ECLI:NL:RBDHA:2023:15418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
SGR 22/4469
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Sociale Verzekeringsbank over AOW-pensioen en verzekeringsplicht

In deze zaak heeft eiseres, een vrouw die in Nederland woont, beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) inzake haar recht op AOW-pensioen. Eiseres had op 4 augustus 2021 een AOW-pensioen aangevraagd, maar in het primaire besluit van 9 september 2021 werd haar slechts 20% AOW-pensioen toegekend, omdat zij over bepaalde periodes geen AOW had opgebouwd. Na bezwaar werd dit besluit herzien, maar bleef de uitkomst ongunstig voor eiseres, die nu recht had op slechts 8% AOW-pensioen. Eiseres stelde dat het bestreden besluit ondeugdelijk was gemotiveerd en dat zij mocht vertrouwen op de informatie in de DigiD app, die volgens haar aangaf dat zij over meer jaren AOW-pensioen opbouwde. Ze voerde aan dat er sprake was van discriminatie en een ongeoorloofd onderscheid in de behandeling van echtgenoten van ambtenaren die in het Koninkrijk der Nederlanden werkzaam zijn.

De rechtbank heeft de zaak op 10 augustus 2023 behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig, evenals de gemachtigde van de Svb. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet verzekerd was voor de AOW op basis van de geldende besluiten en dat er geen sprake was van een schending van het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank concludeerde dat de Svb terecht had bepaald dat eiseres recht had op 8% AOW-pensioen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter N.E.M. de Coninck en is openbaar uitgesproken op 21 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4469

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. V.K.S. Budhu Lall),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigde: mr. O.F.M. Vonk).

