ECLI:NL:RBDHA:2023:15363

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
22.17615
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Marokkaanse man, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd met terugwerkende kracht tot 7 januari 2018 was ingetrokken. Dit besluit omvatte ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van tien jaar. Verzoeker was op 10 juli 2023 uitgezet naar Nador, Marokko, en verzocht de voorzieningenrechter om hem te verbieden uit te zetten naar Marokko totdat zijn bezwaar was behandeld.

Tijdens de zitting op 22 september 2023 heeft verzoeker zijn verzoek gewijzigd en gevraagd om toegang tot Nederland, zodat hij de uitkomst van zijn bezwaar daar kon afwachten. De voorzieningenrechter heeft overwogen of verzoeker procesbelang had bij de verzochte voorziening, gezien het feit dat hij al was uitgezet. De rechter concludeerde dat verzoeker procesbelang had, omdat hij zijn verzoek had gewijzigd.

Verzoeker voerde aan dat hij een spoedeisend belang had, omdat hij zich niet zelfstandig kon handhaven in Marokko en medische zorg nodig had die alleen in Nederland beschikbaar was. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker onvoldoende had onderbouwd dat hij niet zelfstandig kon leven in Marokko en dat zijn medische situatie niet vereiste dat hij naar Nederland moest worden teruggebracht. De rechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17615

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Imami).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd ingetrokken met terugwerkende kracht tot 7 januari 2018. Het bestreden besluit omvat tevens een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van tien jaar.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoeker is op 10 juli 2023 uitgezet naar Nador, Marokko.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 september 2023 in Breda op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Verzoeker is geboren op [geboortedatum] en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om verweerder te verbieden hem uit te zetten naar Marokko hangende het bezwaar.
Procesbelang
2. De voorzieningenrechter ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of verzoeker procesbelang heeft bij de verzochte voorziening, omdat verzoeker reeds is uitgezet.
3. Ter zitting heeft verzoeker zijn verzoek gewijzigd. Hij heeft gevraagd om te beslissen dat aan hem de toegang tot Nederland wordt verschaft en dat hij vervolgens in Nederland de uitkomst van zijn bezwaar mag afwachten. Gelet op deze wijziging van het verzoek, is het oordeel van de voorzieningenrechter dat verzoeker procesbelang heeft bij een uitspraak op zijn verzoek.
Spoedeisend belang
4. Als voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op
grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb [1] op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5. Verzoeker heeft aangevoerd dat sprake is van een spoedeisend belang, omdat hij zich niet zelfstandig kan handhaven in Marokko. Verzoeker stelt begeleiding en (medische) zorg nodig te hebben die enkel in Nederland aanwezig is. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar zijn medisch dossier.
6. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Verzoeker heeft onvoldoende onderbouwd dat hij zich niet zelfstandig kan handhaven in Marokko en afhankelijk is van de begeleiding van zijn moeder die in Nederland verblijft. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat verzoeker momenteel verblijft bij zijn echtgenote en kinderen in Marokko. Niet is gebleken dat zij verzoeker niet afdoende kunnen begeleiden. Verder heeft verzoeker niet onderbouwd dat zijn medische situatie ertoe moet leiden dat hij teruggehaald moet worden naar Nederland om het bezwaar in Nederland af te wachten. Verzoeker heeft ter onderbouwing zijn medisch dossier overgelegd en hieruit volgt dat hij medische zorg en medicatie heeft ontvangen. Maar hieruit volgt niet dat hij deze medische zorg en medicatie niet in Marokko kan krijgen. Daarom neemt de voorzieningenrechter aan dat een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening ontbreekt, zodat alleen al om die reden geen voorlopige voorziening kan worden getroffen. De stelling ter zitting dat verzoeker in Nederland moet worden gehoord op zijn bezwaar, levert evenmin een spoedeisend belang op. Verweerder heeft immers de bereidheid getoond om verzoeker op andere wijze te horen, zoals op het kantoor van de Nederlandse vertegenwoordiging in Marokko. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.