ECLI:NL:RBDHA:2023:15399

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
NL22.23247
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Egyptische nationaliteit, op 22 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 8 augustus 2022 een ingebrekestelling ontvangen van eiser, omdat er niet tijdig op zijn asielaanvraag was beslist. Eiser heeft vervolgens op 14 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft hierop een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.

De staatssecretaris had de aanvraag van eiser op 8 juni 2022 in de nationale procedure opgenomen, waardoor Nederland verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag. De beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42 van de Vreemdelingenwet (Vw), begon op die datum. De initiële beslistermijn zou op 8 december 2022 verlopen. Aangezien de ingebrekestelling van eiser op 8 augustus 2022 was ingediend, was de beslistermijn op dat moment nog niet overschreden. Dit betekent dat de ingebrekestelling te vroeg was ingediend en dus niet geldig is. Zonder een geldige ingebrekestelling kan er geen beroep tegen het niet tijdig beslissen worden ingesteld, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank heeft besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23247

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

Geboren op [geboortedatum]
van Egyptische nationaliteit
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Procesverloop

Eiser heeft op 22 augustus 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 8 augustus 2022 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 14 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) moet de staatssecretaris binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
In het zesde lid van artikel 42, van de Vw is bepaald dat als er wordt onderzocht of de aanvraag, op grond van artikel 30, van de Vw, niet in behandeling dient te worden genomen, de termijn uit het eerste lid, aanvangt op de datum waarop is vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de aanvraag. Op 4 november 2021 heeft de staatssecretaris een claim gelegd bij de Franse autoriteiten op grond van de Dublinverordening. Deze claim is door de Franse autoriteiten op 31 december 2021 geaccepteerd. Op 8 juni 2022 heeft de staatssecretaris eiser laten weten dat de asielaanvraag alsnog in de nationale procedure zal worden behandeld, de Dublinprocedure is daarmee komen te vervallen.
5. Omdat de staatssecretaris op 8 juni 2022 de aanvraag van eiser in de nationale procedure heeft opgenomen en Nederland daarmee vanaf dat moment verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag, is op die dag de beslistermijn aangevangen. Gelet op de beslistermijn van zes maanden als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Vw betekent dit dat de initiële beslistermijn op 8 december 2022 voorbij zou zijn. Eiser heeft de staatssecretaris op 8 augustus 2022 in gebreke gesteld. De beslistermijn was op dat moment nog niet overschreden. Dat betekent dat eiser zijn ingebrekestelling te vroeg heeft ingediend en dat de ingebrekestelling dus niet geldig is. Omdat zonder geldige ingebrekestelling geen beroep tegen het niet tijdig beslissen kan worden ingesteld is het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.