ECLI:NL:RBDHA:2023:15495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/654060 / KG RK 23-1222
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in kort geding over detentie terugkeer

Op 12 oktober 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van verzoekers afgewezen. Het verzoek was ingediend door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] (de stichting), bijgestaan door mr. S. Sabir, advocaat te Den Haag. De wraking was gericht tegen mr. T.F. Hesselink, de rechter in een kort geding waarin verzoekers De Staat der Nederlanden (de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken) hadden aangeklaagd. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op drie gronden: de rechter zou de openbaarheid van de zitting niet hebben gegarandeerd, zou zonder argumenten van verzoekers te horen te hebben gegeven dat er geen spoedeisend belang meer was, en zou hebben vooruitgelopen op de ontvankelijkheid van de stichting.

De wrakingskamer oordeelde dat de eerste wrakingsgrond, die betrekking had op de regievoerende taak van de rechter, niet kon leiden tot toewijzing van het verzoek. De rechter had verschillende opties besproken om de publieke belangstelling voor de zaak te waarborgen, maar concrete feiten die zouden wijzen op partijdigheid ontbraken. De tweede wrakingsgrond, die stelde dat de rechter een inhoudelijk oordeel had gegeven over de spoedeisendheid, werd eveneens verworpen, omdat niet kon worden vastgesteld welke woorden de rechter had gebruikt. Tot slot werd ook de derde wrakingsgrond afgewezen, omdat de rechter niet had aangegeven dat de stichting niet ontvankelijk was, maar enkel dat er geen toestemming was verleend om op verkorte termijn te dagvaarden.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid was en wees het verzoek tot wraking af. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/95
zaak- /rekestnummer: C/09/654060 / KG RK 23-1222
Beslissing van 12 oktober 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker 1]
wonende te [woonplaats] ,
en
[verzoeker 2] (hierna: de stichting) ,
gevestigd te [woonplaats] ,
hierna: verzoekers,
bijgestaan door mr. S. Sabir, advocaat te Den Haag,
strekkende tot de wraking van
mr. T.F. Hesselink,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 20 september 2023;
- de e-mail d.d. 20 september 2023 van de stafjurist van team Handel, kort geding van de rechtbank Den Haag;
- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak.
1.2.
Op 9 oktober 2023 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- mr. S. Sabir en
- de rechter.
Verzoekers zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/653673 / KG ZA 23/768 tussen verzoekers en De Staat der Nederlanden (de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken), hierna: De Staat. Deze hoofdzaak betreft een kort geding, waarbij (primair) wordt verzocht De Staat te bevelen om – kort samengevat – inspanningen te verrichten om [verzoeker 1] vanuit detentie in Spanje terug te laten keren naar Nederland, met de expliciete mededeling dat [verzoeker 1] niet verdacht wordt of is geweest van terrorisme.
Op 20 september 2023 zou de mondelinge behandeling in bovengenoemde hoofdzaak plaatsvinden. Voor aanvang van de mondelinge behandeling heeft de rechter de procespartijen in de zittingzaal geroepen voor overleg. Na het overleg heeft de raadsvrouw van verzoekers de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoekers hebben blijkens het schriftelijke wrakingsverzoek en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd.
Wrakingsgrond a.
De rechter wenste de openbaarheid van de zitting niet te garanderen. Er was grote publieke belangstelling voor de zaak van verzoekers. De rechter heeft aangegeven dat het plaatsen van extra stoelen in de zittingszaal, een livestream met de zittingzaal of een extra zaal van waaruit de zitting via een videoverbinding kon worden gevolgd, niet mogelijk was, terwijl ruim van tevoren aan de rechtbank was doorgegeven dat er grote publieke belangstelling voor de zaak van verzoekers zou zijn.
Wrakingsgrond b.
De rechter heeft, zonder de argumenten van verzoekers te hebben gehoord, aangegeven dat er geen sprake meer is van een spoedeisend belang. Volgens verzoekers heeft de rechter meegedeeld: “het vuur is eraf, hij is immers weer terug”.
Wrakingsgrond c.
De rechter is vooruitgelopen op de ontvankelijkheid van de stichting. De rechter heeft immers aangegeven dat zonder haar toestemming een tweede eisende partij was toegevoegd en dat dat niet mogelijk was.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raadsvrouw van verzoekers toegelicht dat het gevoel van een partijdige rechter is versterkt door het gedrag van de rechter na de wraking, nu de rechter actief heeft getracht alle belangstellenden uit het Paleis van Justitie te laten verwijderen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
Wrakingsgrond a.
3.2.
