ECLI:NL:RBDHA:2023:15311

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/649803 / FA RK 23-4587
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over de minderjarigen in het kader van complexe echtscheidingsproblematiek

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 september 2023 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over zijn drie minderjarige kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om beëindiging van het gezag van de vader, omdat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de complexe echtscheidingsproblematiek en het gebrek aan contact met de vader sinds mei 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen angstig zijn voor de vader en dat er geen perspectief is op herstel van de relatie tussen hen. De ouders zijn niet in staat om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren, wat noodzakelijk is voor gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn. Daarom heeft de rechtbank besloten het ouderlijk gezag van de vader te beëindigen en de moeder voortaan alleen met de uitoefening van het ouderlijk gezag over de kinderen te belasten. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vader tot contactherstel en vervanging van de gecertificeerde instelling afgewezen, omdat het forceren van contact schadelijk zou zijn voor de kinderen. De rechtbank benadrukt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat er aandacht moet blijven voor de mogelijkheid van contactherstel in de toekomst.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/649803 / FA RK 23-4587
Datum uitspraak: 11 september 2023
Beschikking van de meervoudige kamer

Beëindiging ouderlijk gezag

in de zaak naar aanleiding van het op 30 juni 2023 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:
-
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2006 in [plaats01] ,
hierna te noemen [naam01] ,
-
[naam02], geboren op [geboortedatum02] 2009 in [plaats01] ,
hierna te noemen [naam02] ,
-
[naam03], geboren op [geboortedatum03] 2013 in [plaats01] ,
hierna te noemen [naam03] ,
hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam04] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Verschoor te Rozenburg,

[naam05] ,

hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. W.N. Sardjoe te ’s-Gravenhage,

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen d.d. 30 juni 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen van de zijde van de vader, tevens inhoudende zelfstandige verzoeken d.d. 7 augustus 2023;
  • het verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken van de zijde van de moeder d.d.
11 augustus 2023;
  • het bezwaar van de advocaat van de vader tegen het (te laat) indienen van het verweerschrift met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 11 augustus 2023;
  • de reactie op het bezwaar van de zijde van de advocaat van de moeder d.d. 11 augustus 2023.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2023. Het onderhavige verzoek is gecombineerd behandeld met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de gecertificeerde instelling. Op dit verzoek is reeds bij afzonderlijke beschikking beslist (C/09/649620 / JE RK 23-1286).
Bij deze zitting zijn verschenen:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- [naam06] namens de Raad;
- [naam07] en [naam08] namens de gecertificeerde instelling.
De rechtbank heeft [naam01] en [naam02] naar hun mening gevraagd. [naam01] heeft hierover op 17 augustus 2023 een gesprek gevoerd met de voorzitter en brieven overhandigd van [naam02] en [naam03] . [1]

Feiten

  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • De kinderen verblijven feitelijk bij de moeder.
  • De rechtbank heeft bij beschikking d.d. 17 augustus 2023 de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 18 augustus 2024.

Verzoek

De Raad verzoekt de rechtbank, op verzoek van de gecertificeerde instelling, op grond van artikel 1:267, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) te beoordelen of beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader noodzakelijk is.
De vader voert verweer, welk verweer hieronder zal worden besproken. De vader verzoekt tevens bij wege van zelfstandig verzoek te bepalen, uitvoerbaar bij voorraad:
(1) dat op grond van artikel 1:265g BW er tussen de vader en de kinderen een achttal gesprekken zullen komen (of zoveel meer gesprekken als de deskundige nodig acht) bij een (gecertificeerde) orthopedagoog, althans een hulpverleningsinstantie welke de rechtbank passend acht, en tevens de vervangende toestemming hiervoor uit te spreken, de procedure ten aanzien van dit verzoek aan te houden voor de duur van drie maanden om een nader door de vader aan te geven zorgregeling vast te stellen;
(2) dat er een communicatietraject en therapie (eventueel in de vorm van een ouderschapsonderzoek, althans forensische mediation) wordt ingeschakeld tussen de ouders, bij voorkeur ten laste van 's Rijks kas, althans een beslissing te nemen die de rechtbank redelijk acht en
(3) dat op grond van artikel 1: 259 BW, de gecertificeerde instelling binnen twee weken na datum beschikking zal worden vervangen door een andere gecertificeerde instelling, althans een beslissing te nemen die de rechtbank redelijk acht.
De moeder refereert zich ten aanzien van het verzoek tot beëindiging van het gezag en voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de vader.
De gecertificeerde instelling voert eveneens verweer tegen de verzoeken van de vader.

