ECLI:NL:RBDHA:2023:15500

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/653261 / JE RK 23-1799 C/09/653035 / JE RK 23-1758 C/09/653594 / JE RK 23-1831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en thuisplaatsing bij de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 september 2023 uitspraak gedaan over de verzoeken tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam04]. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor de machtiging niet meer aanwezig zijn, aangezien de moeder inmiddels een eigen woning heeft en er geen zorgen zijn over haar opvoedvaardigheden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam04] per 21 oktober 2023 teruggeplaatst zal worden bij de moeder, na een periode van geleidelijke terugplaatsing. De kinderrechter heeft ook de verzoeken van de moeder en de oma beoordeeld, waarbij de moeder verzocht om de terugplaatsing van [naam04] en de oma om de hoofdverblijfplaats van [naam04] bij haar te bepalen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de strijd tussen de moeder en de oma schadelijk is voor [naam04] en dat het in zijn belang is om bij de moeder te verblijven. De kinderrechter heeft een schema vastgesteld voor de terugplaatsing en benadrukt dat de gecertificeerde instelling verantwoordelijk is voor de uitvoering hiervan. De kinderrechter heeft het verzoek van de oma om een bijzondere curator te benoemen afgewezen, omdat de belangen van [naam04] al worden behartigd door de jeugdbeschermer van de gecertificeerde instelling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummers:
I. C/09/653261 / JE RK 23-1799
II. C/09/653035 / JE RK 23-1758
III. C/09/653594 / JE RK 23-1831
Datum uitspraak: 19 september 2023
Beschikking van de kinderrechter
I.
Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
II.
Geschillenregeling ex artikel 1:262b BW
III.
Afwijzing geschillenregeling ex artikel 1:262b BW
in de zaak (I) naar aanleiding van het op 4 september 2023 ingekomen verzoekschrift van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
in de zaak (II) naar aanleiding van het op 30 augustus 2023 ingekomen verzoekschrift van:
[naam01],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.S. Polat, gevestigd te ’s-Gravenhage.
in de zaak (III) naar aanleiding van het op 8 september 2023 ingekomen verzoekschrift van:
[naam02] ,
hierna te noemen: de grootmoeder moederszijde,
hierna ook te noemen: de oma
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. V. Vitanov, gevestigd te ’s-Gravenhage.
over
[naam03], geboren op [geboortedatum01] 2010 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam04] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden ten aanzien van verzoek I. aan:
de moeder,
voornoemd.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden ten aanzien van verzoek II. aan:
de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden ten aanzien van verzoek III. aan:
de moeder,
voornoemd,
de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter merkt als informant ten aanzien van verzoeken I. en II. aan:
de oma,
voornoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift I. met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 4 september 2023;
  • het verzoekschrift II. met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 30 augustus 2023;
  • het verzoekschrift III. met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 8 september 2023;
- het verweerschrift in zake het verzoekschrift I. van de zijde van de moeder met bijlagen van 14 september 2023;
  • het bericht van de zijde van de moeder van 12 september 2023;
  • het bericht met bijlagen van de zijde van de oma van 15 september 2023;
  • het bericht met bijlagen van de zijde van de moeder van 18 september 2023.
Het verweerschrift van de zijde van de oma in zake het verzoekschrift I. (C/09/653261 / JE RK 23-1799) van 12 september 2023 betrekt de kinderrechter niet in haar beoordeling, gelet op het feit dat de oma niet aangemerkt wordt als belanghebbende in dit verzoekschrift.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en ondersteund door mevrouw [naam05] (ambulant begeleider Bureau Basiszorg);
- mevrouw [naam06] en mevrouw [naam07] van de gecertificeerde instelling;
- de oma, bijgestaan door mr. E. Radenovska, gevestigd te ’s-Gravenhage, waarnemend voor mr. V. Vitanov.
1.3.
De kinderrechter heeft [naam04] naar zijn mening gevraagd. [naam04] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [naam04] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[naam04] is erkend door de heer [naam08] .
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam04] .
2.3.