Deze wrakingsgrond betreft handelingen die liggen binnen de regievoerende taak van de rechter. Dergelijke handelingen kunnen in beginsel geen grond voor wraking opleveren. Dit is uitsluitend anders indien de handelingen van de rechter, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kunnen worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. Dat van zo’n situatie sprake is, is niet gebleken. De raadsvrouw van verzoekers en de rechter hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de rechter tijdens het overleg voor aanvang van de hoofdzaak verschillende opties heeft besproken, zodat de vele belangstellenden de zaak van verzoekers op een ordentelijke wijze konden gaan volgen. Het is begrijpelijk dat de rechter hierbij eisen wilde stellen en zich heeft laten adviseren door andere medewerkers van deze rechtbank. De rechter heeft bijvoorbeeld toegelicht dat zij van de beveiliging en de bodedienst heeft vernomen dat extra stoelen in de zaal konden worden geplaatst, maar de extra stoelen waren dermate minimaal dat nog steeds vele aanwezigen niet plaats konden nemen in de zittingzaal om de zaak te volgen. De rechter vond daarom het plaatsen van extra stoelen niet een passende oplossing. Voorts heeft de rechter toegelicht dat zij overleg heeft gevoerd met medewerkers van de ICT-afdeling van de rechtbank of een livestream mogelijk was. Dit bleek mogelijk, maar er kon niet worden gegarandeerd dat deelnemers aan de livestream niet via de chatfunctie commentaar konden geven. De rechter achtte dit onwenselijk. Hetzelfde geldt voor het met de telefoon laten filmen en streamen door een niet bij de rechtbank werkzame persoon.
Concrete feiten en omstandigheden voor (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid van de rechter kan hieruit niet worden afgeleid. Dat geldt ook voor de mogelijke miscommunicatie die is ontstaan tussen de raadsvrouw van verzoekers en de griffie van de rechtbank over het al dan niet toezeggen/aanvragen van een livestream/extra zittingzaal.
3.3.
Wrakingsgrond a. kan niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Wrakingsgrond b.
3.4.
Volgens de raadsvrouw van verzoekers heeft de rechter gezegd
“het vuur is eraf”, maar volgens de rechter heeft zij gezegd
“de bloedspoed is eraf”, waarbij “bloedspoed” een gebruikelijke term is voor een procedure in kort geding waarbij de normale dagvaardingstermijn vanwege grote spoedeisende belangen niet kan worden afgewacht. Beiden hebben aangegeven dat de mededeling verband hield met de omstandigheid dat [verzoeker 1] niet meer in Spanje gedetineerd is, naar Nederland is overgebracht en in vrijheid verkeert.
Bij deze stand van zaken kan de wrakingskamer niet vaststellen welke woorden de rechter heeft gebezigd. Uit beide bewoordingen volgt echter niet dat de rechter een inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de vraag of er sprake is van een spoedeisend belang in de hoofdzaak. Concrete feiten en omstandigheden voor (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid van de rechter kan hieruit niet worden afgeleid.
3.5.
Wrakingsgrond b. kan niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Wrakingsgrond c.
3.6.
Volgens de rechter heeft zij niet meegedeeld dat het niet mogelijk was dat de stichting zich als eisende partij in het proces zou voegen, maar heeft zij alleen aangegeven dat aan de stichting geen toestemming is verleend om te dagvaarden op verkorte termijn.
Ook hiervoor geldt dat de wrakingskamer niet kan vaststellen welke woorden de rechter heeft gebezigd maar ook hier kan uit beide bewoordingen niet volgen dat de rechter een inhoudelijk oordeel heeft gegeven, in dit geval over de vraag of de stichting ontvankelijkheid is in de hoofdzaak. Concrete feiten en omstandigheden voor (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid van de rechter kan daarom hieruit niet worden afgeleid.
3.7.
Wrakingsgrond c. kan ook niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
3.8.
Met betrekking tot het gestelde gedrag van de rechter na de wraking, overweegt de wrakingskamer dat de concrete omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid moeten worden aangevoerd zodra deze bekend zijn geworden. De wrakingskamer stelt vast dat de raadsvrouw van verzoekers deze omstandigheden pas op 9 oktober 2023 naar voren heeft gebracht. Verder stelt de wrakingskamer vast dat de rechter heeft ontkend dat zij actief heeft geprobeerd om alle belangstellenden uit het Paleis van Justitie te laten verwijderen, zodat ook hier niet kan worden vastgesteld dat het is gegaan zoals de raadsvrouw van verzoekers heeft gesteld.
Conclusie
3.9.
Gelet op het voorgaande wordt het wrakingsverzoek afgewezen. Van vooringenomenheid van de rechter of schijn van partijdigheid is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekers p/a hun advocaat mr. S. Sabir;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, M. Nijenhuis en C.M. van der Kleijn, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.