In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over de terugvordering van een Ziektewetuitkering (ZW) door het UWV. Eiseres, die in dienst was bij [bedrijfsnaam 1] B.V. en later bij [bedrijfsnaam 2], had zich ziekgemeld en ontving een ZW-uitkering. Het UWV heeft vastgesteld dat eiseres van 3 januari 2022 tot en met 1 mei 2022 ten onrechte een te hoge uitkering heeft ontvangen, omdat zij ook inkomsten uit arbeid had. Het UWV vorderde een bedrag van € 3016,65 terug. Eiseres was het niet eens met deze terugvordering en deed een beroep op het vertrouwensbeginsel, stellende dat zij niet redelijkerwijs kon weten dat zij teveel uitkering ontving.
De rechtbank heeft de zaak op 28 september 2023 behandeld en geconcludeerd dat eiseres redelijkerwijs had moeten begrijpen dat haar inkomsten invloed hadden op de hoogte van de ZW-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het UWV de terugvordering terecht had ingesteld en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat er toezeggingen waren gedaan die haar recht gaven op de uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij de terugvordering moet voldoen en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan op 12 oktober 2023 door mr. M. de Vries, rechter, en mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.