ECLI:NL:RBDHA:2023:15620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/654940/KG RK 23-1281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden voor partijdigheid

Op 16 oktober 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking van mr. N.F.H. van Eijk afgewezen. Verzoeker, die betrokken is in een procedure tegen de Staat der Nederlanden, stelde dat de rechter hem had misleid en opzettelijk handelde in strijd met de wet, specifiek artikel 187 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Verzoeker voerde aan dat de rechter de mondelinge behandeling had door laten gaan zonder dat de advocaat van de verwerende partij aanwezig was, wat volgens hem in strijd was met de wet en leidde tot een onrechtmatige beschikking.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was. Verzoeker had onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangedragen die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid van de rechter konden opleveren. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat wraking alleen mogelijk is bij bijzondere omstandigheden. Het enkele feit dat de rechter mogelijk niet correct had gehandeld in de procedure was niet voldoende voor een wrakingsverzoek.

Bovendien werd opgemerkt dat verzoeker in het verleden al twee keer een wrakingsverzoek had ingediend, die beide niet waren gehonoreerd. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikte, wat leidde tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Daarom werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK DEN HAAG
Wrakingskamer wrakingnummer 2023/96
zaak- /rekestnummer: C/09/654940 / KG RK 23-1281
Beslissing van 16 oktober 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van mr. N.F.H. van Eijk,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 29 september 2023;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 5 oktober 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 10313395 RP VERZ 23-50055 tussen verzoeker en de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Justitie en Veiligheid). In de hoofdzaak heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor.
2.2.
Het wrakingsverzoek luidt als volgt:
"Geachte voorzitter,
Bij de mondelinge behandeling van de=e zaak kwam de advocaat van de verwerende partij niet opdagen.
De rechter vertelde mij dat de rechtbank de datum van zitting naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid was gestuurd.
De rechter ging met mij in overleg hoe ik daar tegen aan keek. De rechter liet de mondelinge behandeling doorgaan.
De rechter had moeten weten dat dit in strijd is met de Wet, artikel 187 lid 4 Rv, de wederpartij heeft zich niet kunnen verdedigen. De rechtbank had de datum van zitting naar de advocaat behoren te sturen. De advocaat van de verwerende partij wordt de weg vrij gemaakt op gronde van onrechtmatigheid in beroep gaan.
De rechter heeft mij als verzoeker misleid om opzettelijk een onrechtmatige beschikking te verkrijgen, uit te kunnen spreken.
Dat het allemaal d11ister is en niet klopt blijkt 11it de mail van de advocaat Pels-Rijcken.
De advocaat heeft gereageerd op de mail of er nog nie11we producties en verweer was -ingediend, 10 dagen voor zitting. Daarop had de advocaat kunnen weten, logischerwijs moeten weten dat er een zitting op hande zou zijn. Mede het feit dat de advocaat nog geen nieuwe dat11m zou hebben ontvangen, ook dat zou vragen op moeten roepen.
Daarop had de advocaat informatie moeten inwinnen bij de rechtbank over de stand van zaken. De advocaat is ook niet gebeld door de rechtbank om te informeren of de advocaat oponthoud had Dit wijst op bedrog van de rechter in same1:spraak met de advocaat.
Hiermee legt de rechter de weg vrij dat de wederpartij in beroep kan gaan tegen de beschikking op gronde van onrechtmatigheid. Hiermee wordt een eeuwigd11rende rechtsgang gecreëerd. En kan de advocaat van mij welke ik aan moet stellen met een ambtsbevel de opdracht geven worden de zaak te verliezen.
Zodat de waarheid achtergeho11den kan worden en de corruptie binnen de rechtspraak in de doofpot blijft.
D11idelijk dat de rechter hier naar toe gewerkt heeft.
De advocaat zal in beroep gaan, de beschikking is genomen in strijd met de Wet, artikel 187 lid 4 Rv is niet nageleefd. Een onrechtmatige beschikking.
Omdat ik als verzoeker de maanden december en januari verhindert ben bij de zaak in Lelystad kwam er per direct na het indienen va de verhinderdagen de mail van het ministerie van landouw natuur en voedselkwaliteit.
Deze maakte bijna een maand na de toekenning van de rechter in die zaak bezwaar tegen het indienen van de prod11cties per VSB-stick. En vroeg om 3 maanden uitstel in die zaak. Deze vroeg niet om de VSB-stick eerder te ontvangen om vanwege de omvang de stukken door te kunnen nemen. Enkel 3 maanden uitstel in die zaak. Dit was er duidelijk op gericht om informatie los te krijgen of ik in januari nog een woonadres zou hebben. Hiermee zou de rechter mij weer de rechten k11nnen ontnemen zoals omschreven staat in dat verzoekschrift tegen de gemeente.
Hier is dus overleg geweest, de rechter, het Ministerie en de rechter in Lelystad.
Deze zelfde truc is bij het verzoek in Lelystad geprobeerd.
Gisteren had ik telefonisch contact met de rechtbank Lelystad. De medewerker vertelde mij dat de rechter op /9 okt de beschikking wil 11itspreken.
Gemeente land van Cuijk heeft aangegeven bezwaar te maken maar niet zal verschijnen ter zitting bij de mondelinge behandeling.
Gemeente West Maas en Waal heeft niet gereageerd.
Op deze gronde wil de rechter de beschikking uitspreken.
De rechter wil de beschikking uitspreken terwijl er geen zitting heeft plaats gevonden.
Artikel 187 lid 4 Rv schrijft; Tenzij de wederpartij onbekend is en behoudens gevallen van onverwijlde spoed, wordt op het verzoekschrift niet eerder beschikt dan nadat een behandeling heeft plaatsgevonden, waartoe de verzoeker en de wederpartij worden opgeroepen.
Hiermee handelt ook dierechter in strijd met de Wet.
Hiermee legt ook die rechter de weg vrij dat de wederpartij in beroep kan gaan tegen de beschikking op gronde van onrechtmatigheid
Voor alle d11idelijkheid, hierbij wraak ik de rechter welke deze zaak, /03/ 3395/
RP VERZ 23-50055 behandeld.
Deze rechter handelt opzettelijk in strijd met de Wet,
-Samenspraak, het aannemen van een dienst met andere rechters en informatie winning via het Ministerie van LNV, het opzettelijk creëren van een onrechtmatige beschikking, misleiding van de verzoeker. De mogelijkheid van beroep creëren voor de verweerder op gronde van onrechtmatigheid.
-Handelt in strijd met de Wet, artikel 187 lid 4 Rv wordt opzettelijk genegeerd De rechter had moeten weten dat de beschikking onrechtmatig is.
Door het handelen in Lelystad is deze rechter in de bovengenoemde zaak door de mand gevallen."

