ECLI:NL:RBDHA:2023:15345

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.20851
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag Nigeriaan afgewezen wegens ongeloofwaardige politieke overtuiging en lidmaatschap IPOB

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1994, diende op 14 januari 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, die op 12 juli 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als ongegrond werd afgewezen. Eiser stelt dat hij lid is van de Indigenous People of Biafra (IPOB) en dat hij in Nigeria werd gezocht vanwege zijn politieke activiteiten en confrontaties met Fulani-herders. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat de eiser summier heeft verklaard over zijn rol binnen IPOB en dat zijn lidmaatschap ongeloofwaardig is bevonden. De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van eiser niet overeenkomen met de overgelegde bewijsstukken, waaronder een krantenartikel dat zijn claims ondersteunt. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de Nigeriaanse autoriteiten op de hoogte zijn van de politieke overtuiging van eiser, en dat zijn vrees voor vervolging niet aannemelijk is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20851

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiserV-nummer: [v-nummer],

(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo en mr. H. Chamkh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is geboren op [geboortedag] 1994 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij heeft op 14 januari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 12 juli 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Omdat de tolk die door eisers gemachtigde was ingeschakeld de dag van tevoren had afgezegd, heeft de rechtbank de behandeling ter zitting geschorst en de zaak aangehouden. Op 7 september 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het beroep voortgezet en op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, K.C. Okorie als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. In 2014 is hij lid geworden van de Indigenous People of Biafra (IPOB), een verboden beweging in Nigeria.
In het dorp waar eiser vandaan komt ontstonden confrontaties tussen Fulani herders en de jeugd van IPOB nadat het vee van de herders de landbouwgewassen van het dorp verwoestte. Tijdens deze vier dagen durende confrontatie is de moeder van eiser vermoord en zijn veel jongeren opgepakt door het leger. Eiser is eerst naar een ander dorp gevlucht en heeft vervolgens Nigeria verlaten toen hij via zijn vader hoorde dat hij op een lijst van gezochte personen is gezet.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • lidmaatschap IPOB en deelname demonstraties;
  • gezocht door de autoriteiten vanwege confrontatie met Fulani herders.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig gevonden. Ook vindt verweerder het geloofwaardig dat eiser in Nederland lid is geworden van IPOB en dat hij heeft deelgenomen aan enkele demonstraties. Maar verweerder vindt het niet geloofwaardig dat eiser in 2014 in Nigeria al lid is geworden van IPOB. Eiser heeft summier verklaard over de activiteiten van IPOB in het dorp. Ook heeft hij summier en inconsistent verklaard over zijn eigen rol en activiteiten voor IPOB. Niet is gebleken dat hij concrete activiteiten heeft verricht voor IPOB. Eiser heeft oppervlakkig verklaard over waarom zijn gestelde deelname aan een demonstratie in 2015 voor hem belangrijk was. Daarnaast is uit onderzoek van Bureau Documenten gebleken dat eisers lidmaatschapskaart waarschijnlijk niet echt is. Verweerder vindt het ook niet geloofwaardig dat eiser door de autoriteiten gezocht wordt vanwege een confrontatie met Fulani herders. Eisers verklaringen komen niet overeen met het krantenartikel uit
The Nigerian Observervan 21 maart 2016 dat hij heeft overgelegd. Zo verklaart eiser dat het leger pas na enkele dagen achter zijn personalia kwam, terwijl uit het krantenartikel blijkt dat hij al sinds de dag van het conflict zelf gezocht zou worden. Ook komt het door eiser overgelegde krantenartikel niet overeen met andere openbare berichtgeving. Zo zijn twee van de vijf personen op de foto teruggevonden in andere openbare berichtgeving met andere namen. Ook zijn andere artikelen die op dezelfde pagina staan teruggevonden in openbare berichtgeving die dateert van december 2014. Nu het in Nigeria mogelijk is om een krantenartikel tegen betaling te laten publiceren (