[naam04] verblijft sedert 22 oktober 2022 bij de oma.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 juli 2023 [naam04] onder toezicht gesteld tot 26 juli 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 juli 2023 een machtiging verleend [naam04] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de oma tot 26 oktober 2023.

3.De verzoeken

I.
Verlenging machtiging uithuisplaatsing
3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam04] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [naam04] verblijft sinds oktober 2022 bij de oma, omdat de moeder opgenomen werd bij [adres01] . Hoewel het in eerste instantie een vrijwillige plaatsing betrof, is [naam04] bij beschikking van 26 juli 2023 onder toezicht van de gecertificeerde instelling gesteld en is een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor netwerkpleegzorg verleend, waardoor [naam04] momenteel in het gedwongen kader bij de oma verblijft. De voornaamste oorzaak hiervoor was de strijd tussen de moeder en de oma. [naam04] zit volledig klem tussen hen. De houding van de oma ten opzichte van de moeder is zorgelijk. In de afgelopen periode is gebleken dat er nog onverminderd grote zorgen zijn over het contact tussen de moeder en de oma. Tussen hen is er weinig vertrouwen en de moeder heeft momenteel drie aangiftes tegen de oma gedaan. [naam04] wordt belast met deze spanning en bevindt zich hierdoor in een loyaliteitsconflict. Dit is schadelijk voor hem. Daarnaast heeft de gecertificeerde instelling besloten dat het contact tussen de moeder en [naam04] onbegeleid kan plaatsvinden, maar de oma is het daar niet mee eens. Door de begeleiders van de moeder vanuit [adres01] en Bureau Basiszorg werd aangegeven dat er geen reden is om het contact tussen de moeder en [naam04] te begeleiden en dat het zou moeten worden uitgebreid. Ook is er door de begeleider van [adres01] bevestigd dat er bij de moeder geen sprake is van psychiatrische problematiek, en werd er tijdens de drie begeleide contactmomenten gezien dat er veel liefde is tussen de moeder en [naam04] en dat het de moeder lukt om afspraken te maken. Op dit moment verloopt het contact dan ook onbegeleid en als volgt:
  • De oma brengt [naam04] elke zaterdag naar judo. De moeder haalt hem dan op en neemt hem mee naar de woning van mevrouw [naam09] (zus van de oma/tante van de moeder). De moeder brengt [naam04] om 21:15 uur weer bij de grootmoeder;
  • De moeder haalt [naam04] op woensdag op van school en neemt hem mee naar de woning van mevrouw [naam09] . De moeder brengt [naam04] om 20:15 uur terug bij de oma;
  • Op 16 september 2023 zal [naam04] ook een nachtje logeren bij de moeder, in aanwezigheid van mevrouw [naam09] ;
  • Er zijn nu geen vaste belmomenten tussen de moeder en [naam04] . Het nummer van de moeder komt weer in de telefoon van [naam04] te staan, en als daar behoefte naar is kunnen ze elkaar berichten;
  • Als de moeder weer een eigen woning heeft, dan kan [naam04] met haar mee en zal er enkele uren begeleiding aanwezig zijn, om zo meer zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de moeder.
