In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in het kader van arbeid als zelfstandige. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiser, die de Pakistaanse nationaliteit heeft en in Italië de status van langdurig ingezetene geniet, afgewezen. Eiser heeft meerdere aanvragen ingediend, die allemaal zijn afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft aangetoond dat hij als zelfstandige werkt. Hij heeft geen vennootschapsovereenkomst overgelegd, waardoor niet kan worden vastgesteld welk winstpercentage hem toekomt en of zijn middelen van bestaan voldoende en duurzaam zijn. Eiser heeft wel bankafschriften overgelegd waaruit blijkt dat hij per maand € 2.000,- verdient, maar dit is onvoldoende om aan te tonen dat hij daadwerkelijk zelfstandig werkt. De rechtbank concludeert dat de bewijslast bij eiser ligt en dat hij niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de verblijfsvergunning.
De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden heeft afgezien van het horen in bezwaar, omdat eiser geen relevante stukken heeft overgelegd die zijn zelfstandigheid of de duurzaamheid van zijn inkomsten aantonen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door de staatssecretaris terecht is geweest. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.