brown envelope journalism) doet het overleggen van dit krantenartikel, dat niet overeenkomt met andere bronnen, volgens verweerder sterke afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers problemen. De vrees van eiser voor vervolging door de Nigeriaanse autoriteiten vanwege zijn politieke activiteiten in Nederland is volgens verweerder niet aannemelijk. Volgens verweerder is bij eiser geen sprake van een fundamentele politieke overtuiging. Over de aannemelijkheid dat de fundamentele politieke overtuiging aan eiser wordt toegedicht door de Nigeriaanse autoriteiten overweegt verweerder dat er geen aanwijzingen zijn dat de autoriteiten in Nigeria op de hoogte zijn van de politieke activiteiten in Nederland. Eiser was geen bekend persoon in Nigeria, heeft niet eerder in de negatieve belangstelling gestaan van de Nigeriaanse autoriteiten en heeft geen banden met politieke tegenstanders. Tot slot zijn er geen aanwijzingen dat eiser wordt gemonitord door de Nigeriaanse autoriteiten. Verweerder concludeert daarom dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Ten eerste stelt eiser dat verweerder ten onrechte in het besluit heeft opgenomen dat binnen één week beroep moet worden ingediend. De termijn had vier weken moeten zijn. Daarnaast heeft verweerder hem ten onrechte tegengeworpen dat hij summier heeft verklaard over de activiteiten van IPOB. Eiser heeft hier zes voorbeelden van gegeven en verweerder heeft hier niet verder op doorgevraagd. Ook heeft eiser wel degelijk uitgebreid verklaard over zijn rol binnen IPOB. Zo heeft hij verklaard over zijn rol in het incident met de Fulani herders en zijn deelname aan vergaderingen en de demonstratie in 2015. Over het doel van deze demonstratie heeft eiser verklaard dat dit was om te protesteren tegen de aanhouding van de IPOB-leider. Eiser heeft aangegeven dat dit voor hem belangrijk was omdat de leider strijdt voor de vrijheid van Biafra en hij zijn ongenoegen over de aanhouding wilde uiten. Verder stelt eiser dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door het onderzoeksresultaat van de lidmaatschapskaart in eerste instantie niet aan eiser te verstrekken. Hierdoor kon hij de onderzoeksresultaten niet beoordelen en is hem de mogelijkheid tot een contra-expertise ontnomen. In het onderzoeksresultaat staat verder alleen dat de verschijningsvorm afwijkt. Eiser heeft hiervoor als verklaring gegeven dat het een oude kaart is en er nu een nieuwe is. Verweerder is op deze verklaring niet ingegaan. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit erkend dat eiser niet inconsistent heeft verklaard over zijn verblijfplaats toen het leger kwam, maar er is niet gemotiveerd wat dit betekent voor de geloofwaardigheidsbeoordeling. Daarnaast meent eiser dat zijn verklaringen wel overeenkomen met het overgelegde krantenartikel. Ook is er geen aanwijzing dat het artikel tot stand is gekomen door middel van “brown envelope journalism.” Verweerder heeft niet gemotiveerd met welke openbare berichtgeving de inhoud van het artikel niet overeenkomt en de andere artikelen kunnen net zo goed tegen betaling tot stand zijn gekomen. Verweerder heeft dan ook ten onrechte de krant niet laten onderzoeken op echtheid. Ten aanzien van de fundamentele politieke overtuiging wijst eiser op de prejudiciële vragen die zijn gesteld door de hoogste bestuursrechter. [1] Eiser stelt dat een fundamentele overtuiging niet noodzakelijk is om bescherming te verkrijgen maar dat er sprake moet zijn van een overtuiging van enig gewicht. Daarnaast zijn er onvoldoende vragen aan hem gesteld om te kunnen spreken van een gedegen onderzoek naar zijn politieke overtuiging. Kort voor de zitting heeft eiser nog een verklaring van de “European Representative” van IPOB overgelegd en kwitanties.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Beroepstermijn
5. De termijn voor het indienen van beroep is vier weken tenzij er sprake is van één van de uitzonderingen die beschreven staan in artikel 69, tweede lid, van de Vreemdelingenwet. Dan is de beroepstermijn één week. Eén van deze uitzonderingen is als de asielaanvraag binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal dagen is afgewezen. [2] In het Vreemdelingenbesluit is bepaald dat voor het onderzoek naar een asielaanvraag in een aanmeldcentrum zes dagen beschikbaar zijn. [3] Omdat eisers aanvraag binnen deze zes dagen, in de Algemene Asielprocedure, is afgewezen, heeft verweerder terecht in het besluit opgenomen dat eiser één week de tijd had om beroep in te stellen.