Standpunten

De Raad
Uit het raadsrapport van 6 juni 2023 blijkt dat de Raad zich zorgen maakt over de angst die de kinderen hebben voor de vader en het contactverlies tussen de vader en de kinderen. Onbelast contact met beide ouders is van belang voor een gezonde identiteitsontwikkeling van de kinderen. Ondanks de ingezette hulpverlening is het contact al langere tijd verbroken (sinds mei 2019). De kinderen hebben hun eigen waarheid en beleving van het verleden met hun vader; vader denkt daar anders over. Tijdens het raadsonderzoek is het beeld ontstaan dat de kinderen geen ruimte voelen voor contactherstel vanuit hun eigen angst en herinneringen en dat zij onvoldoende voelen dat de vader bij hun wensen en behoeften weet aan te sluiten. Destijds is individuele behandeling door een psychiater ingezet voor de kinderen. Na deze behandeling zijn de zorgen over het gedrag van de kinderen en de suïcidaliteit van [naam01] afgenomen. De behandeling is gestopt na een berisping van de behandelend psychiater door het tuchtcollege. De huidige (vrijwillige) hulpverlening van de Opvoedpoli verloopt moeizaam, omdat de kinderen geen hulpvraag hebben en zij de gesprekken als een last ervaren. De kinderen zijn niet open tegen de hulpverlening uit angst dat de vader op de hoogte wordt gesteld. Zij kiezen hun woorden daarom zorgvuldig uit. De vader heeft aangegeven de internationale scholen van de kinderen niet meer te zullen financieren als zijn gezag wordt beëindigd. Volgens hem zullen ze dan van school moeten wisselen. De Raad vindt het niet in het belang van de kinderen als hun schoolgang moet wijzigen en vindt het niet wenselijk dat de vader dit zo op scherp stelt.
Een ander punt van zorg is de angst van de moeder voor de vader. Er zou sprake zijn geweest van huiselijk geweld, intieme terreur en stalking. Bij de moeder is complexe PTSS geconstateerd en zij is nog steeds vaak op haar hoede. Eerdere behandeling hiervoor van de moeder is voortijdig gestopt vanwege de voortdurende onrust van rechtszaken en het Raadsonderzoek. De vader ontkent het huiselijk geweld. Hij beschuldigt de moeder en haar netwerk ervan dat zij de kinderen negatief beïnvloeden. De angst van de kinderen is volgens hem ongegrond en komt voort uit gedrag van de moeder. Zo heeft de vader een brief van [naam01] aan de rechtbank laten analyseren door iemand die volgens hem expert is op het gebied van geweld in relaties. De Raad maakt zich hier zorgen over, zeker met de wetenschap dat [naam01] zich niet serieus genomen voelt door de vader. De vader is zich er onvoldoende van bewust dat zijn gedrag hem op nog meer afstand van de kinderen zet. De vader wordt door de hulpverlening omschreven als een dwingende man die selectief omgaat met hulpverleningsadviezen. Hij doet research en schakelt instanties in die qua visie bij hem aansluiten in plaats van te vertrouwen op de betrokken hulpverleners die de kinderen daadwerkelijk zien en spreken. Lastig is dat de vader [naam01] blijft mailen op advies van eerdergenoemde expert, terwijl de Opvoedpoli en de gecertificeerde instelling hem adviseren om dat niet te doen. Het lukt de vader onvoldoende om aan te sluiten bij de grenzen van de kinderen, wat hun weerstand tegen de vader in stand houdt en zelfs versterkt.
Een derde punt van zorg is het contact tussen de ouders. De ouders hebben geen contact met elkaar en eventuele communicatie verloopt via de gecertificeerde instelling. Tegelijkertijd heeft de vader geen gezagsbeslissingen in de weg gestaan. De Raad heeft geen reden om aan te nemen dat de vader in de toekomst niet zal blijven meewerken aan te nemen beslissingen.
