ECLI:NL:RBDHA:2023:15602

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/652080 / JE RK 23-1645
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in een gezinshuis

Op 9 oktober 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen [naam01] en [naam02]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling van de kinderen met een jaar te verlengen en hen in een gezinsgerichte voorziening te plaatsen. De kinderen, die samen in een gezinshuis verblijven, worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd door onrust en instabiliteit in hun thuissituatie. De moeder van de kinderen is belast met het ouderlijk gezag en heeft een therapietraject doorlopen, terwijl de vader van [naam01] een verzoek tot gezamenlijk gezag heeft ingediend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening voor zowel de moeder als de vader in een afrondende fase is, maar dat er nog steeds zorgen zijn over de communicatie tussen hen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 22 oktober 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen tot 22 april 2024. De situatie zal over zes maanden opnieuw worden beoordeeld, waarbij de ontwikkeling van de kinderen en de communicatie tussen de ouders in overweging worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/652080 / JE RK 23-1645
Datum uitspraak: 9 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
[stichting01], gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2012 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] ,
[naam02], geboren op [geboortedatum02] 2019 in [plaats02] ,
hierna te noemen: [naam02] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam03],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam,
[naam04] en [naam05] ,
hierna te noemen: de gezinsouders,
samenwonende te [plaats03] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam06],
hierna te noemen: de vader van [naam01]
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, feitelijk verblijvende te [plaats04] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 9 augustus 2023;
  • Brief van de psycholoog van de moeder van [naam07] , ingebracht door de advocaat van de moeder op 25 september 2023.
- de brief van 3 oktober 2023 van de Raad voor de Kinderbescherming met het advies ten aanzien van het voorgenomen besluit tot verlengen van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing na twee jaar.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • [naam08] als tolk in de [X] taal voor de moeder;
- [naam09] en [naam10] namens de gecertificeerde instelling.
De vader van [naam01] en de pleegouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de pleegouders wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de moeder en de vader van [naam01] is ontbonden.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam01] . De vader van [naam01] heeft een verzoek ingediend tot het verkrijgen van het gezamenlijk gezag over [naam01] en binnenkort start een mediation-traject ten aanzien van dit verzoek.
2.3.
[naam02] is erkend door haar biologische vader, de heer [naam11] . [naam02] heeft alleen telefonisch contact met haar biologische vader.
2.4.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam02] .
2.5.
[naam01] en [naam02] verblijven gezamenlijk in een gezinshuis.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 oktober 2022 de ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] verlengd tot 22 oktober 2023.
2.7.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 20 april 2023 de machtiging verlengd [naam01] en [naam02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening tot 22 oktober 2023.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt tot een verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] voor de duur van een jaar en het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] in een gezinsgerichte voorziening voor de duur van een jaar. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Voor zowel [naam01] als [naam02] is er nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. [naam01] ontvangt therapie om de traumatische gebeurtenissen in het verleden te verwerken en [naam02] volgt samen met de gezinsouders therapie gericht op het reguleren van haar emoties. [naam01] laat op dit moment pre-puber gedrag zien en bij [naam02] zijn er strubbelingen zichtbaar in de hechting. De hulpverlening voor de moeder en de vader van [naam01] is opgestart en het is positief dat zij de aangeboden hulp met beide handen aanpakken. De moeder verblijft sinds januari 2023 in de langdurige opname van [naam07] . Het traject van de vader van [naam01] zit in een afrondende fase en hij heeft verder geen hulpvraag meer. De gecertificeerde instelling heeft nog wel zorgen over het contact tussen de moeder en de vader van [naam01] , omdat het nog niet is gelukt om samen aan tafel te zitten en op een rustige manier te communiceren en afspraken te maken over [naam01] . Een positieve ontwikkeling is dat de moeder en de vader van [naam01] binnenkort starten met een mediaton traject ten aanzien van het verzoek van de vader van [naam01] tot gezamenlijk gezag. De moeder heeft behoefte aan meer contact met de kinderen en ook de vader van [naam01] heeft behoefte aan meer contact met [naam01] . Het is belangrijk dat bij dit contact ook wordt gekeken naar wat de kinderen nodig hebben en dat voor hen hierin een balans blijft. Om duidelijkheid en stabiliteit te creëren is de gecertificeerde instelling voornemens om op papier een contactregeling vast te laten stellen. In februari 2023 heeft de gecertificeerde instelling bepaald dat het perspectief van [naam01] en [naam02] in het gezinshuis ligt. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling toegelicht dat volgens hen dit perspectiefbesluit is getoetst door de kinderrechter bij de vorige zitting ten aanzien van de verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing. Het belangrijkste is volgens de gecertificeerde instelling, gelet op het verleden van [naam01] en [naam02] , dat er rust en stabiliteit is voor de kinderen. Het is daarom van belang dat de veilige basis die het gezinshuis biedt, geborgd blijft en vanuit hier de hulpverlening kan worden gecontinueerd. Daarnaast moet de komende periode ingezet worden op het verduidelijken van de rol van de moeder en de vader van [naam01] in het leven van de kinderen, gezien het perspectief van de kinderen in het gezinshuis. De behoeftes van de kinderen zijn hierin leidend.