ECLI:NL:RBDHA:2023:15485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/653202 / KG ZA 23/732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van onrechtmatige uitlating op LinkedIn

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.R. Looijen, vorderde dat gedaagde een uitlating op LinkedIn zou verwijderen. De uitlating bevatte beschuldigingen van oplichting en laster jegens eiser, die eerder statutair bestuurder was van Family Office B.V. en betrokken was bij Dutch Solar Projects B.V. Eiser stelde dat de uitlatingen van gedaagde onrechtmatig waren, omdat deze niet steunden op feiten en zijn eer en goede naam aantastten. Gedaagde voerde verweer en stelde dat zijn uitlatingen waar waren, gebaseerd op zijn ervaringen met eiser en Dutch Solar.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitlating van gedaagde, waarin hij eiser beschuldigde van oplichting, onvoldoende steun vond in de feiten en daarmee onrechtmatig was. Gedaagde werd veroordeeld om het woord 'oplichters' uit zijn bericht te verwijderen, maar de overige delen van de uitlating mochten blijven staan, omdat deze niet onrechtmatig waren. De rechter benadrukte de noodzaak om de vrijheid van meningsuiting af te wegen tegen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de goede naam van eiser. De vordering van eiser werd gedeeltelijk toegewezen, en gedaagde werd ook een dwangsom opgelegd voor het geval hij niet aan de veroordeling voldeed. Beide partijen werden veroordeeld in hun eigen proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/653202 / KG ZA 23/732
Vonnis in kort geding van 11 oktober 2023
in de zaak van
[eiser]te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. E.R. Looijen te Arnhem,
tegen:
[gedaagde], zonder bekende woon- of verblijfplaats, met de vermelding ‘briefadres’ ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op een adres in [plaats 2] ,
gedaagde,
in persoon verschenen.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 september 2023, met producties 1 tot en met 7;
- de door [eiser] overgelegde producties 8 en 9.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 september 2023.
1.3.
De datum voor het wijzen van vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser] is van 1 november 2016 tot 17 juni 2022 statutair bestuurder geweest van Family Office B.V. te Winterswijk, hierna ‘Family Office’. Ook [A] , hierna ‘ [A] ’, staat in het register van de Kamer van Koophandel ingeschreven als statutair bestuurder van Family Office. De aandelen in Family Office worden voor 100% gehouden door Stichting Administratiekantoor Family Office en de certificaten van aandelen in Family Office worden voor 50% gehouden door de kinderen van [eiser] en voor 50% door de kinderen van [A] .
2.2.
Family Office is statutair bestuurder van Dutch Solar Projects B.V. te Doetinchem, hierna ‘Dutch Solar’. Via Family Office werden, met name door [eiser] , opdrachten binnengehaald, aanvankelijk vooral ten behoeve van Dutch Solar, waarna [A] zich bezighield met de vastlegging en de uitvoering van die opdrachten. Later hebben [eiser] en [A] zich via Family Office ook gericht op het ontplooien van activiteiten ten behoeve van andere ondernemingen.
2.3.
In of omstreeks februari 2022 is tussen [eiser] en [A] een zakelijk geschil ontstaan met betrekking tot de vertegenwoordiging van Dutch Solar en de afronding van een aantal in opdracht van Dutch Solar uitgevoerde opdrachten. Hierna wilde [eiser] niet langer bestuurlijke verantwoordelijkheid voor Dutch Solar dragen en heeft hij zijn ontslag als statutair bestuurder van Family Office ingediend.
2.4.
Op 12 september 2022 heeft [eiser] geconstateerd dat [gedaagde] het hierna weergegeven bericht op LinkedIn heeft geplaatst:
ivm privacy-overwegingen niet gepubliceerd
2.5.
Mr. [Naam] , advocaat te [plaats 1] , heeft [gedaagde] in een e-mailbericht van 12 september 2022 namens [eiser] gesommeerd om zijn beweringen over [eiser] onmiddellijk te staken en de publicatie op LinkedIn te verwijderen en verwijderd te houden, bij gebreke waarvan juridische stappen worden aangekondigd, die er onder meer uit bestaan dat de door [eiser] geleden schade op [gedaagde] zal worden verhaald.
2.6.
Op 29 november 2022 is Dutch Solar in staat van faillissement verklaard.
2.7.