De gecertificeerde instelling heeft ernstige zorgen over de plaatsing bij oma omdat zij niet meewerkt aan de omgangsregeling en zij [naam04] niet in staat stelt zich prettig en veilig te voelen in het contact met zijn moeder, De gecertificeerde instelling heeft daarom overwogen [naam04] over te plaatsen naar een ander pleeggezin. De gecertificeerde instelling meent echter dat het nog laten voortduren van de plaatsing bij de oma minder schadelijk is voor zijn ontwikkeling dan hem opnieuw ergens anders te plaatsen. De gecertificeerde instelling denkt wel dat [naam04] weer bij zijn moeder kan gaan wonen, maar er is nog onvoldoende duidelijkheid over de veiligheid in de thuissituatie van de moeder. Daarom is een terugplaatsing van [naam04] bij de moeder volgens de gecertificeerde instelling nog niet aan de orde. Er moet eerst meer zicht komen op de opvoedvaardigheden van de moeder. De gecertificeerde instelling heeft daarom meerdere aanmeldingen gedaan bij verschillende hulpverleningsorganisaties, waaronder Stichting Groeii, Family Supporters en Sensazorg. Wat hierbij een belemmering is dat de moeder binnenkort zal verhuizen naar [plaats02] en de bovenstaande hulpverleningsorganisaties kampen met wachtlijsten en bovendien geen contract hebben met de gemeente waar de moeder op dit moment staat ingeschreven. Dit maakt dat de hulpverlening nog niet van de grond is gekomen. Naast het bovengenoemde heeft de gecertificeerde instelling aanmeldingen gedaan voor gezinsopnames vanuit onder meer Gezinstotaal. De verwachting is dat, door de bestaande wachtlijsten, Gezinstotaal na oktober 2023 de gezinsopname kan inzetten. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling daartoe aanvullend naar voren gebracht dat er een aanmelding is gedaan voor een gezinsopname vanuit Arcade. Op 3 oktober 2023 zal het eerste gesprek plaatsvinden. Daarnaast heeft de gecertificeerde instelling ter zitting naar voren gebracht dat [naam04] aangemeld is voor een coach vanuit Coach25 en dat de eerste gesprekken hebben plaatsgevonden. Daarna zal speltherapie of PMT worden ingezet voor [naam04] . Ook zal in de komende periode de omgang tussen de moeder en [naam04] verder uitgebreid gaan worden, mits deze goed verloopt. Hierbij zal ambulante hulpverlening worden ingezet. Omdat de gecertificeerde instelling terugplaatsing van [naam04] op dit moment nog niet mogelijk acht, verzoekt zij verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden noodzakelijk.
II.
Verzoek ex artikel 1:262b BW
Door en namens de moeder is aan de kinderrechter een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Het verzoek van de moeder strekt er met name toe dat het niet in het belang van [naam04] is dat hij nog langer bij de oma verblijft en dat de gecertificeerde instelling onvoldoende voortvaren te werk gaat om de thuisplaatsing van [naam04] bij de moeder te realiseren. Zij voert daartoe aan dat de plaatsing van [naam04] bij de oma niet passend is en niet in zijn belang. De strijd tussen de moeder en de oma komt steeds meer op de voorgrond te staan. De moeder heeft onlangs zelfs aangifte gedaan tegen de oma. De gecertificeerde instelling wordt meegenomen in de strijd tussen haar en de oma. De oma werkt niet adequaat mee aan het faciliteren van de omgang tussen de moeder en [naam04] . Tot op heden is de omgang tussen de moeder en [naam04] niet uitgebreid, omdat de oma hierin niet meebeweegt. Zo krijgt de moeder steeds op het laatste moment te horen of de omgang tussen haar en [naam04] doorgang vindt. Ook wordt [naam04] door de oma belast met onwaarheden over de moeder. Hierdoor bevindt hij zich nog steeds in een loyaliteitsconflict. De moeder meent dat de gecertificeerde instelling voortvarend te werk dient te gaan in het onderzoek naar de mogelijke terugplaatsing van [naam04] . Het standpunt van de gecertificeerde instelling, dat er onvoldoende zicht is op de situatie van de moeder, doet aan het vorenstaande niet af. Bovendien is er in de thuissituatie van de moeder voldoende hulpverlening betrokken en meent zij dat door middel van de begeleide omgang, die goed is verlopen, is aangetoond dat zij over voldoende opvoedvaardigheden beschikt om de verzorging en opvoeding van [naam04] opnieuw te dragen. De moeder voelt zich dan ook genoodzaakt te verzoeken:
primair: dat [naam04] per direct wordt geplaatst bij de moeder;
subsidiair: dat het besluit van de gecertificeerde instelling van 17 augustus 2023 wordt vernietigd en dat de machtiging tot uithuisplaatsing geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken voor zover deze betrekking heeft op de netwerkplaatsing bij de oma, en dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend voor de netwerkplaatsing bij mevrouw [naam09] ; meer subsidiair: dat het verzoek voor de duur van één maand in zijn geheel wordt aangehouden, gedurende welke periode de gecertificeerde instelling onderzoekt of mevrouw [naam09] kan worden aangewezen als een geschikte pleegouder voor [naam04] . Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, dient de machtiging tot uithuisplaatsing te worden beëindigd, dan wel dient een nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing bij mevrouw [naam09] verleend te worden;
uiterst subsidiair: het geschil in het kader van de geschillenregeling te beslechten, ofwel zoals de rechtbank in goede justitie juist acht.
