ECLI:NL:RBDHA:2023:1548

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
NL23.142
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische eiser op grond van veilig land van herkomst en ongeloofwaardig asielrelaas

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 30 september 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, werd op 2 januari 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geconfronteerd met een kennelijk ongegrond verklaarde aanvraag. De rechtbank behandelt het beroep op 3 februari 2023, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig zijn. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat de asielaanvraag van eiser niet voldoet aan de vereisten voor een ontvankelijke aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris niet ten onrechte het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft geacht, gezien de inconsistenties in zijn verklaringen en het gebrek aan bewijs voor zijn vrees voor vervolging bij terugkeer naar Tunesië. De rechtbank wijst erop dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij behoort tot de uitzonderingscategorieën voor veilige landen en dat zijn herhaalde asielaanvraag niet ambtshalve op het recht op gezinsleven is beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB NL23.142

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 30 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 2 januari 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 3 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard, omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst en omdat hij een opvolgende aanvraag heeft ingediend en deze niet overeenkomstig artikel 30a, eerste lid, onderdeel d of e, van de Vw niet-ontvankelijk is verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris de asielaanvraag terecht kennelijk ongegrond verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij handelde in Tunesië in hasj. Zijn vriend, die eerst net als eiser in Italië was, heeft na terugkeer in Tunesië een gevangenisstraf van zeven jaar opgelegd gekregen voor hasjhandel. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Tunesië zal worden opgepakt door de politie en een onrechtvaardig proces zal krijgen.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen vanwege het dealen in hasj.
De staatssecretaris acht het tweede relevante element ongeloofwaardig. Het is bevreemdend dat eiser in de eerdere asielprocedure niets over deze vrees heeft verteld. Ook heeft eiser wisselend verklaard over zijn asielreden. Verder heeft hij wisselend verklaard hoe hij op de hoogte is geraakt van de gevangenschap van zijn vriend en is zijn vrees om te worden opgepakt en een oneerlijk proces te krijgen alleen gebaseerd op vermoedens. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Algerije voor hem niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
Heeft de staatssecretaris ten onrechte het asielrelaas ongeloofwaardig geacht?
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte geen geloof heeft gehecht aan eisers asielrelaas. De staatssecretaris heeft het vreemd mogen achten dat eiser in zijn eerdere procedure niet over de aan deze nieuwe asielaanvraag ten grondslag gelegde problemen heeft verteld. Dat eiser pas – zoals hij zegt – sinds de arrestatie van zijn vriend zeker weet dat hij door de politie wordt gezocht, heeft verweerder geen afdoende verklaring hoeven vinden, omdat uit eisers verklaringen kan worden afgeleid dat hij wist dat hasjhandel strafbaar was en dat hij er zelf van uitging dat zijn identiteit al eerder bij de politie bekend was. Hierbij heeft de staatssecretaris verder mogen betrekken dat eiser op het formulier voor een asielaanvraag die hij kort voor de huidige asielaanvraag heeft ingediend alleen als reden voor zijn asielaanvraag heeft ingevuld dat hij met zijn partner en kind in Nederland wil verblijven, en ook toen dus zijn handel in hasj niet heeft genoemd. Voorts heeft de staatssecretaris eiser mogen tegenwerpen dat hij wisselend heeft verklaard over van wie hij heeft gehoord over de gevangenschap van zijn vriend, namelijk van zijn tante en van de vriend zelf. Eisers toelichting dat hij het van beide heeft gehoord heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen achten. Ook heeft de staatssecretaris bij zijn standpunt mogen betrekken dat eiser enkel vermoedens over zijn vrees heeft geuit, maar niet heeft onderbouwd dat hij in hasj heeft gehandeld, noch dat dat bekend is geworden bij de politie en dat hij daarom te vrezen heeft voor een oneerlijk proces.
5.1.
De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië voor hem niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Eiser behoort niet tot de uitzonderingscategorieën, waarvoor de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst niet geldt. Voorts heeft de staatssecretaris eisers enkele verwijzing naar een bijlage bij de nationale lijst van veilige landen, waarin staat dat de waarborgen en wettelijke bepalingen in Tunesië niet altijd worden nageleefd, onvoldoende mogen achten om aan te nemen dat de wettelijke bepalingen in eisers geval niet zullen worden nageleefd. De staatssecretaris heeft daarbij terecht verwezen naar informatie over het bestaan van een onafhankelijke rechterlijke macht in de herbeoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst van 6 mei 2021. De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser een strafproces staat te wachten dat in strijd is met artikel 6 EVRM.
Heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met het gezinsleven van eiser?
6. Eiser heeft gewezen op het rechtmatige verblijf van zijn Oekraïense partner in Nederland en op het feit dat zij samen een kind hebben dat in Tunesië verblijft. Hij vindt dat zijn terugkeer naar Tunesië in strijd is met het recht op gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat de asielaanvraag van eiser een herhaalde asielaanvraag betreft en dat op grond van artikel 3.6a, eerste lid, onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 in de asielprocedure bij zo’n aanvraag niet ambtshalve wordt beoordeeld of een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 EVRM wordt verleend. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft ter zitting verklaard dat eiser desgewenst een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor gezinsleven op grond van artikel 8 EVRM kan indienen.

Conclusie en gevolgen

7. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst en omdat de asielaanvraag een opvolgende aanvraag betreft en deze niet overeenkomstig artikel 30a, eerste lid, onderdeel d of e, van de Vw niet-ontvankelijk is verklaard.
7.1.
De staatssecretaris heeft in deze herhaalde asielaanvraag niet ambtshalve het recht op gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM hoeven toetsen.
7.2.
Het bestreden besluit blijft in stand. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.