ECLI:NL:RBDHA:2023:15360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
23.5224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van artikel 8 EVRM en jongvolwassenenbeleid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf bij referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen met het primaire besluit van 14 juni 2022, en dit besluit is in het bestreden besluit van 13 april 2023 bevestigd. De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2023 behandeld in Middelburg, waar de gemachtigde van eisers, referent en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat de staatssecretaris terecht heeft overwogen dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referent en zijn ouders, en dat het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris een zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt, waarbij het belang van de Nederlandse Staat bij een terughoudend migratiebeleid zwaarder weegt dan het belang van eisers om bij referent in Nederland te verblijven. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5224
v-nummers: [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser, [naam 2], eiseres 1 en [naam 3], eiseres 2,

samen: eisers
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers
tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) voor verblijf bij [naam 3] (hierna: referent).
2. De staatssecretaris heeft met het besluit van 14 juni 2022 (hierna: het primaire besluit) de aanvraag afgewezen. Hiertegen is bezwaar gemaakt.
3. Met het besluit van 13 april 2023 (hierna: het bestreden besluit) op het bezwaar is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
4. De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2023 op zitting behandeld in Middelburg. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers, referent en de gemachtigde van de staatssecretaris. Als tolk was aanwezig M. Kurdi.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het terecht is dat de staatssecretaris in het bestreden besluit bij de afwijzing van de aanvraag voor een mvv voor eisers is gebleven. Zij doet dat aan de hand van wat eisers tegen dit besluit hebben aangevoerd. De rechtbank gaat daarbij uit van de feiten en omstandigheden zoals die zich voordeden op het moment van het bestreden besluit.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Eisers zijn de ouders en minderjarige zus van referent. Eiser is de vader van referent, eiseres 1 is de moeder van referent en eiseres 2 is het zusje van referent. Zij willen in Nederland bij referent komen wonen. Op 26 juli 2021 heeft referent hiervoor een aanvraag ingediend om aan eisers een mvv te verlenen. [1] Daarbij hebben zij meegedeeld dat zij een beroep doen op artikel 8 van het EVRM. [2]
8. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris overwogen dat eisers geen geslaagd beroep kunnen doen op artikel 8 van het EVRM. Volgens de staatssecretaris is tussen referent en eisers geen sprake van familie- of gezinsleven zoals bedoeld in dat artikel. Het belang van de Nederlandse Staat bij een terughoudend beleid voor (gezins)migratie weegt volgens de staatssecretaris zwaarder dan het belang van eisers om bij referent in Nederland te kunnen verblijven.
Heeft de staatssecretaris de motivering van zijn besluit mogen wijzigen?
9. Eisers voeren in beroep aan dat de staatssecretaris hen ten opzichte van het primaire besluit heeft benadeeld. De staatssecretaris ging er in het primaire besluit nog van uit dat tussen eisers en referent familie- en gezinsleven bestaat zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
10. De rechtbank stelt voorop dat zij in beroep alleen het bestreden besluit kan beoordelen. Verder staat vast dat de aanvraag van eisers in zowel het primaire besluit als het bestreden besluit wordt afgewezen. Eisers zijn dus met het bestreden besluit niet slechter af. Verder blijkt uit het bestreden besluit dat dat ook is gebaseerd op informatie die pas in bezwaar bekend is geworden. Een bestuursorgaan mag in het algemeen in bezwaar een ander besluit nemen als nieuwe informatie daar aanleiding voor geeft. [3] De rechtbank volgt eisers dan ook niet in hun standpunt dat het bestreden besluit ten onrechte nadeliger voor hen is dan het primaire besluit.
Is het onderzoek gezien het verloop van de hoorzitting in bezwaar (on)zorgvuldig geweest?
11. Eisers voeren aan dat referent door de omstandigheden tijdens de hoorzitting in zijn belangen is geschaad. Referent voelde zich tijdens de hoorzitting niet op zijn gemak en de houding van de hoormedewerker was storend en zeer onprofessioneel. De woorden van referent zijn onjuist geformuleerd en uit hun verband gehaald door de hoormedewerker. Er is ook een klacht ingediend over de omstandigheden tijdens de hoorzitting.
12. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat uit de gronden van beroep niet blijkt dat referent niet alles heeft kunnen verklaren wat van belang is voor de aanvraag. Uit het verslag van het gehoor van de ambtelijke commissie blijkt dat referent antwoord heeft kunnen geven op de vragen. Ook volgt uit dit verslag dat referent en de gemachtigde de gelegenheid hebben gekregen om de verklaringen aan te vullen. In beroep heeft referent niet aannemelijk kunnen maken dat zijn verklaringen onjuist zijn verwoord en uit hun verband zijn gehaald. De rechtbank is dan ook met de staatssecretaris van oordeel dat uit het verloop van de hoorzitting in bezwaar niet kan worden afgeleid dat het onderzoek in bezwaar onvoldoende zorgvuldig is geweest.