III.
Verzoek oma ex artikel 1:262b BW
Door en namens de oma is aan de kinderrechter een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Het verzoek van de oma strekt er onder meer toe dat de hoofdverblijfplaats van [naam04] voor de duur van de ondertoezichtstelling bij haar wordt bepaald en dat de oma als pleegouder wordt aangewezen, zodat zij de voor haar noodzakelijke financiële ondersteuning krijgt. [naam04] verblijft sinds oktober 2022 bij de oma, waar hem de noodzakelijke rust en stabiliteit wordt geboden. [naam04] is gebaat bij de duidelijkheid en structuur die hij krijgt in de thuissituatie van de oma. De oma kan aansluiten bij zijn behoeften, het is dan ook in het belang van [naam04] dat het verblijf bij de oma wordt gecontinueerd. Daarnaast strekt het verzoek van de oma ertoe dat de vastgestelde omgangsregeling tussen de moeder en [naam04] gewijzigd dient te worden, of dat deze in zijn geheel geschorst dient te worden. Ten slotte verzoekt de oma te bepalen dat de gecertificeerde instelling allereerst een schriftelijk rapport overlegt over de veiligheidssituatie in de thuissituatie van de moeder, vóórdat gaat overnachten bij de moeder. Oma wil het contact tussen [naam04] en de moeder niet verhinderen, maar [naam04] nog steeds last heeft van nachtmerries door de thuissituatie van de moeder, onder meer door een mishandeling. [naam04] heeft daarover zelf op 3 september 2023 een brief geschreven. Een overnachting bij de moeder is op dit moment niet goed voor [naam04] . [naam04] moet eerst professionele hulp krijgen, waarbij gewerkt wordt aan de hechtingsrelatie met de moeder en aan het herstel van vertrouwen van [naam04] in zijn moeder. Tot slot verzoekt de oma dat een bijzondere curator wordt benoemd voor [naam04] te voeren.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen de verzochte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam04] . Daartoe stelt de moeder dat er in de eerste plaats niet wordt voldaan aan de wettelijke gronden voor een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De argumenten die ten grondslag liggen aan het verzochte, zijn niet meer actueel. De moeder werkt mee aan de hulpverlening en is stabiel en betrouwbaar in de omgang met [naam04] . De strijd met de oma belemmert de situatie en zij belast [naam04] met volwassenproblematiek. Daarnaast heeft de oma, conform de gemaakte afspraken met de gecertificeerde instelling, het nummer van de moeder in de telefoon van [naam04] niet gedeblokkeerd en wil zij niet meewerken aan de verdere uitbreiding van de omgang. Dit blijkt des te meer nu de oma zelfstandig een verzoekschrift heeft ingediend omtrent de omgang tussen de moeder en [naam04] . De oma heeft in haar strijd het belang van [naam04] niet voor ogen en betrekt hem in haar strijd. De moeder stelt dat het dan ook niet in het belang van [naam04] is om langer bij de oma te verblijven. De moeder meent dat een terugplaatsing bij haar in het belang van [naam04] is en dat hier met voortvarendheid naar toe dient te worden gewerkt. Ook bij beschikking van 26 juli 2023 bepaald is dat de gecertificeerde instelling met voortvarendheid diende toe te werken naar een terugplaatsing van [naam04] bij de moeder. Er zijn geen indicatoren dat de thuissituatie bij de moeder onveilig is en de moeder heeft een breed netwerk aan hulpverleners die zicht kunnen houden op haar situatie. Daarbij komt dat gebleken is dat de omgang tussen de moeder en [naam04] zeer positief verloopt. Hieruit blijkt dat de moeder de zorg voor [naam04] weer op zich kan nemen. De moeder meent dat zij kan aansluiten bij de behoeften van [naam04] en dat zij hem kan bieden wat hij nodig heeft. Ondanks voorgenoemde positieve ontwikkelingen, stagneert de terugplaatsing van [naam04] bij de moeder. Ter zitting wordt door en namens de moeder aanvullend naar voren gebracht dat, hoewel de hulpverlening niet van de grond komt door de bestaande wachtlijsten, de gecertificeerde instelling geen alternatieven voor deze hulpverlening onderzoekt, zoals het VUHP, die toegezegd hebben hulpverlening in te kunnen zetten. Verder heeft de moeder aangevoerd dat, indien [naam04] nog langer bij de oma moet blijven in het kader van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, de oma aangemerkt zal worden als belanghebbende. De moeder is bezorgd dat de strijd tussen de moeder en de oma zal verharden. Gelet op het bovenstaande verzoekt de moeder de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen. Subsidiair verzoekt de moeder de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor netwerkpleegzorg, te weten bij mevrouw [naam09] , of wel de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor een voorziening voor pleegzorg voor de duur van één maand. In die periode dient de gecertificeerde instelling toe te werken naar een terugplaatsing van [naam04] bij de moeder.