Procesverloop

Eiseres heeft op 4 augustus 2021 een pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) aangevraagd. In het besluit van 9 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres vanaf 9 december 2021 recht heeft op 20 % AOW-pensioen, omdat eiseres over de periodes van 9 december 1971 tot en met 30 mei 2011 en van 31 mei 2011 tot en met 2 september 2012 geen AOW heeft opgebouwd.
Eiseres heeft bezwaar ingesteld tegen het primaire besluit. In het besluit van 24 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder bepaald dat het primaire besluit niet juist is, maar dat eiseres ook geen gelijk krijgt. Verweerder heeft bepaald dat eiseres over de periodes van 9 december 1971 tot en met 2 september 2012 en van 1 februari 2016 tot en met 8 december 2021 geen AOW heeft opgebouwd. Eiseres heeft daarom recht op 8 % AOW-pensioen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen eiseres en haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Feiten
1. De echtgenoot van eiseres was vanaf 1 februari 1989 als ambtenaar in dienst van de regering van Aruba en vanaf 4 november 1998 was hij tewerkgesteld bij het Kabinet van de Gevolmachtigd minister van Aruba in Den Haag. Eiseres en haar echtgenoot wonen sinds 24 augustus 1998 in Nederland en hebben beiden de Nederlandse nationaliteit. De echtgenoot van eiseres is inmiddels met pensioen. Eiseres heeft in Nederland gewerkt van 3 september 2012 tot en met 31 januari 2016.
Gronden van eiseres
2. Eiseres betoogt dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd omdat verweerder verwijst naar het Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden 1989 (het Besluit 1989) zonder enige toelichting of dit besluit hetzelfde uitgangspunt heeft als het Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden 1999 (het Besluit 1999). Eiseres voert voorts aan dat zij mocht vertrouwen op de informatie in de DigiD app – de rechtbank begrijpt dat eiseres bedoelt ‘Mijn Svb’ – waaruit volgt dat zij over meer jaren een AOW-pensioen opbouwde. Dat eiseres geen pensioenoverzicht heeft aangevraagd maakt dit niet anders. Volgens eiseres is er sprake van discriminatie op grond van artikel 14 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), dan wel is er sprake van een ongeoorloofd onderscheid omdat binnen het Koninkrijk der Nederlanden aanspraken van echtgenoten van uitgezonden personen verschillend worden behandeld. Zo volgt uit artikel 3, tweede en derde lid, van het Besluit 1999 dat zowel een Nederlandse ambtenaar die is uitgezonden naar Aruba, als diens echtgenoot die op Aruba woont, beiden pensioenaanspraken opbouwen. Verder volgt uit artikel 5 van de Arubaanse landsverordening dat zowel een naar Aruba uitgezonden Nederlandse ambtenaar die op Aruba woont en daar is ingeschreven, als diens echtgenoot, beiden ook een Arubaans pensioen opbouwen. Verder betoogt eiseres dat sprake is van strijd met haar zelfstandig recht op een AOW-pensioen als gehuwde vrouw. Zij heeft over de periode dat zij werkte immers wel recht op een AOW pensioen en het valt niet in te zien waarom dit niet ook zo zou zijn over de periode dat zij niet heeft gewerkt. Als eiseres werkt, wordt haar onafhankelijkheid als gehuwde vrouw wel erkend, maar haar onafhankelijkheid als gehuwde vrouw zou ook erkend moeten worden in de situatie dat zij niet werkt. Eiseres voert aan dat er ruimte is voor toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 25 van het Besluit 1989 en artikel 24 van het Besluit 1999, omdat het slechts om een handjevol mensen gaat voor wie de financiële gevolgen van uitsluiting van de verzekering groot is. Eiseres heeft van collega’s die werkzaam waren bij het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Aruba begrepen dat zij, anders dan de echtgenoot van eiseres, niet zijn uitgezonden vanuit Aruba maar in Nederland door het Kabinet zijn aangenomen. Zij hebben op die grond een AOW pensioen opgebouwd en hun echtgenoten, voor zover zij die hebben, ook. Er is echter geen enkele rechtvaardiging voor het onderscheid dat voor echtgenoten van ambtenaren die op het Kabinet werken er twee verschillende regelingen gelden.
Standpunt van verweerder
3. Verweerder heeft toegelicht dat eiseres zowel volgens het Besluit 1989 als volgens het Besluit 1999 was uitgesloten van (onder meer) de AOW-verzekering. Verder heeft verweerder aangegeven dat op de website van de Svb in de persoonlijke klantomgeving een overzicht staat van de bij de Svb bekende verzekeringsgegevens, maar dat daarbij ook expliciet is vermeld: “Vraag een Svb pensioenoverzicht aan om zekerheid te krijgen over uw AOW-pensioen”. De gegevens waarover verweerder beschikt komen uit de Polisadministratie en zijn niet altijd compleet. Zo heeft verweerder toegelicht dat de werkgever niet had doorgegeven dat het dienstverband met eiseres was geëindigd. De informatie die eiseres zag in Mijn Svb ging uit van een dienstverband tot aan de pensioenleeftijd. Als eiseres een pensioenoverzicht had aangevraagd dan had eiseres kunnen zien van welke gegevens verweerder op dat moment uitgaat en indien nodig had zij aanvullende informatie en bewijsstukken kunnen indienen. Verweerder