Nadat het LinkedIn-account van [gedaagde] enige tijd geblokkeerd was geweest, heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] in een e-mailbericht van 1 september 2023 meegedeeld dat [eiser] heeft geconstateerd dat het account weer is geactiveerd en dat de tekst met betrekking tot [eiser] weer zichtbaar is. [gedaagde] is daarbij verzocht om de tekst te verwijderen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – [gedaagde] te veroordelen om de uitlating op LinkedIn te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Daartoe stelt [eiser] – samengevat – het volgende. De beweringen van [gedaagde] in het bericht dat hij op LinkedIn heeft geplaatst zijn in strijd met de werkelijkheid. [eiser] heeft niet op onrechtmatige wijze gelden aan Dutch Solar onttrokken en van oplichting is geen sprake. De opmerkingen van [gedaagde] dat [eiser] de rekening van Dutch Solar heeft geplunderd, dat hij daarmee crediteuren van Dutch Solar het nakijken heeft gegeven en dat hij een ‘gladde aal’ is, zijn te kwalificeren als laster en zijn daarmee onrechtmatig jegens [eiser] . Nu [gedaagde] heeft geweigerd om zijn uitlatingen van LinkedIn te verwijderen, heeft [eiser] belang bij de door hem gevorderde voorziening.
3.3.
[gedaagde] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Beoordelingskader
4.1.
De vraag die in dit kort geding beantwoord moet worden is of het bericht dat [gedaagde] op LinkedIn heeft geplaatst jegens [eiser] is aan te merken als onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Alleen als dat zo is bestaat er immers aanleiding voor de door [eiser] gevorderde beperking van het grondrecht op vrijheid van meningsuiting, dat is neergelegd in artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), aan de zijde van [gedaagde] . Dit betekent dat het belang van [gedaagde] om zich vrij te kunnen uitlaten en deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk debat moet worden afgewogen tegen het belang van [eiser] om verschoond te blijven van uitingen die leiden tot aantasting van zijn eer en goede naam en van ontoelaatbare inbreuken op de persoonlijke levenssfeer (als onderdeel van het in artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 EVRM neergelegde recht op privacy). Het antwoord op de vraag welk van deze grondrechten zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle relevante omstandigheden van het geval.
4.2.
Bij de beoordeling van de onrechtmatigheid van uitlatingen jegens een ander moet onderscheid worden gemaakt tussen feitelijke beweringen of beschuldigingen enerzijds en het kenbaar maken van een negatief waardeoordeel of een mening anderzijds, in die zin dat vooral bij feitelijke beweringen of beschuldigingen relevant is of deze steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Bij waardeoordelen of meningen is dit minder van belang, al zullen ook deze enige feitelijke onderbouwing moeten hebben om rechtmatig te kunnen worden geuit.
Het door [gedaagde] op LinkedIn geplaatste bericht
4.3.
[eiser] heeft (samengevat) aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de beweringen van [gedaagde] in zijn bericht op LinkedIn onwaar en lasterlijk en daarmee onrechtmatig jegens [eiser] zijn.
4.4.
Volgens [gedaagde] zijn de uitlatingen die hij in het bericht heeft gedaan waar. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij door Dutch Solar is ingehuurd om werkzaamheden uit te voeren voor diverse projecten van Dutch Solar, dat Dutch Solar vervolgens van haar opdrachtgevers betalingen heeft ontvangen voor die projecten, maar dat de facturen van [gedaagde] onbetaald zijn gebleven. Daarmee is volgens [gedaagde] sprake van oplichting, omdat niet Dutch Solar maar [gedaagde] de werkzaamheden heeft verricht en de facturen van [gedaagde] niet zijn voldaan, terwijl hij van [A] heeft gehoord dat er wel een bedrag van € 200.000,-- van de zakelijke rekening van Dutch Solar is betaald aan Family Office.
4.5.
[eiser] heeft erkend dat [gedaagde] niet is betaald voor de door hem uitgevoerde werkzaamheden. Hij heeft daarbij gesteld dat hij aan [gedaagde] heeft aangeboden om de onbetaald gebleven facturen te compenseren met nieuwe opdrachten. Met betrekking tot de betaling van een bedrag van € 200.000,-- heeft de advocaat van [eiser] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat deze betrekking had op een rekening-courantverhouding met Family Office, op grond waarvan Dutch Solar een vordering had op Family Office, dat Family Office in deze constructie als administratiekantoor fungeerde om het risico van beslaglegging ten laste van Dutch Solar te verkleinen en dat de vordering van Dutch Solar op Family Office inmiddels is teruggebracht tot ongeveer € 45.000,--.
4.6.
Hierna zullen de diverse passages in het door [gedaagde] op LinkedIn geplaatste bericht aan de hand van de hiervoor omschreven uitgangspunten en de standpunten van partijen worden beoordeeld.
