ECLI:NL:RBDHA:2023:15503

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
09/333007-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het veroorzaken van een verkeersongeval door onoplettendheid en onvoorzichtigheid met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 16 oktober 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 29 maart 2022 in Sassenheim een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 1957, was als bestuurder van een auto betrokken bij een aanrijding met een fietser, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gehandeld, onder andere door onvoldoende maatregelen te nemen tegen verblinding door de zon. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uren op en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet roekeloos had gehandeld, maar wel in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank nam in haar overwegingen ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, waaronder haar blanco strafblad en de impact van het ongeval op zowel de verdachte als het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/333007-22
Datum uitspraak: 16 oktober 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 2 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Roosma en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. J. de Vries naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 oktober 2023 - ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 29 maart 2022 te Sassenheim, gemeente Teylingen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, [locatie 1] zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
zij, verdachte,
- heeft niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en/of heeft onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers werd het zicht (ernstig) belemmerd door de (laagstaande) zon en/of (vervolgens)
- heeft onvoldoende maatregelen getroffen om haar zicht op de weg en/of het verkeer te verbeteren en/of
- heeft snelheid vermeerderd, althans onvoldoende haar snelheid aangepast op de situatie ter plaatse en/of
- heeft haar motorrijtuig niet tijdig tot stilstand gebracht tengevolge waarvan zij met haar motorrijtuig achterop een voor haar rijdende fietser is gebotst, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een neusfractuur en/of een polsfractuur en/of kaakfractuur in onderkaak beiderzijds en/of bloeduitstorting tussen hersenvliezen en hersenweefsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 29 maart 2022 te Sassenheim, gemeente Teylingen als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, [locatie 1] , als volgt heeft gehandeld: zij, verdachte,
- heeft niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en/of heeft onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers werd het zicht (ernstig) belemmerd door de (laagstaande) zon en/of (vervolgens)
- heeft onvoldoende maatregelen getroffen om haar zicht op de weg en/of het verkeer te verbeteren en/of
- heeft snelheid vermeerderd, althans onvoldoende haar snelheid aangepast op de situatie ter plaatse en/of
- heeft haar motorrijtuig niet tijdig tot stilstand gebracht tengevolge waarvan zij met haar motorrijtuig achterop een voor haar rijdende fietser is gebotst, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [slachtoffer] ) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 29 maart 2022 heeft op [locatie 1] in Sassenheim een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij de verdachte betrokken was als bestuurster van een personenauto en [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) als fietser. De personenauto en de fietser reden beiden over [locatie 1] in dezelfde rijrichting. Zij naderden de kruising met [locatie 2] , waar de verdachte voornemens was rechts af te slaan om [locatie 2] in te rijden. Kort voor de kruising werd [slachtoffer] door de auto van de verdachte van achter aangereden, waarbij zij als gevolg van dit ongeval letsel heeft opgelopen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verkeersgedragingen van de verdachte die tot dit ongeval hebben geleid, kunnen worden aangemerkt als overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) of overtreding van artikel 5 WVW.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde en zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 90).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 2 oktober 2023:
Ik reed op [locatie 1] . Ik kreeg de zon in mijn ogen. Ik reed en ik naderde de bocht. Ik wilde rechts afslaan naar [locatie 2] . Het enige dat ik mij nog herinner is dat ik een klap hoorde en toen was het eigenlijk al gebeurd.
Ik had haar (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) niet gezien. Het klopt dat het mijn fout is. Het klopt ook dat ik onvoldoende maatregelen heb genomen tegen de zon. Ik droeg een bril met meekleurende glazen, maar dat werkte in de auto niet tegen de zon. Ik had geen zonnebril op. Op [locatie 1] was er zelfs een stuk waar ik helemaal niets zag.
2. Het proces-verbaal van VerkeersOngevallenAnalyse, opgemaakt op 16 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 48-50):
Dag / datum ongeval
Dinsdag 29 maart 2022
Op [locatie 1] gelegen binnen de bebouwde kom van Sassenheim in de gemeente Teylingen op het weggedeelte gelegen tussen [locatie 3] en [locatie 2] had een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een personenauto en een fiets.
De personenauto en fietser reden beide over [locatie 1] in de richting van [locatie 2] . De fietser werd van achter aangereden door de personenauto. Het slachtoffer (fietser) is met letsel overgebracht naar het ziekenhuis.
3. Het proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden), opgemaakt op 30 november 2022, voor zover inhoudende (p. 46):
In het beeld is de datum 2022-03-29 en het tijdstip 13-22-03 te zien.
Op 13.22.38 komt aan de linkerzijde een dame op de fiets. Deze dame rijdt op een damesfiets met fietstassen aan de achterzijde en ze draagt een groene jas, blauwe spijkerbroek en witte schoenen.
Op 13.22.41 komt er een grijze personenauto in beeld. Deze komt rustig over de
aanwezige verkeersdrempel. Nadat de personenauto over de verkeersdrempel heen is schiet de personenauto vooruit met een behoorlijke snelheid.
4. De eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden van 29 maart 2022, gedaan op de terechtzitting van 2 oktober 2023:
Vanaf 13.22.41: de verdachte rijdt enige tijd achter de fietser aan en versnelt.
5. Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , opgemaakt op 1 juni 2022 (p. 42-43):
Naar aanleiding van uw aanvraag medische informatie zijn gegevens ontvangen van: mevrouw [slachtoffer] , [geboortedatum] .
Er was sprake van de volgende letsels:
-Beiderzijds breuken in onderkaak
-Breuk van de neus
-Breuk van de pols links
-Tussen de hersenvliezen en het hersenweefsel binnen de schedel een kleine bloeduitstorting,
-Diverse bloeduitstortingen en schaafwonden aan het aangezicht, op de handrug rechts en op beide knieën.
