ECLI:NL:RBDHA:2023:15594
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die op 30 augustus 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 15 juni 2023 de mvv-aanvraag van eiser ingewilligd. De rechtbank heeft eiser op 11 september 2023 verzocht om te reageren op deze inwilligende beslissing. Eiser heeft aangegeven het beroep in te trekken, mits verweerder bereid is de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat verweerder met de inwilligende beslissing op de mvv-aanvraag van eiser volledig tegemoet is gekomen aan het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Eiser had echter het recht om beroep in te stellen vanwege het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. De rechtbank heeft daarom besloten om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft gemaakt. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) zoals dat gold in 2022, met toepassing van de wegingsfactor ‘licht’ omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.