4.2.
Door en namens de gecertificeerde instelling wordt ter zitting naar voren gebracht dat gebleken is dat de terugplaatsing van [naam04] binnen drie maanden niet gerealiseerd kon worden. Hoewel de gecertificeerde instelling het verzoek van de moeder onderschrijft, in die zin dat [naam04] teruggeplaatst bij de moeder moet worden, is dit afhankelijk van binnen welke termijn de hulpverlening start. Dit wordt bemoeilijkt door de bestaande wachtlijsten. Daarnaast wil de gecertificeerde instelling voorafgaand aan de terugplaatsing van [naam04] de omgang uitbreiden, om zo meer zicht te verkrijgen op de gehele situatie.
4.3.
Desgevraagd wordt door en namens de oma verweer gevoerd tegen het door de moeder ingediende verzoek. Daartoe heeft de oma ter zitting naar voren gebracht dat de oma sinds de geboorte van [naam04] in zijn leven betrokken is. De oma meent dat zij de communicatie tussen haar en de moeder verbetert in het belang van [naam04] . Zij wenst dat [naam04] zich veilig voelt bij haar, zodat hij dit tegelijkertijd kan voelen bij de moeder. Verder betwist de oma dat zij geen medewerking verleent aan de hulpverlening en betwist zij ook dat zij de omgang tussen de moeder en [naam04] belemmert. De oma werkt juist mee met de hulpverlening en is van mening dat, voordat [naam04] kan overnachten bij de moeder, speltherapie en coaching voor hem moeten worden ingezet. Zodoende kan zijn veiligheid worden gewaarborgd. De oma is dan ook van mening dat een terugplaatsing bij de moeder dan wel bij mevrouw [naam09] niet tot de mogelijkheden behoren.

5.De beoordeling

I.
Verlenging machtiging uithuisplaatsing
5.1.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, BW genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing niet meer, althans onvoldoende, aanwezig zijn.