Lidmaatschap IPOB en deelname demonstraties
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers lidmaatschap van IPOB in Nigeria en zijn deelname aan de demonstratie in 2015 ongeloofwaardig mocht vinden. Verweerder heeft kunnen tegenwerpen dat eiser summier verklaard heeft over de activiteiten van IPOB als onafhankelijkheidsbeweging. In het verweerschrift heeft verweerder er ter verduidelijking nog op gewezen dat eiser zich beperkt heeft tot algemene taken die door iedere willekeurige groep dorpsbewoners kan worden uitgeoefend. Ook heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser summier heeft verklaard over zijn eigen rol bij IPOB. Verweerder heeft erop gewezen dat eiser, naast de confrontatie met de Fulani herders, geen concrete activiteiten heeft verricht voor IPOB. Eiser heeft zelf ook verklaard dat hij verder nooit politieke activiteiten heeft verricht. [4] Over eisers gestelde deelname aan de demonstratie in 2015 heeft verweerder mogen overwegen dat eiser algemeen heeft verklaard waarom het voor hem persoonlijk belangrijk was om hieraan deel te nemen. Verweerder heeft in het verweerschrift geconcretiseerd dat eiser enkel heeft verklaard wat voor alle deelnemers aanleiding was voor de demonstratie, maar niet wat zijn deelname hieraan voor hem persoonlijk betekende. Verweerder heeft ook mogen tegenwerpen dat het overleggen van een afwijkende lidmaatschapskaart afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van dit element. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door het onderzoeksresultaat niet meteen aan eiser te verstrekken. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser in het nader gehoor ermee geconfronteerd is dat zijn lidmaatschapskaart waarschijnlijk niet echt is, omdat deze afwijkt van andere lidmaatschapskaarten waarmee deze is vergeleken. De rechtbank constateert dat dit ook alle informatie is die is opgenomen in de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten. Eiser heeft daarom voldoende gelegenheid gehad om hierop te reageren. Daarnaast heeft verweerder er in het verweerschrift terecht op gewezen dat eiser voor het opvragen van een contra-expertise niet noodzakelijkerwijs de verklaring van onderzoek nodig had maar enkel het te onderzoeken document. Verweerder heeft in de enkele stelling van eiser dat de lidmaatschapskaart misschien afwijkt omdat het om een oudere versie gaat, geen aanleiding hoeven zien om te twijfelen aan het onderzoek en de conclusies van Bureau Documenten, die gelden als een advies van een deskundige.
6.1.
De verklaring van de Europese vertegenwoordiger van IPOB brengt geen verandering in het oordeel van de rechtbank. Desgevraagd heeft eisers gemachtigde ter zitting aangegeven dat deze verklaring namelijk niet uit eigen waarneming is opgesteld. Dat wat in deze verklaring gezegd is over eisers lidmaatschap van IPOB en zijn problemen hierdoor, is daarmee enkel gebaseerd op eisers eigen verklaringen.
Gezocht door autoriteiten vanwege confrontatie met Fulani herders
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het ongeloofwaardig heeft mogen vinden dat eiser gezocht wordt door de Nigeriaanse autoriteiten vanwege zijn rol in de confrontatie met de Fulani herders. Verweerder heeft terecht aan eiser tegengeworpen dat zijn verklaringen niet overeenkomen met het krantenartikel dat hij heeft overgelegd. Eiser heeft verklaard dat er al langer een conflict gaande was en dit blijkt ook uit het artikel. Maar uit het artikel blijkt dat de uiteindelijke confrontatie waar eiser over heeft verklaard plaats heeft gevonden op 20 maart 2016. Eiser heeft verklaard dat het leger pas een aantal dagen later achter zijn identiteit is gekomen, terwijl het artikel waarin staat dat hij gezocht wordt dateert van 21 maart 2016. Daarnaast heeft verweerder ook terecht tegengeworpen dat de pagina met het overgelegde krantenartikel niet overeenkomt met informatie uit andere openbare berichtgeving. Zo is er een foto opgenomen die is gepubliceerd bij een artikel van latere datum. Daarnaast zijn een aantal artikelen die op de overgelegde pagina zijn afgedrukt eerder (in december 2014) gepubliceerd door andere bronnen en is de kop van die artikelen veranderd, terwijl de tekst van het betreffende artikel hetzelfde is. Verweerder heeft deze bevindingen onderbouwd met vindplaatsen van deze openbare bronnen in het voornemen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat getwijfeld moet worden aan de authenticiteit van de overgelegde krantenpagina en daarmee aan het artikel over eiser. De enkele tegenwerping dat het mogelijk is dat juist de overige artikelen niet juist zijn en tegen betaling tot stand zijn gekomen, kan hier niet aan afdoen. Er bestond daarom ook geen aanleiding – voor zover al mogelijk – om de authenticiteit van deze pagina verder te laten onderzoeken door Bureau Documenten.