Kunnen eisers en referent zich voor de bescherming van hun familie- en gezinsleven beroepen op artikel 8 van het EVRM?
13. Artikel 8 van het EVRM beschermt het recht op eerbieding van het familie- en gezinsleven. Als gevolg hiervan kan voor de Nederlandse Staat de verplichting bestaan om een vreemdeling tot Nederland toe te laten, om hem of haar in staat te stellen familie- en gezinsleven uit te oefenen met een in Nederland verblijvend familielid.
14. Het familie- en gezinsleven tussen meerderjarige kinderen en hun ouders wordt alleen beschermd door artikel 8 van het EVRM als tussen de betrokkenen een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat, er moet sprake zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Deze vraag is van feitelijke aard en afhankelijk van het daadwerkelijk bestaan van hechte, persoonlijke banden. Hierbij kan bijvoorbeeld relevant zijn: de eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst. De staatssecretaris maakt hierop een uitzondering voor het meerderjarige kind dat: a) jongvolwassen is; b) met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft; c) niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en d) geen zelfstandig gezin heeft gevormd. In een dergelijke situatie wordt net als voor minderjarigen aangenomen dat familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM met de ouders bestaat. Dit is het jongvolwassenenbeleid. [4]
Is het jongvolwassenenbeleid van toepassing?
15. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit overwogen dat referent niet als een jongvolwassene zoals bedoeld in zijn beleid is aan te merken, omdat referent vanwege de aard en intensiteit van de relatie met zijn vriendin moet worden beschouwd als een meerderjarige die een zelfstandig gezin heeft gevormd. De staatssecretaris wijst op de verklaring van referent dat die het plan om te gaan samenwonen met zijn vriendin laat afhangen van de beslissing op de aanvraag van eisers. Ook heeft de staatssecretaris overwogen dat referent in staat is gebleken om zelfstandig in zijn onderhoud te voorzien. Daarbij wijst de staatssecretaris op de verklaringen van referent over het hebben van een baan naast een studie, waaruit blijkt dat referent een hoge mate van zelfstandigheid heeft ontwikkeld. Hoewel referent daarnaast een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangt, kan worden aangenomen dat hij in beginsel in staat is om volledig in zijn eigen onderhoud te voorzien. Tot slot heeft hij verklaard dat hij financieel niet afhankelijk is van zijn ouders.
16. Eisers voeren aan dat referent wel onder het jongvolwassenenbeleid valt. De relatie die referent heeft met zijn vriendin valt niet onder “het vormen van een zelfstandig gezin”, zoals in het jongvolwassenenbeleid staat. Het is een jeugdliefde en het is normaal om steun te zoeken op jonge leeftijd. Zijn vriendin en schoonmoeder geven die steun, omdat zijn familie niet in Nederland is. Referent doet verder wat hij moet doen om zich staande te houden, waarbij hij nog iedere dag steun zoekt bij zijn ouders. Dat referent een bijbaantje heeft, maakt hem niet financieel onafhankelijk van zijn gezin. De toets die de staatssecretaris verricht is volgens eisers onredelijk.
17. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd dat het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is op referent, omdat referent gezien de omstandigheden waarin hij verkeert gelijk kan worden gesteld aan een meerderjarige die zelfstandig een gezin heeft gevormd en hij in het eigen onderhoud kan voorzien. Uit de verklaringen van referent tijdens de hoorzitting en de verklaring van zijn schoonmoeder blijkt dat referent een duurzame relatie heeft met [naam 4]. De omstandigheid dat beiden feitelijk niet als gezin samenwonen is het gevolg van de keuze van referent om eerst de mvv-procedure van eisers af te wachten. Uit de verklaringen van referent blijkt verder dat hij het staatsexamen heeft afgerond, bezig is met een pre-bachelor en ongeveer dertien uur per week werkt bij een supermarkt. Ook heeft referent verklaard dat hij financieel niet afhankelijk is van zijn ouders. De staatssecretaris heeft gelet hierop terecht overwogen dat referent stappen naar zelfstandigheid heeft gezet en daarmee de feitelijke gezinsband met eisers verbroken moet worden geacht. Dat referent ook steun en begeleiding krijgt van zijn schoonfamilie betekent niet dat de gezinsband met eisers in stand is gebleven. Nu referent erin is geslaagd om zijn leven in Nederland zelfstandig vorm te geven, gaat het beroep van eisers op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 april 2023 [5] niet op. Het is niet aannemelijk dat eiser zich alleen noodgedwongen staande kan houden, zoals is bedoeld in die uitspraak.