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende naar voren gebracht. Het gaat goed met de moeder. Haar therapie bij [naam07] zit in een afrondende fase. De officiële einddatum is 4 december maar op 28 oktober rondt zij haar therapie al af. Hierna zal zij verhuizen naar een nieuw huis in de buurt van de school van de kinderen. Zij heeft geleerd het gewone leven te accepteren en met zichzelf om te gaan. Zij heeft daardoor nu geen middelen meer nodig. De moeder zal zich niet verzetten tegen de ondertoezichtstelling. Daarentegen kan de moeder zich niet verenigen met het perspectiefbesluit wat is genomen door de gecertificeerde instelling. Zij wil dat de kinderen op den duur weer bij haar komen wonen. Zij heeft hard aan zichzelf gewerkt en heeft altijd meegewerkt met de gecertificeerde instelling. De moeder ziet de toekomst als volgt voor zich. Zij verhuist naar een huis in de buurt van de gezinsouders, de kinderen komen weer bij de moeder te wonen, waarbij er een uitgebreide omgangsregeling zal zijn met de gezinsouders. Wat de rol de vader van [naam01] hierin zal zijn, dient later bekeken te worden. Binnenkort vindt een eerste mediation gesprek plaats ten aanzien van het verzoek van de vader van [naam01] om ook het gezag over [naam01] te krijgen. De moeder stelt dat in de vorige beschikking het perspectiefbesluit niet is getoetst. Door de kinderrechter wordt niet aangegeven dat zij aansluit bij het perspectiefbesluit, slechts wordt benoemd dat aan de gronden voor uithuisplaatsing worden voldaan, waarbij zij de handelswijze van de gecertificeerde instelling meeneemt. De gecertificeerde wil de lijn van de contacten tussen de moeder en de kinderen, zoals hij nu is ingezet met het genomen perspectiefbesluit, voortzetten. De gecertificeerde instelling is zelfs voornemens, zo is ter zitting benoemd, om deze contactregeling ook op papier vast te leggen op grond van art. 1:265g Burgerlijk Wetboek. De moeder is het hier niet mee eens en zij ziet graag een uitgebreidere zorgregeling, die toewerkt naar een thuisplaatsing. De moeder verzoekt dan ook om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor zes maanden en voor het overige aan te houden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [naam01] en [naam02] worden nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Deze bedreiging is met name gelegen in de onrust en instabiliteit die beide kinderen de afgelopen jaren hebben meegemaakt. Bij zowel [naam01] als [naam02] is sprake van hechtingsproblematiek en trauma. Het is noodzakelijk dat een jeugdbeschermer toezicht kan houden op de ontwikkeling van de kinderen en regie kan houden op de hulpverlening. Het is positief en moedig van zowel de moeder als de vader van [naam01] dat zij hun problemen erkennen en de afgelopen periode deze problemen hebben aangepakt. Voor allebei is de hulpverlening in een afrondende fase en is het belangrijk dat de komende periode gemonitord kan worden, hoe het met de moeder en de vader van [naam01] gaat als de hulpverlening wordt afgebouwd. Daarnaast is het nodig, gelet op de moeizame communicatie tussen de moeder en de vader van [naam01] , dat een onafhankelijke partij regie kan houden op de contactmomenten, waarbij de belangen en behoeftes van [naam01] en [naam02] voorop staan. De kinderrechter hoopt dat het mediation traject kan bijdragen aan een positieve ontwikkeling in de communicatie tussen de moeder en de vader van [naam01] . Gelet op het voorgaande vindt de kinderrechter een termijn van een jaar passend en geboden. Zij zal de ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] dan ook verlengen voor de duur van een jaar.
5.3.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. De kinderrechter ziet dat het gezinshuis voor [naam01] en [naam02] de stabiele en veilige basis biedt die zij op dit moment nodig hebben. Zij kunnen op dit moment nog niet bij de moeder wonen. De moeder zit nog in haar behandeling en dit moet eerst zorgvuldig afgerond worden. Wel ziet de kinderrechter dat het de moeder de afgelopen periode is gelukt om te denken in het belang van haar kinderen en zij grote stappen vooruit heeft gezet. Bij een machtiging tot uithuisplaatsing is het de bedoeling dat gewerkt wordt aan een terugplaatsing naar huis. De kinderrechter is op de hoogte van het perspectiefbesluit dat is genomen door de gecertificeerde instelling. Zij is daarentegen van oordeel dat dit perspectiefbesluit niet is getoetst door de kinderrechter in de beschikking van 20 april 2023. Naar het oordeel van de kinderrechter moet, gelet op de positieve ontwikkelingen van afgelopen periode, over zes maanden de situatie opnieuw worden bekeken. Daarbij dient te worden meegenomen hoe het met de moeder en de kinderen gaat, maar ook hoe de communicatie tussen de moeder en de vader van [naam01] verloopt. Over zes maanden heeft de moeder haar behandeling al enkele maanden afgerond en is zij verhuisd naar haar nieuwe woning. Het is dan van belang dat opnieuw getoetst wordt of de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is. De kinderrechter ziet ook de zorgen van de gecertificeerde instelling en het belang van stabiliteit en rust, maar zij is van oordeel dat de moeder nog een kans moet krijgen om te laten zien dat zij de positieve stappen die zij heeft gezet ook de komende periode vol kan houden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] tot 22 oktober 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] in een gezinsgerichte voorziening met ingang van 22 oktober 2023 tot 22 april 2024;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen
vóór 22 april 2024, tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de moeder, de advocaat van de moeder, de gezinsouders en de vader van [naam01] moeten worden opgeroepen. De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling twee weken voor de volgende zitting aan de rechtbank informatie met een update over de 6 maanden te verstrekken;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023 door mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 16 oktober 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.