is van mening dat er geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel omdat in Nederland aangeworven personeelsleden niet vallen onder het socialezekerheidsstelsel van Aruba. In Nederland aangeworven personeelsleden zijn in Nederland verzekerd op grond van de volksverzekeringen en zijn in Nederland premieplichtig. Volgens verweerder verkeerde de echtgenoot van eiseres niet in deze situatie. Het feit dat eiseres een gehuwde vrouw is, is niet bepalend voor het recht op een AOW-uitkering. Wat volgens verweerder bepalend is, is het feit dat eiseres een gezinslid is van een verplicht vrijgestelde ambtenaar. Zelfs indien wel sprake zou zijn van een onderscheid, dan wordt dat volgens verweerder gerechtvaardigd door de wens en de noodzaak om uitgezonden personeel onafhankelijk en doelmatig te laten functioneren, stelselsamenloop te voorkomen en door het doel om samenwonende echtelieden onder hetzelfde nationale stelsel te doen vallen. Ten slotte geeft verweerder aan dat Aruba weliswaar deel uitmaakt van het Koninkrijk der Nederlanden, maar een land is dat zelfstandig de eigen aangelegenheden behartigt. Gelet op artikel 3 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden is het pensioenstelsel geen Koninkrijksaangelegenheid maar een landaangelegenheid.
Beoordeling door de rechtbank
4.1
Zowel op grond van het Besluit 1989 als op grond van het Besluit 1999 was eiseres niet verzekerd voor de AOW. Het Besluit 1989 gold van 1 juli 1989 tot 1 januari 1999. Op grond van artikel 14, eerste lid, onder a en b van het Besluit 1989 was de ambtenaar die is toegevoegd aan de gevolmachtigde Minister van Aruba van de verzekering uitgesloten. Op grond van artikel 13, derde lid, in samenhang met artikel 14, derde lid, van het Besluit 1989 was ook de echtgenoot van de ambtenaar niet verzekerd ingevolge de volksverzekeringen, tenzij betrokkene in Nederland arbeid verrichtte of een Nederlandse sociale verzekeringsuitkering ontving. In artikel 15, eerste lid, onder a en b, en het tweede lid, van het Besluit 1999 is een vergelijkbare bepaling opgenomen waaruit volgt dat eiseres niet verzekerd is voor de AOW. Verweerder heeft dit deugdelijk gemotiveerd.
4.2
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is allereerst vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. [1] Van een dergelijke toezegging, uitlating of gedraging is niet gebleken. Verweerder heeft toegelicht dat in Mijn Svb een overzicht staat van de bij de Svb bekende verzekeringsgegevens, maar dat daarbij ook expliciet is vermeld dat een Svb pensioenoverzicht aangevraagd moet worden om zekerheid te krijgen over de hoogte van het AOW-pensioen. Eiseres kon er niet op vertrouwen dat de in Mijn Svb getoonde informatie volledig was. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
4.3
Dat, zoals eiseres stelt, een Nederlandse ambtenaar (en diens echtgenoot) die naar Aruba wordt uitgezonden zowel in Nederland als in Aruba verzekeringsplichtig is, maakt niet dat sprake is van een ongeoorloofd onderscheid omdat binnen het Koninkrijk der Nederlanden volgens eiseres verschillende regels gelden ten aanzien van de verzekeringsplicht. Met verweerder oordeelt de rechtbank dat op grond van artikel 3 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden het pensioenstelsel, en het wel of niet verzekeringsplichtig zijn als uitgezonden ambtenaar, geen aangelegenheid van het Koninkrijk is. Verder is, zoals verweerder aanvoert, het feit dat eiseres een (gehuwde) vrouw is niet bepalend is voor de opbouw van haar AOW-pensioen, maar is bepalend dat zij een gezinslid is van een verplicht van de verzekering vrijgesteld ambtenaar. In hetgeen eiseres aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er sprake zou zijn van discriminatie op grond artikel 14 EVRM.
4.4
In artikel 25, eerste lid, van het Besluit 1989 en in artikel 24, eerste lid, van het Besluit 1999 is bepaald dat verweerder artikelen van deze besluiten buiten toepassing kan laten of daarvan kan afwijken voorzover toepassing gelet op het belang van de uitbreiding en beperking van de kring van verzekerden zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, die uitsluitend voortvloeit uit de verzekeringsplicht of de uitsluiting daarvan krachtens deze besluiten. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat collega’s van haar echtgenoot die in Nederland door het Kabinet van de gevolmachtigde Minister van Aruba zijn aangenomen en zij (en hun echtgenoten) op die grond verzekeringsplichtig zijn in Nederland, geen aanleiding voor het oordeel dat haar beperking van de verzekeringsplicht leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. De collega’s van de echtgenoot van eiseres die in Nederland zijn aangenomen, hebben namelijk een arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht en hebben op die grond recht op een AOW-pensioen. Verweerder heeft dan ook terecht de hardheidsclausule uit de eerdergenoemde artikelen niet toegepast.

Conclusie

5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres recht heeft op 8 % AOW-pensioen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 31 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4351.