ECLI:NL:RBDHA:2023:15422

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
SGR 22/5289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering Ziektewetuitkering en het vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over de terugvordering van een Ziektewetuitkering (ZW) door het UWV. Eiseres, die in dienst was bij [bedrijfsnaam 1] B.V. en later bij [bedrijfsnaam 2], had zich ziekgemeld en ontving een ZW-uitkering. Het UWV heeft vastgesteld dat eiseres van 3 januari 2022 tot en met 1 mei 2022 ten onrechte een te hoge uitkering heeft ontvangen, omdat zij ook inkomsten uit arbeid had. Het UWV vorderde een bedrag van € 3016,65 terug. Eiseres was het niet eens met deze terugvordering en deed een beroep op het vertrouwensbeginsel, stellende dat zij niet redelijkerwijs kon weten dat zij teveel uitkering ontving.

De rechtbank heeft de zaak op 28 september 2023 behandeld en geconcludeerd dat eiseres redelijkerwijs had moeten begrijpen dat haar inkomsten invloed hadden op de hoogte van de ZW-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het UWV de terugvordering terecht had ingesteld en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat er toezeggingen waren gedaan die haar recht gaven op de uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij de terugvordering moet voldoen en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan op 12 oktober 2023 door mr. M. de Vries, rechter, en mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5289

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Coenen).

Inleiding

Het UWV heeft over de periode van 3 januari 2022 tot en met 1 mei 2022 ten onrechte de inkomsten van eiseres niet gekort op haar Ziektewetuitkering (ZW). Het UWV heeft de ZW-uitkering herzien en heeft vastgesteld dat een bedrag van € 3592,95 ten onrechte is betaald. Het UWV heeft een gedeelte van dat bedrag verrekend met de lopende ZW-uitkering van eiseres. Het restant van € 3016,65 vordert het UWV terug.
In bezwaar heeft het UWV dit besluit gehandhaafd.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar van 4 augustus 2022 (het bestreden besluit).
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres was via [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1]) in dienst bij [bedrijfsnaam 2] (hierna: [bedrijfsnaam 2]) als publieksbegeleider voor 16 uur per week. Op 9 oktober 2021 heeft zij zich ziekgemeld voor deze werkzaamheden. Bij beëindiging van het dienstverband bij [bedrijfsnaam 1] vanaf 1 januari 2022 heeft het UWV eiseres per diezelfde datum een ZW-uitkering toegekend.
2. Het UWV is gebleken dat eiseres vanaf 1 januari 2022 rechtstreeks in dienst was bij [bedrijfsnaam 2] en inkomsten uit arbeid had. Hierna heeft het UWV de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat de ZW-uitkering van eiseres in de periode van 3 januari 2022 tot en met 1 mei 2022 (gedeeltelijk) ten onrechte is uitbetaald en dat eiseres daarom € 3016,65 moet terugbetalen.

Wat vindt eiseres

4. Eiseres is het niet eens met het UWV en doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. Zij is per 1 januari 2022 in dienst getreden bij [bedrijfsnaam 2]. Bij de toekenning van de ZW-uitkering heeft eiseres contact opgenomen met het UWV, waarbij haar is verteld dat zij hier recht op had. Ook heeft eiseres in het gesprek met de sociaal medisch verpleegkundige vermeld dat zij sinds 1 januari 2022 werkzaam was bij [bedrijfsnaam 2]. Eiseres vindt dat zij richting het UWV heeft gedaan wat van haar verwacht kan worden. Het ligt buiten haar kennis dat het UWV een onjuiste berekening heeft gemaakt. Eiseres wenst dat de terugvordering wordt kwijtgescholden, omdat het een administratieve fout betreft, waar zij geen toezicht op uit heeft kunnen oefenen. Het is voor haar niet mogelijk om € 3016,65 in korte tijd terug te betalen. Zij ervaart psychisch en financieel veel leed. Tijdens de zitting heeft eiseres aangegeven hiermee geen beroep op te doen op een dringende reden om van de terugvordering af te zien. Verder stelt eiseres dat het terugvorderingsbedrag onjuist is, dan wel dat onvoldoende duidelijk is hoe dit berekend is. Tijdens de zitting heeft eiseres ook aangegeven dat het niet juist is dat het brutobedrag wordt teruggevorderd, dit had volgens haar een nettobedrag moeten zijn.

