4.2.Op 9 september 2021 is namens eiseres een aanvraag ingediend waarmee zij verblijf beoogt bij referent, die de Nederlandse nationaliteit bezit. Deze aanvraag ligt nu ter beoordeling bij de rechtbank.
Heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 3.82 van het Vb?
5. Eiseres voert aan dat zij op grond van artikel 3.82 van het Vb vrijgesteld zou moeten worden van het inburgeringsvereiste en het mvv-vereiste omdat zij binnen een redelijke termijn nadat het rechtmatig verblijf is geëindigd een nieuwe aanvraag heeft ingediend. Verweerder stelt namelijk ten onrechte dat aan eiseres geen verblijfsvergunning is verstrekt omdat zij is afgemeld voor de studie. Het betreft dus een nieuwe aanvraag en geen eerste aanvraag.
6. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat het verlenen van een mvv niet gelijkstaat aan het verlenen van een verblijfsvergunning. Dit volgt uit artikel 14, tweede lid, van de Vw, waarin staat dat aan de houder van een geldige mvv binnen twee weken nadat zij zich heeft aangemeld ambtshalve een verblijfsvergunning wordt verleend. Niet in geschil is dat eiseres zich niet heeft aangemeld om de verblijfsvergunning in ontvangst te nemen. Toen eiseres in Nederland is aangekomen, kwam verweerder erachter dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de verblijfsvergunning omdat zij is afgemeld voor de studie. De verblijfsvergunning is dus nooit aan haar verleend. Eiseres heeft daarom nooit rechtmatig verblijf gehad op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, van de Vw, zoals wel is vereist om op grond van artikel 3.82 van het Vb te worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. Zij kan daarom niet binnen een redelijke termijn een nieuwe aanvraag hebben ingediend. Om deze reden is artikel 3.82 van het Vb niet van toepassing en heeft verweerder kunnen concluderen dat eiseres niet op deze grond kon worden vrijgesteld van het mvv-vereiste.
Heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM?
7. Eiseres voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste omdat zij geen duurzame en exclusieve relatie zou hebben met referent. Verweerder heeft het beroep op vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM niet op de juiste wijze beoordeeld, nu eiseres en referent voldoende stukken hebben overgelegd om hun relatie te onderbouwen. Ook hecht verweerder ten onrechte veel waarde aan het feit dat referent (nog) niet aan de SVBheeft gemeld dat hij samenwoont met zijn partner. Op de hoorzitting heeft referent gemeld dat het vanwege de huidige verblijfsstatus van eiseres onduidelijk is of hij dit moet melden en dat daarom nog niet heeft gedaan. Voornoemde uitleg wordt ten onrechte niet betrokken bij de beoordeling. Ook is eiseres van oordeel dat er geen juiste belangenafweging plaats heeft gevonden in het kader van artikel 8 van het EVRM. Zwaar zou moeten wegen dat eiseres en referent al langere tijd een duurzame en exclusieve relatie hebben.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen vaststellen dat eiseres niet op grond van artikel 8 van het EVRM in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiseres te weinig stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van het bestaan van een duurzame en exclusieve relatie. Vooropgesteld wordt dat de kwaliteit van de relatie niet ter toetsing staat. Toch mag van een liefdesrelatie worden verwacht dat die een zekere intensiteit heeft die verder gaat dan slechts een vriendschappelijke relatie. Uit de overgelegde foto’s, Whatsappgesprekken en de overboeking blijkt niet dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. De stukken zijn slechts momentopnamen die niet veel zeggen over de duur van en de invulling die wordt gegeven aan de relatie. Hoewel uit de Whatsappgesprekken naar voren komt dat eiseres en referent samenwonen, volgt uit die gesprekken niet dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Uit de overgelegde Whatsappgesprekken blijkt namelijk dat sprake is van slechts oppervlakkig contact. Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder op grond van het voorgaande stellen dat de duurzame en exclusieve relatie onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Verweerder heeft eiseres daarom terecht niet vrijgesteld van het mvv-vereiste op grond van artikel 3.71, tweede lid, onder l van het Vb.
Heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule?
9. Eiseres voert aan dat verweerder onvoldoende is ingegaan op de uitgebreide motivering van eiseres en referent van het beroep op de hardheidsclausule tijdens de hoorzitting. Daarnaast voldoet eiseres aan alle andere materiële voorwaarden voor toelating en heeft verweerder ten onrechte niet beoordeeld of het, gelet op de bijzondere feiten en omstandigheden van het geval, onevenredig bezwarend zou zijn om een mvv van eiseres te verlangen. Eiseres verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdelingvan 29 maart 2019.Verweerder had over moeten gaan tot een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag met vrijstelling van het mvv-vereiste.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet in aanmerking kom voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule. Uit paragraaf B1/4.1 van de Vcvolgt dat verweerder de hardheidsclausule in ieder geval toepast als aan alle voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ wordt voldaan, afgezien van het mvv-vereiste. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent, waardoor verweerder ook heeft mogen aannemen dat er geen familieleven is tussen eiseres en referent. Hierdoor voldoet eiseres dus niet aan alle voorwaarden van de verblijfsvergunning. Verweerder heeft daarom mogen vaststellen dat de hardheidsclausule geen aanleiding vormt om eiseres vrij te stellen van het mvv-vereiste.