Op 12 oktober 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van verzoekers afgewezen. Het verzoek was ingediend door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] (de stichting), bijgestaan door mr. S. Sabir, advocaat te Den Haag. De wraking was gericht tegen mr. T.F. Hesselink, de rechter in een kort geding waarin verzoekers De Staat der Nederlanden (de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken) hadden aangeklaagd. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op drie gronden: de rechter zou de openbaarheid van de zitting niet hebben gegarandeerd, zou zonder argumenten van verzoekers te horen te hebben gegeven dat er geen spoedeisend belang meer was, en zou hebben vooruitgelopen op de ontvankelijkheid van de stichting.
De wrakingskamer oordeelde dat de eerste wrakingsgrond, die betrekking had op de regievoerende taak van de rechter, niet kon leiden tot toewijzing van het verzoek. De rechter had verschillende opties besproken om de publieke belangstelling voor de zaak te waarborgen, maar concrete feiten die zouden wijzen op partijdigheid ontbraken. De tweede wrakingsgrond, die stelde dat de rechter een inhoudelijk oordeel had gegeven over de spoedeisendheid, werd eveneens verworpen, omdat niet kon worden vastgesteld welke woorden de rechter had gebruikt. Tot slot werd ook de derde wrakingsgrond afgewezen, omdat de rechter niet had aangegeven dat de stichting niet ontvankelijk was, maar enkel dat er geen toestemming was verleend om op verkorte termijn te dagvaarden.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid was en wees het verzoek tot wraking af. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.