ECLI:NL:RBDHA:2023:15324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.24005
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, twee minderjarige kinderen van Marokkaanse nationaliteit, hebben een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aangevraagd om bij hun vader in Nederland te verblijven. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, waarna verzoekers bezwaar maakten en om een voorlopige voorziening vroegen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden toegewezen, vooral wanneer er sprake is van onomkeerbare gevolgen en sterke twijfels over de rechtmatigheid van het primaire besluit. De voorzieningenrechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat het primaire besluit evident onrechtmatig is. Er zijn onduidelijkheden over het juridisch vaderschap van de referent en de toestemming van de moeder, wat betekent dat de afwijzingsgronden van de staatssecretaris nog steeds van kracht zijn. De voorzieningenrechter benadrukt dat de belangen van de staatssecretaris zwaarder wegen dan die van de verzoekers, en dat het verzoek om voorlopige voorziening daarom wordt afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van beide partijen en de noodzaak om de bezwaarprocedure met voortvarendheid te behandelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24005

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker 1] , V-nummer: [v-nummer 1] , verzoeker I;

[verzoeker 2] ,V-nummer: [v-nummer 2] , verzoeker II;
gezamenlijk te noemen: verzoekers;
(gemachtigde: mr. K.J. Kerdel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjali).

Inleiding

1. In deze uitspraak doet de voorzieningenrechter uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening om verzoekers tijdens de door hen gevoerde bezwaarprocedure te beschouwen als zijnde in het bezit van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
1.1.
Op 10 november 2022 hebben verzoekers een mvv aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 1] ’.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 15 juni 2023 afgewezen. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
Ook hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, met als doel verzoekers tijdens deze bezwaarprocedure te beschouwen als ware zij in het bezit van een mvv.
1.4.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent en zijn echtgenote, de gemachtigde van verzoekers, dhr. A.S. Choukti als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
3. Verzoeker I is geboren op [geboortedag 1] 2013 en verzoeker II is geboren op [geboortedag 2] 2015, beiden hebben de Marokkaanse nationaliteit. Verzoekers zijn de minderjarige, biologische kinderen van dhr. [naam 1] (referent), die ook de Marokkaanse nationaliteit heeft. Verzoekers zijn geboren uit de relatie van referent met mevrouw [naam 2] (moeder), die Marokkaanse nationaliteit heeft en aldaar verblijft. Referent beschikt over een verblijfsvergunning regulier in Nederland en is getrouwd met mevrouw [naam 3] (echtgenote), die de Nederlandse nationaliteit heeft. Referent en zijn echtgenote hebben tevens kinderen. Verzoekers wensen verblijf in Nederland als familieleden van referent, hun biologische vader.
Wat is het beoordelingskader in deze zaak?
4. De voorzieningenrechter overweegt in de eerste plaats dat in een situatie waarbij het treffen van een voorlopige voorziening in de bezwaarfase onomkeerbare gevolgen heeft en daarmee dus feitelijk een definitieve beslissing in het geschil inhoudt, het verzoek om een dergelijke voorziening te treffen slechts in uitzonderlijke gevallen voor toewijzing in aanmerking komt. Het moet dan gaan om gevallen waarin de nadelige gevolgen van de afwijzing van het verzoek - in verhouding tot het belang van het bestuursorgaan bij het handhaven van de afwijzing van de aanvraag - zodanig onevenredig zijn dat het besluit op bezwaar niet kan worden afgewacht. Voor een dergelijke vergaande beslissing is in principe alleen plaats indien een zwaarwegend spoedeisend belang daartoe noodzaakt en sterk getwijfeld moet worden aan de rechtmatigheid van het primaire besluit.
Wat zijn de standpunten van eiser en verweerder in deze zaak?