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is en zal het verzoek daarom afwijzen. Verzoeker heeft onvoldoende geconcretiseerd welke bijzondere omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid van de rechter.
Verzoeker heeft gesteld dat de rechter verzoeker heeft misleid, opzettelijk handelt in strijd met de wet en artikel 187 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) opzettelijk heeft genegeerd en dat er sprake zou zijn van samenspraak. Deze stellingen heeft verzoeker echter op geen enkele wijze aan de hand van feiten en omstandigheden onderbouwd.
3.3.
Het voorbijgaan door de rechter aan het bepaalde in artikel 187 lid 4 Rv is, indien daarvan al sprake is, een procedurele rechterlijke beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Ook hierom is het wrakingsverzoek niet toewijsbaar.
3.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar omdat direct duidelijk is dat het verzoek ongegrond is, wordt aan dat debat niet toegekomen.
3.5.
Verzoeker heeft in deze procedure al twee keer een wrakingsverzoek gedaan. Die verzoeken zijn geen van beide gehonoreerd, misten een feitelijke onderbouwing en hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en S.M. Westerhuis­ Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2023.
'-�
....... -
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
/-' -
1!(
,i,%
,,t1
'1
i.;
'J
,f
';;
I;
-)! '» 1 6 OKT. 202:J
\\\\.•';-··,"".•'-.·,.\.:-'
",
::(':.
è, :/
)De griffier,
, ,
)t,. ),..
s