De Raad heeft onvoldoende zwaarwegende argumenten uit het onderzoek naar voren zien komen die maken dat een gezagsbeëindiging van de vader op dit moment de juridisch geëigende maatregel is. De Raad vindt dit dan ook niet geïndiceerd. De ouders werken weliswaar al vier jaar niet meer samen, maar de vader frustreert gezagsbeslissingen niet, stelt de verblijfplaats van de kinderen niet ter discussie en alle besluiten die omwille van de kinderen moeten worden gemaakt, worden door de moeder met akkoord van de vader genomen. De vader diskwalificeert de moeder niet en hij heeft niet nagelaten om de hulpverlening te aanvaarden, hoewel hij hierin wel selectief is. Verder geeft de Opvoedpoli aan dat de kinderen niet op de hoogte lijken te zijn van de problemen die er de tussen de ouders spelen. De Raad vindt het hoopvol dat de vader tijdens het raadsonderzoek heeft aangegeven niet langer geïnformeerd te hoeven worden over het hulpverleningstraject van de kinderen en hoopt dat dit een oprechte keuze is waarmee vader laat zien het belang van de kinderen voorop te stellen. De kinderen verkeren weliswaar niet in onzekerheid over waar zij mogen wonen, maar ze voelen wel stress en spanning als gevolg van de houding van de vader. Zij willen rust en wensen uitdrukkelijk geen contact. De Raad denkt echter niet dat deze gewenste rust bereikt wordt door het gezag van de vader te beëindigen. De onderliggende oorzaken van de kloof tussen de vader en de kinderen worden hiermee immers niet weggenomen. De Raad is alles overwegend van mening dat enerzijds de aanvaardbare termijn is verstreken en anderzijds dat de vader gezagsbeslissingen niet tegenwerkt of dat in de toekomst zal doen. Een gezagsbeëindiging is daarom een te zware maatregel voor het beoogde doel. De belangen van de kinderen kunnen middels de ondertoezichtstelling voldoende worden behartigd. De inschatting van de Raad op dit moment is dat met het ontnemen van het gezag de last van de kinderen niet kan worden weggenomen. Deze last zit meer in de rol, de relatie en eventueel contact dan in gezagsbeslissingen. Ook ziet de Raad als een bijkomend negatief neveneffect dat de rol en positie van de vader nog meer op afstand zal komen te staan en dat de kloof onoverbrugbaar zal worden in de toekomst. Het advies is dan ook om het verzoek van de gecertificeerde instelling af te wijzen.
Ter zitting heeft de raadsvertegenwoordiger daaraan toegevoegd dat een gezagsbeëindiging van de vader niet de oplossing is, maar het in stand houden van zijn gezag ook niet. Er is sprake van een complexe situatie waar de kinderen evident onder lijden. Een beëindiging van het gezag biedt hiervoor niet direct een oplossing. Tegelijkertijd ziet de Raad dat de kinderen op hun hoede zijn met het delen van informatie met de hulpverlening en dat er sprake is van een moeizame balans. Het is daarom begrijpelijk dat de gecertificeerde instelling het verzoek aan de rechtbank wil voorleggen. Het is belangrijk dat er gedurende de ondertoezichtstelling aandacht blijft voor het contact met de vader, waarbij wel moet worden vermeld dat niet alles maakbaar is. Volgens de Raad is een vervanging van de gecertificeerde instelling niet passend. Voor de kinderen is continuïteit belangrijk. De gecertificeerde instelling heeft bovendien voldoende expertise voor deze complexe problematiek.
De gecertificeerde instelling
De gecertificeerde instelling stelt zich op het standpunt dat het gezag van de vader over de kinderen moet worden beëindigd. De gecertificeerde instelling heeft daartoe aangevoerd dat het niet haalbaar is dat de ouders in de toekomst het gezag gezamenlijk kunnen uitvoeren zonder het toezicht van de gecertificeerde instelling. Inmiddels is de gecertificeerde instelling al drie jaar betrokken bij het gezin. Bij de aanvang van de ondertoezichtstelling had de vader al een jaar geen contact met de moeder en de kinderen. De gecertificeerde instelling heeft de opdracht van de rechtbank gekregen om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor het contactherstel tussen de vader en de kinderen. De conclusie van de gecertificeerde instelling is dat hiertoe op korte termijn geen mogelijkheden zijn en dat er geen perspectief is dat de ouders het gezag gezamenlijk kunnen uitoefenen. Om die reden is het verzoek tot onderzoek voor een gezagsbeëindigende maatregel ingediend bij de Raad.