Daartoe overweegt de kinderrechter het volgende. Sinds oktober 2022 verblijft [naam04] bij de oma. Hoewel de oma van [naam04] houdt en voorziet in de basale verzorging van [naam04] , werkt zij niet mee aan de hulpverlening en houdt zij de vastgestelde omgangsregeling tegen. De houding van de oma ten aanzien van de moeder is zorgelijk en de strijd tussen de moeder en de oma is in de afgelopen periode steeds meer verhard. [naam04] wordt hiermee belast en bevindt zich daardoor in een loyaliteitsconflict. Dit is heel schadelijk voor hem. Hoewel de kinderrechter bij beschikking van 26 juli 2023 de gecertificeerde instelling meegaf dat er met voortvarendheid gewerkt diende te worden aan de terugplaatsing van [naam04] bij de moeder, is de terugplaatsing niet gerealiseerd binnen de termijn van drie maanden. [naam04] verblijft tot op heden bij de oma, ondanks de twijfel die bij de gecertificeerde instelling bestaat over de geschiktheid van de oma als pleegouder. De oma lijkt niet van zins haar medewerking aan een gefaseerde thuisplaatsing te verlenen, althans stelt daaraan eisen die de benodigde voortvarendheid daarin in de weg staan. De kinderrechter merkt daarbij op dat de instelling die de pleegzorg verzorgt, de plaatsing bij de oma niet heeft willen goedkeuren. Er bestaan nog zorgen over de ontwikkeling van [naam04] en er moet nog hulpverlening worden ingezet, ook de hulp die speciaal op [naam04] is gericht, maar die zorgen kunnen worden aangepakt in het kader van de ondertoezichtstelling. Zij rechtvaardigen niet de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam04] . Van belang daarbij is dat de moeder inmiddels is verhuisd naar [plaats02] en dat zij daar een eigen woning heeft. Ook is heel belangrijk dat door de [adres01] geen psychische stoornis bij de moeder wordt gezien en dat [adres01] , en Bureau Basiszorg, die de moeder begeleidt geen zorgen hebben over de veiligheid van [naam04] bij de moeder. De begeleide omgang is naar tevredenheid verlopen en gezien is dat het contact tussen [naam04] en de moeder adequaat en liefdevol is. De begeleiding van de bezoeken is stopgezet en de gecertificeerde instelling heeft een uitbreiding van de omgangsregeling vastgesteld die ook overnachting bij de moeder behelst en die van start gaat in het weekend na de zitting. Besproken en bevestigd is dat gedurende de resterende tijd tot de einddatum van de huidige machtiging VUHP kan worden ingezet en een start kan worden gemaakt met de door de gecertificeerde instelling noodzakelijk geachte hulpverlening. Tot slot benadrukt de kinderrechter dat het contact tussen de oma en [naam04] op passende wijze moet worden vormgegeven en dat reeds nu aandacht en tijd moet worden besteed aan het verbeteren van de verstandhouding tussen de oma en de moeder. [naam04] is immers aan beiden zeer verknocht. In het kader van de ondertoezichtstelling kan hierop worden toegezien.
II.
Verzoek ex artikel 1:262b BW
5.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:262b BW kunnen geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Zij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.
De kinderrechter heeft ter zitting tussen partijen een vergelijk beproefd en geconstateerd dat de strijd tussen de oma en de moeder onverminderd aanwezig is. Er is nog steeds sprake van een verstoorde verstandhouding tussen hen. En veel wantrouwen over en weer. Hoewel de gecertificeerde instelling als de betrokken hulpverlening aangeeft dat de omgang tussen de moeder en [naam04] uitgebreid moet worden, blijft de oma vasthouden aan haar eigen opvattingen over deze omgang. De kinderrechter benadrukt dat het essentieel is voor de (identiteits)ontwikkeling van [naam04] dat de oma hem stimuleert in het contact met de moeder, ook al vindt zij dat moeilijk vanwege gebeurtenissen in het verleden. Gelet op het voornoemde, de zorgelijke houding van de oma en het feit dat de strijd tussen de oma en de moeder verhardt, oordeelt de kinderrechter dat voortzetting van de plaatsing van [naam04] bij de oma niet in zijn belang is. De gefaseerde terugplaatsing van [naam04] waarbij hij eerst overgeplaatst zal worden bij mevrouw [naam09] zoals subsidiair verzocht door en namens de moeder, levert te veel onrust voor [naam04] op en is dus ook geen goed idee. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat [naam04] teruggeplaatst moet worden bij de moeder. De terugplaatsing van [naam04] was immers vanaf het begin van de machtiging tot uithuisplaatsing de bedoeling. Indien de huidige machtiging doorloopt tot de vervaldatum van 26 oktober 2023 zal de oma vanaf 22 oktober 2023 op grond van de wetgeving als belanghebbende worden aangemerkt, omdat zij dan één jaar de verzorging en opvoeding van [naam04] draagt. De kinderrechter verwacht dat zij die positie zal aangrijpen om de strijd met juridische middelen voort te zetten. Het loyaliteitsconflict waar [naam04] nu mee kampt, zou daarmee nog kunnen verergeren. De kinderrechter zal daarom in het belang van [naam04] de machtiging tot uithuisplaatsing per 21 oktober 2023 beëindigen. De kinderrechter hoopt dat de duidelijkheid die daarmee ontstaat de moeder en de oma, ruimte zal geven om met hulp van de gecertificeerde instelling hun relatie te herstellen.
