze vragen beide keren ontkennend heeft beantwoord. Verder heeft eiser verklaard dat hij niet weet wie de mensen zijn die hem hebben ontvoerd en heeft hij legaal Oezbekistan kunnen uitreizen zonder problemen. [4]
Problemen vanwege uitreis zonder exit-visum en lang verblijf in het buitenland
8. Tot slot voert eiser aan dat hij Oezbekistan zonder exit-visum en biometrisch paspoort heeft verlaten en inmiddels een lange periode in het buitenland verblijft. Bij terugkeer meent eiser dat hij ondervraagd zal worden door de Oezbeekse autoriteiten. Eiser stelt dat hij hierdoor in de negatieve aandacht van de autoriteiten komt en hij een reëel risico loopt op ernstige schade. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar het bericht van de Canadese Immigration and Refugee Board: responses to information requests van 10 januari 2017. Hieruit volgt onder meer dat het uitreizen zonder exit-visum strafbaar is gesteld in artikel 223 van het Oezbeekse Wetboek van Strafrecht.
9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verplichting van een exit-visum is vervallen met de invoering van een biometrisch paspoort. Verweerder heeft verder verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 14 november 2022 [5] .
10. Niet in geschil is dat eiser vanuit Oezbekistan naar Kazachstan, daarna naar Rusland en Oekraïne en vanuit Oekraïne naar Nederland is uitgereisd zonder exit-visum. Omdat Kazachstan, Rusland en Oekraïne ten tijde van zijn uitreis tot de CIS-landen [6] behoorden, heeft hij zonder exit-visum kunnen uitreizen naar die landen. Op het moment dat eiser naar Nederland ging, diende hij wel te beschikken over een exit-visum. Verder is niet in geschil dat eiser ten tijde van zijn uitreis en ook op dit moment niet beschikt over een biometrisch paspoort van Oezbekistan.
11. Verweerder heeft in het besluit en op zitting de rechtbank onvoldoende duidelijkheid kunnen verschaffen hoe de situatie zal zijn voor eiser bij terugkeer naar Oezbekistan. De enkele stelling van verweerder dat eiser niets te vrezen heeft voor de autoriteiten bij terugkeer naar Oezbekistan omdat thans geen exit-visum meer is vereist, acht de rechtbank onvoldoende. Niet uitgesloten kan worden dat eiser bij terugkeer naar Oezbekistan vanwege het ontbreken van zowel een exit-visum als het niet in bezit zijn van een biometrisch paspoort in de negatieve belangstelling zal raken van de Oezbeekse autoriteiten. De rechtbank kan op basis van de thans voorhanden zijnde landeninformatie omtrent de situatie in Oezbekistan niet beoordelen of dit niet zal leiden tot een schending van artikel 3 EVRM [7] , zoals verweerder stelt. In dat kader merkt de rechtbank op dat het laatste ambtsbericht over Oezbekistan dateert uit 2002 en dat actuele informatie over het land, anders dan door eiser zelf verschaft, ontbreekt. Verweerder heeft op zitting ook desgevraagd meegedeeld geen nadere informatie te hebben over de actuele situatie.
De rechtbank volgt eisers stelling dat verweerder gelet op de situatie waarin eiser zich bevindt, gehouden was om nader onderzoek te doen naar de gevolgen voor eiser bij terugkeer naar Oezbekistan. Verweerder heeft ook een onderzoeksplicht. Dit volgt uit artikel 3:2 van de Awb en paragraaf 2.1. van de Werkinstructie 2014/10. Daarin is bepaald dat verweerder in voorkomende gevallen zelf onderzoek dient te verrichten door bijvoorbeeld een individueel ambtsbericht op te vragen. Hierbij speelt een rol dat verweerder gemakkelijker toegang heeft tot bepaalde soorten documenten en informatie dan vreemdelingen. Verweerder heeft dit nadere onderzoek niet gedaan. Dit betekent dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd, zodat het besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
Conclusie
12. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank ziet geen ruimte om zelf in de zaak te voorzien, noch aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, nu het geconstateerde gebrek nader onderzoek door verweerder zal vergen. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van wat de rechtbank heeft overwogen.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,- (zestienhonderdvierenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rapport nader gehoor van 14 juni 2023, p. 9 van 14.
3.Rapport nader gehoor van 14 juni 2023, p. 13 van 14.
4.Rapport nader gehoor van 14 juni 2023, p. 11 t/m 13 van 14.
5.Rb Den Haag (zittingsplaats Arnhem) 14 november 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:6366.
6.Commonwealth of Independent States.
7.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.