4.7.
De eerste zin van het bericht (na de aanhef) luidt:
“Momenteel zijn er mensen/oplichters bezig installateurs uit te kleden.”. Gelet op het hiervoor in 4.5. weergegeven standpunt van [eiser] moet er in het kader van dit kort geding vanuit worden gegaan dat met de rekening-courantverhouding, op grond waarvan Dutch Solar een vordering had op Family Office, werd beoogd om de mogelijkheden om ten laste van Dutch Solar beslag te leggen te beperken. [eiser] heeft daarnaast niet betwist dat [gedaagde] niet voor de door hem ten behoeve van Dutch Solar uitgevoerde werkzaamheden is betaald. Weliswaar heeft [eiser] gesteld dat hij [gedaagde] heeft aangeboden om de onbetaald gebleven facturen te compenseren met nieuwe opdrachten, maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat het [gedaagde] vrij stond om dit aanbod niet te willen accepteren. Daarmee staat vast dat [gedaagde] geen betaling heeft ontvangen voor het werk dat hij voor Dutch Solar heeft verricht. Anders dan [gedaagde] kennelijk meent is echter onvoldoende aannemelijk geworden dat hiermee sprake is van oplichting. Bij oplichting gaat het immers om een misdrijf, waarbij de dader (samengevat) een ander door bedrog geld of goederen afhandig maakt. [gedaagde] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gedragingen van [eiser] /Dutch Solar als zodanig kunnen worden gekwalificeerd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] met zijn opmerking dat er momenteel oplichters bezig zijn installateurs uit te kleden, [eiser] , die verderop in het bericht bij naam wordt genoemd, beschuldigt van het plegen van een misdrijf, terwijl deze beschuldiging onvoldoende steun vindt in de feiten. Daarmee is die opmerking onrechtmatig jegens [eiser] . [gedaagde] zal daarom het woord
“oplichters”uit zijn bericht op LinkedIn moeten verwijderen. De rest van de aan het begin van deze overweging geciteerde zin hoeft [gedaagde] niet te verwijderen. Dat [gedaagde] de bij hem ontstane indruk dat hij financieel is ‘uitgekleed, omdat hij voor de door hem voor Dutch Solar verrichte werkzaamheden geen betalingen heeft ontvangen, met derden heeft willen delen in een bericht op LinkedIn is in de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig jegens [eiser] . [eiser] heeft deze onrechtmatigheid in ieder geval onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat [gedaagde] het woord
“installateurs”(meervoud) heeft gebruikt, maakt het voorgaande niet anders. [eiser] heeft het betoog van [gedaagde] dat er ook andere installateurs zijn die vergelijkbare ervaringen met Dutch Solar hebben immers onvoldoende gemotiveerd weersproken.
4.8.
Vervolgens heeft [gedaagde] het volgende in zijn bericht vermeld:
“Heb wat mogen mee maken afgelopen jaar, wij zijn benaderd door een bedrijf dat gerund wordt/werd door [eiser] . Voor hem een aantal projecten mogen uitvoeren waaronder De Bouwmaat te, Schiedam, Hegerman te, Luttenberg en CWD Pluryn te, Beekbergen. Deze allen in opdracht van Dutch Solar Projects. Opdrachtgevers van deze hebben allemaal Dutch Solar Projects betaald voor de diensten die wij hebben uitgevoerd.”. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat het hier om constateringen van feitelijke aard, waarvan de juistheid door [eiser] niet is betwist. Hiertegenover heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat deze passage in het bericht op LinkedIn onrechtmatig jegens hem is. [gedaagde] hoeft deze passage dan ook niet van LinkedIn te verwijderen.
4.9.
Daarna is in het bericht opgenomen:
“Maar tot op heden zijn wij niet betaald voor onze diensten door [eiser] en heeft zakelijke rekening geplunderd en is niet meer bereikbaar.”. [eiser] heeft de juistheid van de opmerkingen van [gedaagde] dat hij niet is betaald door Dutch Solar/ [eiser] en dat [eiser] niet meer bereikbaar was niet betwist. Deze opmerkingen vinden daarmee steun in de feiten en [eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze onrechtmatig jegens hem zijn. In het licht van de hiervoor in rechtsoverweging 4.5. beschreven constructie, waarbij gelden zijn overgemaakt van de zakelijke rekening van Dutch Solar naar Family Office en waarover [A] [gedaagde] heeft ingelicht, is niet op voorhand onbegrijpelijk dat bij [gedaagde] het beeld is ontstaan dat de zakelijke rekening van Dutch Solar is leeggehaald en dat daarmee verhaal van zijn vordering op Dutch Solar zou worden bemoeilijkt. Dat hij dit beeld via LinkedIn met derden heeft willen delen en daarbij de term
“geplunderd”heeft gebruikt, is in de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig jegens [eiser] . [eiser] heeft die onrechtmatigheid in ieder geval onvoldoende concreet gemaakt. Het voorgaande betekent dat [gedaagde] zijn bericht op LinkedIn in zoverre niet hoeft te verwijderen.