Het onderzoek heeft vanwege de wachtlijsten lang op zich laten wachten. In de tussentijd is er - ondanks de inzet van de door de vader aangedragen hulpverlening vanuit de Opvoedpoli - niets aan de situatie veranderd. De Opvoedpoli heeft geconcludeerd dat contactherstel met de vader niet mogelijk is en dat het dwingen van de kinderen schadelijk voor hen zal zijn. De gecertificeerde instelling blijft daarom bij haar standpunt dat een beëindiging van het gezag van de vader in deze situatie de geëigende maatregel is. Het is niet passend om nog jarenlang bij het gezin betrokken te blijven, omdat er geen perspectief is op het behalen van de doelen van de ondertoezichtstelling. De afgelopen drie jaar heeft de gecertificeerde instelling intensief gekeken naar de mogelijkheden voor contactherstel, maar dat is niet gelukt. De gecertificeerde instelling en de Opvoedpoli zien geen signalen dat de moeder het contact tussen de vader en de kinderen tegenhoudt. De kinderen ervaren de vader als dominant en grensoverschrijdend. Zij willen dat hun grenzen door hem worden gerespecteerd. Weliswaar begrijpt de gecertificeerde instelling de wens van de vader om contact te hebben met de kinderen, maar goed ouderschap vergt ook dat er naar de wens van de kinderen wordt geluisterd. Nu er geen perspectief is dat de ouders er samen uit zullen komen, is eenhoofdig gezag het meest passend. Het is belangrijk dat er rust komt voor de kinderen en dat de gerechtelijke procedures stoppen. De beëindiging van het gezag van de vader laat onverlet dat het contactherstel met de vader een punt op de agenda blijft.
Verder merkt de gecertificeerde instelling op dat in het raadsrapport naar voren komt dat de vader pas op de plaats wil nemen. Dit rijmt niet met de zelfstandige verzoeken van de vader. De vader gebruikt het gezag om gedwongen omgang tot stand te brengen.
Ten aanzien van het zelfstandig verzoek van de vader tot vervanging van de gecertificeerde instelling heeft de gecertificeerde instelling aangevoerd dat een wijziging niet passend is. De gecertificeerde instelling is inmiddels drie jaar bij het gezin betrokken. Het heeft lang geduurd om het vertrouwen van de kinderen te winnen en een relatie met hen op te bouwen. Het vervangen van de gecertificeerde instelling zou betekenen dat de kinderen een vertrouwenspersoon verliezen. Een wijziging is daarom niet in het belang van de kinderen.
De vader
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek tot gezagsbeëindiging, welk verweer hierna – samengevat – zal worden besproken. De Raad heeft weloverwogen geadviseerd het gezamenlijk gezag in stand te laten. De vader is daarnaast op 30 juni 2023 algeheel vrijgesproken in hoger beroep naar aanleiding van de beschuldigingen van de moeder en haar stiefzonen. Extra van belang hierbij is dat het advies van de Raad tot stand is gekomen voordat de Raad kennis had van de vrijspraak van de vader door het hof. De Raad heeft zelfs met die wetenschap geen aanleiding gezien om het gezag te wijzigen, omdat de vader modelgedrag vertoont, althans gedrag zoals men in redelijkheid kan verlangen van een ouder die onterecht is veroordeeld en die van de ene op de andere dag geen deel meer kan uitmaken in het leven van zijn kinderen. De moeder heeft de vader ten onrechte beschuldigd en heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan ouderverstoting. Onder deze omstandigheden is onvoldoende aan de wettelijke criteria voldaan om tot gezagsbeëindiging te komen. Dat verzoek dient daarom te worden afgewezen. Ter onderbouwing van zijn zelfstandige verzoeken heeft de vader aangevoerd dat in het verlengde daarvan recht moet worden gedaan aan de belangen van de kinderen, wat betekent dat alle stappen en verzoeken van de vader om actief te werken aan een positief (neutraal) vaderbeeld bij de kinderen en het beproeven van interactie-observatie contacten, opnieuw bezien moeten worden. De vader is van mening dat hij de positieve herinneringen bij de kinderen los kan maken. De kinderen hebben door de beschuldigingen van de moeder een ongezond en onjuist beeld over de vader gekregen. Zij hebben recht op verbetering van dat beeld. De invloed van de moeder hierbij is onontbeerlijk en ook daar moet kritisch naar worden gekeken. Het feit dat de ouders nooit tot een communicatietraject zijn gekomen is uitzonderlijk te noemen. De moeder is verantwoordelijk voor het mislukken daarvan. De vader heeft doorlopend de oprechte intentie met de moeder om de tafel te zitten om de hobbels in onderlinge communicatie in het belang van de kinderen glad te strijken. Nu de vader is vrijgesproken, is voldoende gebleken dat de moeder de kinderen trauma heeft aangedaan, dat zij de levenskwaliteit van de kinderen daarmee ernstig heeft aangetast en dat daaraan gevolgen dienen te worden verbonden. De vader vindt het in het belang van de ontwikkeling van de kinderen om per kind met deskundigen te bekijken hoe het verder moet.