Is sprake van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen referent en zijn ouders?
18. Omdat geen sprake is van gezinsleven op grond van het jongvolwassenenbeleid, moet er sprake zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referent en zijn ouders voor het aannemen van familie- en gezinsleven dat door artikel 8 van het EVRM wordt beschermd.
19. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft overwogen dat tussen referent en zijn ouders geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De staatssecretaris heeft terecht overwogen dat de omstandigheid dat referent vóór zijn vertrek uit Syrië altijd met zijn ouders heeft samengewoond op zich niet voldoende is om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie aan te nemen. De staatssecretaris heeft kunnen meewegen dat referent niet financieel afhankelijk is van zijn ouders en dat referent zijn ouders ook niet financieel kan ondersteunen. Daarnaast heeft de staatssecretaris de gestelde zorgbehoefte van de vader en moeder van referent meegewogen. Hierover heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat uit de overgelegde kopieën van medische stukken niet blijkt dat zijn vader en moeder afhankelijk zijn van specifieke zorg van referent of anderen om zelfstandig te kunnen functioneren. Er is ook niet gebleken dat medische behandeling voor hen in Syrië niet mogelijk is. Dat referent graag voor zijn ouders wil zorgen, is begrijpelijk, maar dit overstijgt niet de gebruikelijke band tussen een volwassen kind en zijn ouders. De staatssecretaris heeft daarnaast de praktische en emotionele afhankelijkheid meegewogen. Daarover heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat de omstandigheid dat referent vóór zijn vertrek uit Syrië zijn ouders af en toe hielp, niet maakt dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Ook heeft de staatssecretaris kunnen overwegen dat de omstandigheid dat referent en zijn ouders elkaar missen en zich zorgen maken om elkaar geen omstandigheden zijn die maken dat de band tussen hen zo bijzonder is dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De gestelde psychische klachten van de ouders van referenten en de in verband hiermee gestelde bewijsnood zijn niet onderbouwd. Tot slot heeft de staatssecretaris kunnen overwegen dat de ouders van referent zijn geboren en opgegroeid in Syrië en geen banden hebben met Nederland.
Heeft de staatssecretaris een voldoende belangenafweging gemaakt?
20. Omdat de beantwoording van de vraag naar het bestaan van familie- en gezinsleven en de belangenafweging elkaar beïnvloeden mag de staatssecretaris bij een beroep op artikel 8 van het EVRM niet volstaan met de vaststelling dat wel of niet beschermenswaardig familieleven bestaat. De staatssecretaris moet in alle gevallen een belangenafweging maken tussen het algemeen belang van de Nederlandse Staat bij een terughoudend migratiebeleid en het persoonlijke belang van de vreemdeling bij de uitoefening van zijn familie- en gezinsleven in Nederland. Daarbij moeten alle relevante feiten en omstandigheden worden betrokken en de belangenafweging moet evenwichtig zijn. De rechtbank beoordeelt dat laatste ‘enigszins terughoudend’.
21. De staatssecretaris heeft in dit geval alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging betrokken. In het nadeel van eisers heeft hij kunnen meewegen dat geen sprake is van een door artikel 8 van het EVRM beschermd familie- of gezinsleven, dat eisers nog nooit eerder verblijf in Nederland hebben gehad en dat het economisch belang van Nederland zwaar weegt. Referent heeft een uitkering uit de algemene middelen. Daarnaast gaat het economisch belang ook over de bescherming van de arbeidsmarkt en de door de overheid betaalde voorzieningen, zoals bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg. Uit de verklaringen van referent volgt dat eisers een beroep zullen doen op het Nederlandse zorgstelsel. De staatssecretaris heeft ook in het nadeel van eisers kunnen meewegen dat eisers sterkere banden hebben met Syrië dan met Nederland en dat niet is gebleken dat zij voldoende kennis hebben van de Nederlandse taal en samenleving. De staatssecretaris heeft op grond van de genoemde omstandigheden een belangenafweging kunnen maken waarbij de staatssecretaris een groter belang heeft kunnen hechten aan het belang van Nederland dan aan het belang van eisers. De staatssecretaris heeft de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM dan ook niet ten onrechte in het nadeel van eisers laten uitvallen.
Conclusie
22. De staatssecretaris heeft de aanvraag voor een mvv terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond.
23. De staatssecretaris hoeft daarom ook geen proceskosten te betalen en eisers krijgen ook het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Aanvraagformulier ‘Aanvraag voor het verblijfsdoel 'familie en gezin'(referent)’.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Het jongvolwassenenbeleid staat in paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.