4.10.
De laatste zin van het bericht van [gedaagde] luidt:
“Dus beste netwerk kijk uit voor deze gladde AAL, maak niet dezelfde fout”. Met betrekking tot deze passage heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij andere ondernemers met zijn bericht heeft willen waarschuwen en dat hij heeft willen delen wat hem is overkomen. Onder verwijzing naar het in rechtsoverweging 4.5. weergegeven standpunt van [eiser] en in aanmerking genomen dat vast staat dat [gedaagde] voor de door hem in opdracht van Dutch Solar uitgevoerde werkzaamheden niet is betaald, is voorstelbaar dat daarover bij [gedaagde] een gevoel van frustratie is ontstaan. Niet valt in te zien waarom [gedaagde] , gelet op zijn ervaringen met [eiser] /Dutch Solar, derden niet zou mogen waarschuwen. Deze waarschuwing is dan ook niet onrechtmatig jegens [eiser] . Naar het oordeel van de voorzieningenrechter geldt datzelfde voor de bewoordingen
“gladde AAL”. Het gaat hier immers om een mening van [gedaagde] , waarbij het, zoals hiervoor is overwogen, minder van belang is of deze steun vindt in de feiten. In de gegeven omstandigheden, waarbij de meergenoemde en in rechtsoverweging 4.5. beschreven constructie is toegepast, waarbij Dutch Solar door haar opdrachtgevers is betaald voor werkzaamheden die feitelijk door [gedaagde] zijn uitgevoerd en waarbij [gedaagde] vervolgens niet is betaald, is deze mening naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onrechtmatig jegens [eiser] . [eiser] heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel moeten leiden. [gedaagde] hoeft daarom ook de laatste zin in zijn bericht op LinkedIn niet te verwijderen.
4.11.
Ten slotte heeft [eiser] nog naar voren gebracht dat het door [gedaagde] op LinkedIn geplaatste bericht onrechtmatig is, omdat daarin alleen de naam van [eiser] wordt genoemd en niet ook die van [A] . Hoewel vast staat dat ook [A] als statutair bestuurder van Family Office bij de gang van zaken tussen Dutch Solar en [gedaagde] betrokken is geweest, hoefde naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet van [gedaagde] te worden verwacht dat hij ook de naam van [A] expliciet in zijn bericht zou vermelden. Dat hij dit heeft nagelaten is in ieder geval niet zonder meer onrechtmatig jegens [eiser] . Hiertegenover heeft [eiser] zijn stelling dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de rol van [A] onvermeld te laten onvoldoende onderbouwd. Aan deze stelling wordt dan ook voorbijgegaan.
Slotsom en proceskosten
4.12.
Voor een veroordeling van [gedaagde] tot het volledig verwijderen van het bericht op LinkedIn, zoals [eiser] heeft gevorderd, bestaat gelet op het voorgaande geen aanleiding. [gedaagde] zal wel het woord ‘oplichters’ van LinkedIn moeten verwijderen, omdat deze kwalificatie onvoldoende steun vindt in de feiten en zijn bericht in zoverre onrechtmatig is jegens [eiser] . De vordering wordt daarom toegewezen zoals hierna onder de beslissing wordt vermeld. Daarbij zal in redelijkheid worden bepaald dat [gedaagde] uiterlijk vijf dagen na de betekening van het vonnis aan de veroordeling moet voldoen.
4.13.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en er zal een maximum aan worden verbonden, een en ander op de hierna onder de beslissing vermelde wijze.
4.14.
In de omstandigheid dat ieder van partijen zowel in het gelijk als in het ongelijk is gesteld, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat zij ieder hun eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na de betekening van dit vonnis uit het door hem op LinkedIn geplaatste bericht (zie hiervoor in 2.4.) het woord ‘oplichters’ uit de eerste zin na de aanhef te verwijderen en verwijderd te houden, waardoor die zin komt te luiden
“Momenteel zijn er mensen bezig installateurs uit te kleden.”;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 500,-- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat hij nalaat aan de in 5.1. genoemde veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 10.000,--;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. van de Laarschot en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.
mvt