Tot slot heeft de ondertoezichtstelling van meet af aan stil gestaan. Meermaals is verzocht om contactherstel op de agenda te zetten als doel van de ondertoezichtstelling, maar de gecertificeerde instelling doet er niets mee. Ook de berisping van de psychiater of de vrijspraak van vader in hoger beroep hebben niet geleid tot het bijstellen van de doelen van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling moet worden vervangen nu zij geen vertrouwensrelatie met vader wil ophouden en met twee maten meet daar waar het betreft de ouderverplichtingen tussen moeder en vader. Daar komt bij dat de vader wordt achtergesteld in het kader van de informatievoorziening. Hij ontvangt slechts flarden informatie van de jeugdbeschermer en hoort niets rechtstreeks van de Opvoedpoli. Er zijn geen schriftelijke gedragskundige rapporten van de Opvoedpoli die deugdelijk kunnen worden getoetst. Het gaat enkel om geparafraseerde informatie. Ook zijn er geen rapportages vanuit de hulpverlening van de moeder, waardoor er niet kan worden getoetst of er bij haar sprake is van onmacht of onwil. Bij gebrek aan stukken wordt er daarom van uitgegaan dat er voldoende draagkracht is bij de kinderen voor een ouderkind-traject en dat er bij de moeder sprake is van onwil om een communicatietraject aan te gaan. Zolang de vader en de kinderen niet bijeen worden gebracht, kan er enkel gespeculeerd worden over hoe de kinderen zullen reageren. Het is noodzakelijk dat contactherstel tussen de vader en de kinderen wordt aangegaan. Er zijn talloze voorbeelden van begeleide omgangstrajecten die succesvol zijn gebleken. Dit moet een kans worden gegeven.
De vader heeft ter zitting nog naar voren gebracht dat hij de hulp van de rechtbank nodig heeft om de kinderen te helpen genezen en het contact tot stand te brengen met de moeder en de kinderen. De vader had tot mei 2019 een liefdevolle relatie met de kinderen. Na de beschuldigingen van de moeder heeft hij de woning gedwongen moeten verlaten. Sindsdien heeft hij de kinderen niet meer gezien. De kinderen zijn zichzelf niet meer en zij moeten worden geholpen om zichzelf weer terug te vinden. Het heeft niet zozeer te maken met omgang of gezag, maar contactherstel vormt wel een onderdeel van hun genezing. Hiervoor is specialistische hulp van een objectieve forensisch expert noodzakelijk. De gecertificeerde instelling heeft deze expertise op het gebied van ouderverstoting en complexe echtscheidingen niet. Daarnaast is het belangrijk dat er individueel naar de kinderen wordt gekeken. Voor ieder kind ziet de vader een andere oplossing. De vader is ervan overtuigd dat er slechts een aantal gesprekken nodig is om ervoor te zorgen dat het weer goed is tussen hem en [naam02] en [naam03] . [naam01] heeft de situatie vanwege zijn leeftijd intensiever beleefd, waardoor zijn situatie complexer is. Bovendien zit hij nu in een belangrijk schooljaar. Het is daarom belangrijk dat hij zich op school kan focussen. De kinderen worden telkens bevestigd in het negatieve beeld dat zij van de vader hebben. Er wordt niet actief gewerkt aan het veranderen van dat beeld. Het is belangrijk dat hierop wordt ingezet, zodat de kinderen niet meer bang voor hem zijn. Als de kinderen worden behandeld door iemand die er verstand van heeft en die echt objectief is, kan de vader er mee instemmen dat hij geen informatie over het verloop van de behandeling zou krijgen. De vader staat er voor open om een relatie met de moeder op te bouwen om het belang van de kinderen te dienen. Voor wat betreft het voortgaan met het financieren van de scholen van de kinderen geldt dat indien zijn gezag zou worden beëindigd, zijn grens is bereikt.
De moeder