5. Verweerder heeft betoogd dat toewijzing van deze voorziening er niet alleen toe leidt dat verzoekers feitelijk in het bezit van een mvv worden gesteld, maar in het verlengde daarvan ook van de achterliggende verblijfsvergunning, omdat bij het verstrekken van een mvv ook al is getoetst aan de voorwaarden voor het verlenen van de verblijfsvergunning. Verweerder ziet geen mogelijkheid om tijdelijk rechtmatig verblijf te realiseren in afwachting van de behandeling van het bezwaar, zonder deze verstrekkende maatregel te moeten nemen. Het belang van verweerder bij het afwachten van de procedure in het land van herkomst is gelegen in het grensbewakingsbelang en het belang van een restrictief toelatingsbeleid en dient hier zwaarder te wegen dan het belang van verzoekers. Verweerder voert aan dat het primaire besluit berust op meerdere dragende afwijzingsgronden en stelt zich op het standpunt dat er op dit moment nog te veel twijfel bestaat over een aantal belangrijke voorwaarden om voor een mvv in aanmerking te komen. Verweerder stelt dat om deze redenen niet kan worden geoordeeld dat sterk moet worden getwijfeld aan de rechtmatigheid van het primaire besluit.
6. Verzoekers hebben aangevoerd dat zwaarwegende spoedeisende belangen het treffen van een voorziening vergen en hebben betwijfeld of het toestaan van verblijf in Nederland in afwachting van de beslissing op het bezwaar daadwerkelijk een definitief karakter heeft. Onder verwijzing naar de stukken die in de aanvraag en bezwaarfase zijn ingediend, betogen verzoekers dat voldoende aannemelijk is dat zij aan de voorwaarden voldoen en dat aan hen een mvv moet worden verleend. Het zwaarwegende spoedeisende belang van verzoekers is gelegen in de volgende omstandigheden: De moeder van verzoekers kan niet meer voor hen zorgen. De ouders van referent hebben de zorg voor verzoekers lange tijd op zich genomen, maar zijn daartoe niet langer in staat vanwege gezondheidsredenen. De buren van de ouders van referent die tijdelijk voor verzoekers hebben gezorgd kunnen dit ook niet langer doen en hebben verzoekers naar een opvanghuis gebracht. Tijdens een bezoek door referent deze zomer is gebleken dat verzoeker I in het opvanghuis waar hij verbleef slachtoffer is geworden van seksueel misbruik en dat verzoekers er slecht aan toe zijn. Referent heeft verzoekers niet alleen achter willen laten en is met zijn andere kinderen in Marokko gebleven. Zijn echtgenote is alleen teruggereisd naar Nederland, omdat zij bijna moest bevallen. Referent heeft zijn vrouw die net is bevallen in Nederland bezocht. Referent heeft verzoekers en zijn andere kinderen bij zijn oom achter gelaten, waar ze nu tijdelijk verblijven. De dag na de zitting zal hij terug reizen naar zijn kinderen in Marokko. Verzoekers kunnen niet bij de oom van referent blijven en kunnen evenmin terug naar het opvanghuis.
Afweging van de belangen
7. De voorzieningenrechter oordeelt ten aanzien van de onomkeerbaarheid van het besluit en de belangen van beide partijen als volgt.
7.1
Hoewel het de vraag is of het toestaan van rechtmatig verblijf in afwachting van de beslissing op bezwaar ook mogelijk is met minderverstrekkende maatregelen dan het verlenen van een mvv, overweegt de rechtbank dat de gedachte achter de mvv-procedure nu juist is dat de besluitvorming voor het verlenen van de gevraagde verblijfsvergunning in het land van herkomst wordt afgewacht. Toestaan om de mvv-procedure hier af te wachten is ontegenzeggelijk in strijd met deze gedachte en draagt het risico in zich dat verweerder voor voldongen feiten worden geplaatst. De voorzieningenrechter kent daarom aan het belang van verweerder veel gewicht toe.
7.2
Met het overleggen van de stukken uit de strafprocedure in Marokko is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat verzoeker I recent slachtoffer is geworden van aanranding. Hoewel de voorzieningenrechter de wens van referent om zijn kinderen bij zich te hebben na wat is voorgevallen begrijpt, is daarmee nog niet gezegd dat het voor verzoekers van doorslaggevend belang is om – mogelijk slechts tijdelijk – naar Nederland gehaald te worden: een ander land met een andere cultuur en een andere taal, om te gaan wonen bij een gezin waar ook het nodige lijkt te spelen. Zonder nadere onderbouwing met stukken van bijvoorbeeld een arts of een psycholoog, is dit belang van verzoekers niet zodanig evident dat het op dit moment als vaststaand kan worden aangenomen.