7.1.
Daarnaast heeft verweerder voldoende gemotiveerd hoe het wegvallen van de inconsistentie over de verblijfplaats van eiser toen het leger in het dorp arriveerde, is meegewogen in de geloofwaardigheidsbeoordeling. Verweerder heeft namelijk gemotiveerd dat de ongeloofwaardigheid van dit element wordt gehandhaafd omdat eiser nog steeds bevreemdend en ongerijmd heeft verklaard over het moment waarop hij gezocht werd door het leger. Uit het overlegde krantenartikel blijkt namelijk dat eiser op 21 maart 2016 al werd gezocht door het leger terwijl uit zijn eigen verklaringen blijkt dat het leger pas een paar dagen later achter zijn identiteit kwam.
Politieke overtuiging
8. De rechtbank is van oordeel dat bij eiser geen sprake is van een politieke overtuiging waarvan aannemelijk is dat de aard en inhoud van die overtuiging hem in de problemen zal brengen bij terugkeer naar Nigeria. Verweerder heeft in dit kader terecht gewezen op het feit dat eisers lidmaatschap van IPOB in Nigeria niet geloofwaardig is bevonden en dat zijn activiteiten hier in Nederland (zijn lidmaatschap en het deelnemen aan enkele demonstraties) niet intensief zijn. Daarbij komt dat het feit dat aannemelijk is dat eiser valse documenten heeft overgelegd om zijn politieke overtuiging te onderbouwen, afbreuk doet aan de oprechtheid van die overtuiging. Hierdoor is niet aannemelijk dat eiser enkel als gevolg van deze overtuiging een gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico op ernstige schade loopt als hij terugkeert naar Nigeria. Daarnaast mag - zoals verweerder in het voornemen heeft aangegeven – gelet op de geringe mate waarin eiser zijn overtuiging hier uit, van hem terughoudendheid worden verwacht om dit te voorkomen.
8.1.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat de Nigeriaanse autoriteiten op de hoogte zijn van de politieke overtuiging van eiser en evenmin dat de autoriteiten deze aan hem toedichten. Daarmee is in deze zaak sprake van de situatie die de hoogste bestuursrechter aanleiding heeft gegeven tot het stellen van prejudiciële vragen over – kort gezegd – de eisen die al dan niet kunnen en mogen worden gesteld aan (de aard van) een politieke overtuiging indien de autoriteiten daar (nog) niet van op de hoogte zijn en deze ook niet zonder meer aan de betrokkene zullen toedichten. [5] Ondanks dat eiser hier terecht op heeft gewezen, ziet de rechtbank geen aanleiding de zaak aan te houden tot hier meer duidelijkheid over is. Dit nu – gelet op hetgeen hiervoor onder 8 is overwogen – aan de politieke overtuiging van eiser een dermate geringe betekenis toekomt dat – ook als niet kan worden volstaan met het oordeel dat het geen fundamentele politieke overtuiging betreft – zonder nader onderzoek vastgesteld kan worden dat uit de mate waarin van deze overtuiging sprake is geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade voort kan vloeien. Nu verweerder in het bestreden besluit en blijkens het verweerschrift niet heeft onderkend dat deze situatie aan de orde is en dit eiser mede heeft bewogen tot het instellen van beroep, is sprake van een motiveringsgebrek. Nu eiser hierdoor echter niet in zijn belangen is geschaad ziet de rechtbank aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10. In het geconstateerde gebrek ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, vast op € 1.674,-. [6]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:505.
2.Artikel 69, tweede lig, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Dat staat in artikel 3.110 van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
4.Zie pagina 7 van het verslag van het nader gehoor.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling op 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:505, r.o. 33.
6.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1.