Op 10 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening, ingediend door een Braziliaanse verzoekster. Het verzoek was gerelateerd aan een bezwaarschrift tegen een besluit van de staatsecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekster had op 23 maart 2022 een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend, maar trok dit verzoek op 8 december 2022 in, met het verzoek om vergoeding van de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om proceskostenvergoeding gegrond is, aangezien de staatsecretaris het bezwaarschrift van de verzoekster op 16 november 2022 gegrond had verklaard. De voorzieningenrechter heeft de verzoekster erop gewezen dat bij intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening, het belangrijk is om expliciet gebruik te maken van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om te voorkomen dat men een proceskostenvergoeding misloopt. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de staatsecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de verzoekster, vastgesteld op € 837,-, en is er geen griffierecht geheven vanwege een verzoek om vrijstelling.