In de komende tijd moet er daarom door de gecertificeerde instelling, door de moeder, door de oma en door de hulpverlening, onder regie van de gecertificeerde instelling, voortvarend toe worden gewerkt naar een terugplaatsing van [naam04] bij de moeder volgens het volgende schema.
  • [naam04] verblijft van zaterdag 23 september 2023 op zondag 24 september 2023 bij de moeder;
  • [naam04] verblijft van vrijdag 29 september 2023 tot zondag 1 oktober 2023 bij de moeder;
  • [naam04] verblijft van vrijdag 6 oktober 2023 tot woensdag 11 oktober 2023 bij de moeder, waarbij de oma [naam04] uit school ophaalt.
Na deze opbouwregeling, zal [naam04] vanaf 14 oktober 2023 volledig bij de moeder verblijven. Nadere afspraken, bijvoorbeeld over wijze en tijdstippen van overdracht worden, zo mogelijk in goed overleg, ingevuld door de gecertificeerde instelling, waarbij zij steeds [naam04] goed in de gaten moeten houden.
III.
Verzoek oma ex artikel 1:262b BW
5.3.
De kinderrechter heeft op grond van artikel 1:262b BW een vergelijk tussen de betrokkenen beproefd, maar stelt vast dat overeenstemming tussen betrokkenen niet op alle punten mogelijk is. De verzochte bepaling van de hoofdverblijfplaats van [naam04] bij de oma voor de duur van de ondertoezichtstelling, de verzochte aanwijzing van de oma als pleegouder en de verzochte wijziging van de vastgestelde omgangsregeling, is hierboven in het kader van de door de moeder verzochte geschillenregeling op grond van artikel 1:262b BW beoordeeld door de kinderrechter. Voor zover daar anders wordt beslist dan namens de oma is verzocht, geldt dat het verzoek op die onderdelen wordt afgewezen.
Tot slot overweegt de kinderrechter wat betreft het verzoek van de oma om een bijzondere curator te benoemen het volgende. Op grond van artikel 1:250 van het BW benoemt de kinderrechter op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige waarbij de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen in strijd zijn met die van de minderjarige. De kinderrechter mag slechts tot benoeming van een bijzondere curator overgaan, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is, mede gezien de aard van de belangenstrijd. De kinderrechter stelt vast dat [naam04] onder toezicht is gesteld en dat zijn belangen daarin door een jeugdbeschermer van de gecertificeerde instelling als eerste zorg gelden. Voorts zal [naam04] een coach krijgen met wie hij ook zijn wel en wee zal kunnen bespreken. Vooralsnog is voor de aanstelling van nóg een extra persoon die zijn belangen behartigt, geen grond. De kinderrechter zal dit verzoek van de oma afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst af het verzoek tot verlenging van de machtiging van [naam04] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen;
6.2.
stelt vast het volgende schema om de thuisplaatsing van [naam04] te realiseren, waarbij de gecertificeerde instelling wordt belast met de uitvoering, op geleide van het belang van [naam04] :
  • [naam04] verblijft van zaterdag 23 september 2023 op zondag 24 september 2023 bij de moeder;
  • [naam04] verblijft van vrijdag 29 september 2023 tot zondag 1 oktober 2023 bij de moeder;
  • [naam04] verblijft van vrijdag 6 oktober 2023 tot woensdag 11 oktober 2023 bij de moeder, waarbij de oma [naam04] uit school ophaalt;
6.3.
wijst toe verzoek van de moeder en bepaalt dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam04] per 21 oktober beëindigd zal worden;
6.4.
wijst af het anders of meer verzochte;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2023 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Klopper als griffier, en op schrift gesteld op 2 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.