ECLI:NL:RBDHA:2023:15427

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
SGR 22/6348
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na beoordeling arbeidsgeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres en het UWV over de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering. Eiseres, die voor het laatst werkzaam was als productiemedewerkster, had zich op 24 juni 2020 ziekgemeld en ontving vanaf 6 juli 2020 een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 28 februari 2022, omdat zij van mening was dat eiseres weer arbeidsgeschikt was voor haar eigen werk. Eiseres ging hiertegen in beroep, omdat zij stelde dat haar medische situatie niet voldoende was onderkend en dat zij niet in staat was om te werken door pijn en vermoeidheid.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij de verzekeringsarts B&B de belastbaarheid van eiseres op 28 februari 2022 had vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts op overtuigende wijze heeft gemotiveerd dat er geen medische redenen zijn om aan te nemen dat eiseres niet in staat zou zijn haar eigen werk te verrichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen objectieve medische onderbouwing is voor verdergaande beperkingen en dat de door eiseres ervaren klachten niet voldoende zijn om haar arbeidsongeschiktheid te onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het UWV terecht heeft besloten de ZW-uitkering van eiseres per 28 februari 2022 te beëindigen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk heeft gekregen in deze procedure. De rechtbank heeft ook bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht niet wordt vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6348

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiseres beëindigd, omdat eiseres vanaf 28 februari 2022 weer arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 26 augustus 2022.
Het UWV heeft op het beroep en op een vraag van de rechtbank gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres is voor het laatst werkzaam geweest als productiemedewerkster tomaten voor gemiddeld 41,62 uur per week. Op 24 juni 2020 heeft zij zich ziekgemeld voor deze werkzaamheden. Het dienstverband is per 6 juli 2020 beëindigd en het UWV heeft eiseres met ingang van die datum een ZW-uitkering toegekend.
2. Het UWV heeft de ZW-uitkering per 15 oktober 2021 beëindigd, omdat eiseres op 23 juni 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat ze verdiende voordat ze ziek werd. Hierna heeft het UWV eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend.
3. Eiseres heeft zich op 9 december 2021 opnieuw ziekgemeld. Hierna heeft het UWV de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres vanaf 28 februari 2022 weer arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering met ingang van diezelfde datum te beëindigen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 23 augustus 2022.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat ze niet kan werken, omdat ze uiteenlopende pijn heeft en vermoeid is. Eiseres vreest verslechtering van haar gezondheid bij lichamelijk werk. Eiseres heeft een uitgebreide beschrijving van haar klachten en behandelingen overgelegd, samen met informatie van verschillende behandelaren, waaronder de acupuncturist, fysiotherapeut, radioloog, huisarts, orthopedisch chirurg.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht per 28 februari 2022 heeft beëindigd, omdat eiseres geschikt is voor haar eigen werk. Het gaat hierbij om de in 2021 geduide functies. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 28 februari 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
8. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 28 februari 2022 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft eiseres tijdens een spreekuur gesproken en onderzocht. Ook heeft hij informatie opgevraagd bij de huisarts. Verder heeft hij de door eiseres ingebrachte informatie meegenomen in zijn beoordeling. De verzekeringsarts B&B ziet geen reden om af te wijken van de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde arbeidsongeschiktheid. Er zijn geen somatische, anatomische of structurele afwijkingen vastgesteld voor de pijnklachten aan de linker en rechter elleboog en schouder. De diagnose gesteld door de acupuncturist is niet gangbaar in de reguliere medische sector. In de geduide functies, die het eigen werk van eiseres vormen, is rekening gehouden met een verminderde lichamelijke belastbaarheid. Ten aanzien van de psychische klachten zijn er volgens de verzekeringsarts B&B onvoldoende aanwijzingen dat eiseres op 28 februari 2022 een psychische stoornis had, waardoor ze arbeidsongeschikt zou zijn voor de geduide functies.
9. In reactie op de door eiseres in beroep ingebrachte informatie heeft het UWV in haar verweerschrift van 13 oktober 2022, en de verzekeringsarts B&B in het rapport van 9 juni 2023, gesteld dat deze informatie geen aanleiding geeft om het standpunt te wijzigen. De informatie was al bekend of er volgt uit de informatie geen overtuigende geobjectiveerde medische afwijkingen, die aanleiding geven om meer beperkingen aan te nemen voor de belastbaarheid van eiseres op 28 februari 2022. De verzekeringsarts B&B blijft bij zijn standpunt dat eiseres geschikt is voor haar eigen werk, zijnde de geduide functies.
10. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de ZW-beoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 28 februari 2022.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 28 februari 2022 in staat moet worden geacht haar eigen werk, zijnde de geduide functies, te verrichten.

Conclusie en gevolgen

12. Het UWV heeft terecht besloten om per 28 februari 2022 de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen, omdat zij geschikt is voor haar eigen werk.
13. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, wordt het door haar gemaakte betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 oktober 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.