Evidente (on)rechtmatigheid van het primaire besluit?
8. Hoewel verzoekers de juistheid van de afwijzingsgronden in het primaire besluit gemotiveerd hebben betwist, bestaat er op dit moment nog te veel onduidelijkheid over een aantal toelatingsvoorwaarden om te kunnen concluderen dat het primaire besluit evident onrechtmatig is.
8.1
Hierbij acht de voorzieningenrechter met name van belang dat momenteel niet vaststaat of referent ingevolge het Marokkaanse familierecht ook de juridische vader van verzoekers is en of hij daarmee samenhangend ook het gezag heeft over verzoekers. Vaststaat dat referent en de moeder van verzoekers niet gehuwd waren toen verzoekers geboren werden. Dat betekent dat referent in beginsel geen familierechtelijke relatie heeft met verzoekers. Of het Marokkaanse recht of de daar geldende rechtspraktijk desondanks mogelijkheden biedt voor referent om als juridisch vader aangemerkt te worden, is nog onduidelijk. Zo lijkt de dwalingsconstructie die door de gemachtigde van verzoekers is aangevoerd niet te zien op deze situatie, maar op de situatie waarin de biologische vader veronderstelt dat sprake is van een geldig huwelijk. Ook is tot op heden onvoldoende duidelijk of erkenning door referent mogelijk is, hetzij via een gerechtelijke procedure, hetzij via aangifte bij de plaatselijke autoriteiten. In dat kader is ook nog onduidelijk welke juridische gevolgen dienen te worden verbonden aan of welke conclusies kunnen worden getrokken uit het feit dat referent op de geboorteakte staat en dat verzoekers de achternaam van referent hebben.
8.2
Ook de toestemming van de moeder vergt nader onderzoek. De handtekening op het toestemmingsformulier wijk niet alleen overduidelijk af van de handtekening op het eerste overgelegde paspoort van de moeder, maar lijkt ook af te wijken van de handtekening op het meest recente paspoort. Of dit kan worden ondervangen door de legalisatie van het stuk of dat haar toestemming kan worden geverifieerd door bijvoorbeeld telehoren is iets dat op een hoorzitting verder kan worden besproken en eventueel onderzocht.
9. Samenvattend overweegt de voorzieningenrechter dat de hiervoor besproken voorwaarden harde afwijzingsgronden betreffen en zolang daarover onduidelijkheden blijven bestaan, er geen ruimte is om de gevraagde verstrekkende voorziening toe te wijzen en verzoekers daarmee toe te staan om hun bezwaarprocedure in Nederland af te wachten. De geconstateerde onduidelijkheden zullen in het verdere vervolg van de bezwaarprocedure opgehelderd moeten worden. De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat - gelet op de betrokken belangen van verzoekers - het bezwaar met voortvarendheid moet worden behandeld en op korte termijn een hoorzitting moet worden belegd. Daarbij zal onder andere aandacht moeten worden besteed aan voorgenoemde vragen over het al dan niet bestaan van juridisch vaderschap en ouderlijk gezag bij referent én aan de toestemmingsverklaring van de moeder. Tijdens de hoorzitting zal verweerder ook de voor deze zaak relevante aspecten van het recht op familie- en gezinsleven als onder meer bedoeld in artikel 8 van het EVRM [1] dienen te onderzoeken. De voorzieningenrechter geeft partijen daarbij tot slot in overweging mee dat voor het onderzoeken van de voornoemde vragen over het Marokkaanse recht, het kunnen bevragen van een deskundige op het gebied van Marokkaans familie- c.q. afstammingsrecht en eventueel legalisaties van mogelijke meerwaarde zou kunnen zijn.
Conclusie en gevolgen
10. Alles bij elkaar gezien ziet de voorzieningenrechter op dit moment geen ruimte om tot toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening over te gaan. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Dat betekent dat verzoekers de bezwaarprocedure niet in Nederland mogen afwachten. Voor vergoeding van het griffierecht of de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.