ECLI:NL:RBDHA:2023:15590

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
SGR 23/5891
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening maatschappelijke opvang

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker afgewezen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om toegelaten te worden tot de maatschappelijke opvang, die door het college van burgemeester en wethouders van Gouda was afgewezen op 21 juli 2023. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 september 2023 behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de gemachtigden van de verzoeker en het college aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de verzoeker in staat moet worden geacht zelf in zijn onderdak te voorzien, ondanks dat hij nog geen woonruimte heeft gevonden. De voorzieningenrechter stelt vast dat de schaarste op de woningmarkt in de regio waar de verzoeker wil wonen, niet betekent dat hij niet in staat is om zich in de samenleving te handhaven. De Wmo 2015 biedt geen oplossing voor de huisvestingsproblematiek die de verzoeker ervaart. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is dat een voorlopige voorziening rechtvaardigt, en wijst het verzoek af.

De uitspraak heeft geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet. De voorzieningenrechter wijst erop dat de termijn van verblijf in de maatschappelijke opvang niet zal worden verlengd en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5891

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 oktober 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. R.G.A.M. van den Heuvel),
en

het college van burgemeester en wethouders van Gouda, het college

(gemachtigde: C. de Jongh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om toegelaten te worden tot de maatschappelijke opvang.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 21 juli 2023 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
3.1.
Verzoeker is op 25 februari 2023 vanuit Nederland naar Afrika vertrokken. Op 12 juli 2023 is hij weer terug naar Nederland gereisd. Vervolgens heeft hij zich op 14 juli 2023 bij het college gemeld om toegelaten te worden tot de maatschappelijke opvang.
3.2.
Het college heeft in het bestreden besluit geweigerd verzoeker toe te laten tot de maatschappelijke opvang. Volgens het college is verzoeker onvoorbereid vanuit Afrika naar Nederland gekomen. Er is slechts sprake van huisvestingsproblematiek. Daarvoor is de maatschappelijke opvang niet bedoeld. Uit coulance mag verzoeker wel vanaf 14 juli 2023 tot en met 14 oktober 2023 in de maatschappelijke opvang verblijven om zijn leven op te starten.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
4. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient dus eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
4.1.
De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang aanwezig. Er is sprake van dreigende dakloosheid, nu verzoeker op betrekkelijk korte termijn deze opvang moet verlaten en hij nog geen huisvesting gevonden heeft.
Wat vindt verzoeker?
5. Verzoeker betoogt dat het college eraan voorbijgaat dat hij eerder 22 jaar in Nederland heeft verbleven en dat hij een WW-uitkering ontvangt. Daarnaast heeft verzoeker schulden. De uit coulance geboden termijn van 3 maanden is te kort om een herstart van zijn leven te maken. Verzoeker vraagt om verlenging van die termijn met zes maanden.
Wat oordeelt de voorzieningenrechter voorlopig?
6. Naar voorlopig oordeel komt verzoeker niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit opvang.
6.1.
Om daarvoor in aanmerking te komen, is op grond van artikel 1.2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) vereist dat de ingezetene van Nederland niet in staat is zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving.
6.2.
De gemachtigde van het college heeft ter zitting opgemerkt dat als het niet druk is in de opvang en als verzoeker binnen bijvoorbeeld een maand woonruimte heeft, hij nog even in de opvang kan blijven. Het aantal plaatsen in de opvang is echter beperkt.
6.3.
In geschil is de vraag of verzoeker in staat is zich te handhaven in de samenleving. Vooralsnog is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker in staat moet worden geacht zelf in zijn onderdak te kunnen voorzien. Hij ontvangt een WW-uitkering van ongeveer € 1.100,- netto per maand, zij het dat daar naar eigen zeggen beslag op ligt. Verzoeker staat al sinds 2017/2018 ingeschreven als woningzoekende. Verzoeker is van plan urgentie aan te vragen en een schuldhulpmaatje te vinden. Dat verzoeker nog geen woonruimte heeft gevonden duidt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet op problemen bij het zich handhaven in de samenleving maar vooral op schaarste op de woningmarkt in de regio waar verzoeker wil wonen. De Wmo 2015 is niet bedoeld om hiervoor een oplossing te bieden.
6.4.
Gelet op 6.2 en 6.3 bestaat geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen waarbij aan verzoeker een werkvoorziening in de vorm van opvang wordt toegekend.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de voorzieningenrechter de termijn van verzoekers verblijf in de maatschappelijke opvang niet zal verlengen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.