ECLI:NL:RBDHA:2023:15412
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onterecht ontvangen WW-uitkering en overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser ontving van 25 september 2017 tot en met 24 december 2019 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). In een eerder besluit van 25 februari 2021 werd vastgesteld dat eiser ten onrechte een bedrag van € 46.335,42 aan WW-uitkering had ontvangen, wat leidde tot een terugvordering. Eiser stelde dat hij als vrijwilliger werkte en geen inkomen had genoten, en dat hij aan zijn informatieplicht had voldaan door te melden dat hij vrijwilligerswerk deed. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder zich terecht baseerde op rapporten van de Belastingdienst, die aantoonden dat eiser inkomsten had genoten die niet waren opgegeven. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien, ondanks de persoonlijke omstandigheden van eiser.
Daarnaast heeft eiser verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank stelde vast dat de redelijke termijn was overschreden, zowel in de bestuurlijke als in de rechterlijke fase, en veroordeelde verweerder en de Staat tot betaling van elk € 500,- aan eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser af.