Wat vindt de rechtbank

5. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres van 3 januari 2022 tot en met
1 mei 2022 ten onrechte € 3016,65 teveel aan ZW-uitkering heeft ontvangen en dat moet terugbetalen. De rechtbank moet deze vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegenin heeft gebracht.
6. Niet in geschil is dat eiseres vanaf 1 januari 2022 in dienst was bij [bedrijfsnaam 2] en inkomen uit arbeid ontving. Ook is niet in geschil dat eiseres haar inlichtingenplicht niet heeft geschonden. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting bestreden dat eiseres haar inlichtingenplicht geschonden zou hebben, maar de rechtbank merkt op dat het UWV hier ook niet vanuit gegaan is.
Herziening
Redelijkerwijs duidelijk
7. In artikel 31, tweede lid, van de ZW is geregeld dat inkomen in mindering wordt gebracht op de ZW-uitkering. Op grond van artikel 30a, eerste lid, van de ZW herziet het UWV een ZW-uitkering als er een te hoog bedrag is verleend. Het UWV heeft in de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 (hierna: de Beleidsregels) opgenomen dat wanneer het iemand niet redelijkerwijs duidelijk was of kon zijn dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt, de uitkering wordt ingetrokken of herzien met ingang van de dag waarop het UWV hem voor het eerst kenbaar heeft gemaakt dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering is verstrekt. De Beleidsregels zijn buitenwettelijk begunstigend beleid, wat door de bestuursrechter terughoudend moet worden getoetst. Dit betekent dat de aanwezigheid en toepassing van dat beleid als een gegeven wordt aanvaard, waarbij de rechtbank enkel toetst of het beleid op consistente wijze is toegepast.
8. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet redelijkerwijs kon weten dat de hoogte en uitbetaling van de ZW-uitkering niet klopte. De rechtbank begrijpt dat eiseres hiermee een beroep doet op de Beleidsregels. Gelet op de Beleidsregels is het doorslaggevend of het eiseres redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat haar inkomsten van invloed konden zijn op het recht dan wel de hoogte van de ZW-uitkering. Daarbij is niet relevant of er sprake is geweest van fouten van het UWV. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het UWV dit beleid in het geval van eiseres niet op consistente wijze heeft toegepast. Het UWV heeft er terecht op gewezen dat eiseres met de ZW-uitkering en haar inkomen bij [bedrijfsnaam 2] significant meer verdiende dan voorheen, toen zij nog in dienst was bij [bedrijfsnaam 1] en dat zij redelijkerwijs hieruit heeft kunnen afleiden dat ze teveel ZW-uitkering ontving. Dat eiseres meerdere malen contact heeft gehad met het UWV maakt dit niet anders. Uit de telefoonnotities in het dossier is de rechtbank niets gebleken wat ertoe zou kunnen leiden dat het eiseres niet redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat zij teveel ZW-uitkering ontving. Met het feit dat eiseres contact heeft gezocht is eigenlijk al gegeven dat het haar duidelijk was of had moeten zijn dat zij teveel uitkering ontving. De rechtbank zal hierna ingaan op haar beroep op het vertrouwensbeginsel.
Vertrouwensbeginsel
9. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat eiseres aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit eiseres in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen.
10. De rechtbank vindt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar in een telefoongesprek met het UWV is toegezegd dat zij recht had op de ZW-uitkering. Zij heeft hiervoor geen gegevens overgelegd. Ook uit de door het UWV overgelegde KCC contacthistorie blijkt een dergelijke toezegging niet.
11. Het gegeven dat het UWV in mei 2022 is overgegaan tot herziening en terugvordering van de teveel betaalde ZW-uitkering, terwijl eiseres al eerder, mogelijk in januari 2022, melding heeft gemaakt van haar werk bij [bedrijfsnaam 2] is naar het oordeel van de rechtbank geen gedraging op basis waarvan eiseres redelijkerwijs kon of mocht afleiden dat het UWV geheel of gedeeltelijk zou afzien van herziening. Uit het stilzitten van het UWV kan niet worden afgeleid hoe het UWV in het geval van eiseres zijn bevoegdheid zou uitoefenen, in het bijzonder dat het UWV zou afzien van herziening van de ZW-uitkering.
12. De rechtbank komt, gezien dat wat zij heeft overwogen onder 10 en 11, tot de slotsom dat het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel niet slaagt.
Hoogte terugvordering
13. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de hoogte van de terugvordering. Het UWV heeft ter zitting toegelicht dat het terug te vorderen bedrag bruto is, omdat de ZW-uitkering ook bruto uitbetaald wordt. Bij de invordering wordt de afweging gemaakt of het nettobedrag ingevorderd kan worden. Het UWV heeft aangegeven dat dit ook is gebeurd, gezien de brieven van 1 en 12 juli 2022 waarin staat dat eiseres een lager bedrag, namelijk € 2.693,99, moet terugbetalen. De invordering is geen onderdeel van het bestreden besluit. De rechtbank kan deze motivering volgen.

Conclusie en gevolgen

14. Het UWV heeft terecht bepaald dat eiseres van 3 januari 2022 tot en met 1 mei 2022 ten onrechte € 3016,65 teveel aan ZW-uitkering heeft ontvangen en dat moet terugbetalen.
15. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 oktober 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.