Betrokkene werd ter observatie opgenomen op de afdeling neurologie.
De normale herstel duur van een gebroken kaak en neus is tenminste 6 tot 8 weken. De normale herstel duur van een polsbreuk is gemiddeld 2 tot 3 maanden, bij ongecompliceerd verloop. Wat betreft de bloeduitstorting binnen de schedel: de exacte prognose is nog onbekend, dergelijk letsel kan volledig herstellen, maar restklachten, zoals hoofdpijn en concentratiestoomissen kunnen ook voorkomen.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994?De rechtbank moet op basis van de omstandigheden zoals die blijken uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen beoordelen of de verdachte een strafrechtelijk verwijt in de zin van artikel 6 WVW kan worden gemaakt, zoals primair ten laste is gelegd. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid van de verdachte.
De mate van schuld
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat geen sprake is van roekeloos rijgedrag. Daarvoor is vereist dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Hiervan is niet gebleken. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van dat onderdeel in de tenlastelegging.
Wel is de rechtbank van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en dat het ongeval aan haar schuld als bedoeld in artikel 6 WVW is te wijten.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt op basis van de camerabeelden en de eigen waarneming vast dat de verdachte op [locatie 1] enige tijd achter [slachtoffer] heeft gereden en dat [slachtoffer] voor de verdachte al die tijd zichtbaar moet zijn geweest. De verdachte heeft echter, zoals zij zelf heeft verklaard, [slachtoffer] niet gezien. Dat valt de verdachte te verwijten.
Ook heeft de verdachte verklaard dat zij langere tijd werd verblind door de zon. Van een bestuurder mag worden verwacht dat hij of zij voorzorgsmaatregelen treft op het moment dat hij of zij wordt verblind door de zon, bijvoorbeeld door een zonnebril op te zetten of snelheid te minderen, en dat in zo’n situatie extra goed wordt opgelet op de aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers. De verdachte heeft dat nagelaten. In plaats daarvan heeft zij haar snelheid vermeerderd waardoor de personenauto met een behoorlijke snelheid vooruitschoot en tegen [slachtoffer] aanreed.
Anders dan door de raadsman is bepleit, is de rechtbank op grond van het voorgaande van oordeel dat geen sprake is geweest van enkel een momentane onoplettendheid. De verdachte is tekortgeschoten in wat van haar in de gegeven omstandigheden als voorzichtig en oplettend verkeersdeelnemer verwacht had mogen worden. De rechtbank kwalificeert het gedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
Aard van het letsel
Uit de medische informatie blijkt dat [slachtoffer] meerdere breuken aan haar kaak en neus, een gebroken pols en een kleine bloeduitstorting onder de schedel heeft opgelopen. Gezien de combinatie van verwondingen en de aard en de ernst van het letsel oordeelt de rechtbank dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat het verkeersgedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend in de zin van artikel 6 WVW is aan te merken en dat daardoor een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht aldus het primair ten laste gelegde bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
zij op 29 maart 2022 te Sassenheim, gemeente Teylingen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, [locatie 1] zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
zij, verdachte,
- heeft niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en heeft onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer, immers werd het zicht (ernstig) belemmerd door de zon en
- heeft
(vervolgens)onvoldoende maatregelen getroffen om haar zicht op de weg en het verkeer te verbeteren en
- heeft snelheid vermeerderd, en
- heeft haar motorrijtuig niet tijdig tot stilstand gebracht ten gevolge waarvan zij met haar motorrijtuig achterop een voor haar rijdende fietser is gebotst, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een neusfractuur en een polsfractuur en
eenkaakfractuur in
deonderkaak beiderzijds en
eenbloeduitstorting tussen
dehersenvliezen en
hethersenweefsel, werd toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid en taakstraf op te leggen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht het onvoorwaardelijk gedeelte van de op te leggen straf(fen) zeer te matigen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft door aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig te rijden een verkeersongeval veroorzaakt waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat zij door haar verkeersgedrag de veiligheid van anderen in gevaar heeft gebracht. Vier maanden na het ongeval ondervond het slachtoffer nog altijd klachten.
Anderzijds houdt de rechtbank ook rekening met de impact die het feit op de verdachte heeft gehad. Ter terechtzitting heeft de rechtbank de indruk gekregen dat de verdachte het laakbare van haar handelen inziet en zich verantwoordelijk voelt voor het door haar veroorzaakte verkeersongeval. Dit blijkt onder andere uit de omstandigheid dat zij uit eigen beweging rijlessen heeft gevolgd en contact heeft gezocht met het slachtoffer om haar medeleven te tonen. Ook houdt de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening met het blanco strafblad van de verdachte waaruit blijkt dat de verdachte haar hele leven van onbesproken verkeersgedrag is geweest.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straffen aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van een aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, geldt volgens deze oriëntatiepunten als uitgangspunt een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. In overeenstemming met die oriëntatiepunten acht de rechtbank een taakstraf van 120 uur passend en geboden. In de hiervoor besproken (persoonlijke) omstandigheden ziet de rechtbank wel aanleiding om de ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden geheel voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank acht een voorwaardelijke ontzegging passend om enerzijds de ernst van het gepleegde feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds om invloed uit te oefenen op het verkeersgedrag van de verdachte in de toekomst.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (ZESTIG) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat die ontzegging
nietzal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het eind van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snoeijer, voorzitter,
mr. M. Rigter, rechter,
mr. A.A. de Groot, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. M.J. Langeveld en M.N.D. Snel, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 oktober 2023.