De advocaat van de moeder heeft zich achter het standpunt van de gecertificeerde instelling geschaard en daartoe ter zitting het volgende naar voren gebracht. De vader vraagt veel aandacht voor het feit dat hij door het gerechtshof is vrijgesproken, maar hij lijkt zich er niet bewust van te zijn dat de bewijslast binnen een strafrechtelijk kader een andere belangenafweging met zich meebrengt dan in een familierechtelijk kader. Het feit dat het gerechtshof op basis van gebrek aan bewijs tot vrijspraak komt, zegt niet dat er geen huiselijk geweld heeft plaatsgevonden. Het zegt enkel dat er in strafrechtelijke zin geen sprake is van een bewezenverklaring. Evenmin doet deze vrijspraak af aan de grote impact van de gebeurtenissen op het geestelijk welzijn en veiligheid van de moeder en de kinderen. De vader streeft naar contactherstel en/of een begeleid omgangstraject en lijkt daarbij geen oog te hebben voor het feit dat de kinderen zwaar getraumatiseerd zijn door de wijze waarop de vader handelde en zich manifesteerde binnen het gezin. Een verantwoordelijke ouder zou niet alleen verantwoordelijkheid nemen voor het ontstaan van trauma’s bij de kinderen, maar ook respect opbrengen voor hun herstel en gebrek aan draagkracht. Telkenmale te worden geconfronteerd met een dwingende wens tot contactherstel doet geen recht aan de breekbare ontwikkeling waar de kinderen voor gesteld zijn, volgend op de complexe en onveilige situatie waarin zij jaren hebben geleefd. Gezamenlijk ouderlijk gezag veronderstelt wederzijds vertrouwen en respect, een gezamenlijk dragen van een verantwoordelijkheid jegens de kinderen en een constructieve communicatie die dat mogelijk maakt. Van geen van deze bouwstenen is sprake binnen het onderhavige zorgklimaat. Er kan in elk geval geen sprake zijn van contactherstel op dit moment en onder de huidige omstandigheden, omdat de kinderen daaraan niet toe zijn en het evenmin wensen. Het contact met de vader zou de kinderen nog verder belasten en hun herstel in grote mate bemoeilijken en vertragen.
De door de vader verzochte wijziging van de gecertificeerde instelling wordt door de moeder evenmin gevolgd. Er is sprake van een vertrouwensrelatie tussen de kinderen, de moeder en de gecertificeerde instelling. Het is om die reden dat de vader een andere gecertificeerde instelling wenst. Dat die vertrouwensrelatie ten opzichte van de vader ontbreekt, komt door zijn eigen opstelling en kan geen argument zijn om de gecertificeerde instelling te vervangen. Een dergelijke wisseling zou bovendien alles behalve in het belang van de kinderen zijn.
De moeder heeft hieraan toegevoegd dat zij veel moeite heeft met het feit dat de vader het huiselijk geweld blijft ontkennen. De moeder houdt de kinderen buiten de problemen die tussen de ouders spelen en zij heeft zich nooit negatief uitgelaten over de vader tegen de kinderen. De vader schetst een onjuist beeld van de situatie. Hij accepteert niet en erkent niet wat het gezin heeft meegemaakt. Het is belangrijk dat er naar de kinderen wordt geluisterd en dat het gezin rust krijgt. De moeder ziet geen basis om gesprekken te voeren met de vader. De vader erkent zijn aandeel niet, hij dient voortdurend klachten in en start gerechtelijke procedures, waardoor er constant onrust is. Dit is voor de kinderen heel belastend. Een wijziging van de gecertificeerde instelling is niet in het belang van de kinderen, omdat zij dan opnieuw een vertrouwenspersoon verliezen.

Beoordeling

Geschil omtrent het gezag van de vader op grond van artikel 1:267, tweede lid, BW
Op grond van artikel 1:267, tweede lid, BW kan de gecertificeerde instelling, indien zij de mededeling van de Raad heeft ontvangen dat hij de rechtbank niet om gezagsbeëindiging zal verzoeken, de Raad verzoeken het oordeel van de rechtbank te vragen of beëindiging van het gezag noodzakelijk is. In dat geval kan de rechtbank de gezagsbeëindiging ambtshalve uitspreken.
De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van een ouder om zijn minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. Het ouderlijk gezag houdt een aantal bevoegdheden in die nodig zijn voor de opvoeding en verzorging, zoals de bevoegdheid om belangrijke beslissingen in het leven van het kind te nemen. In geval van gezamenlijk gezag worden dergelijke beslissingen samen met de andere gezaghebbende ouder genomen. Voor gezamenlijk gezag is dan ook in het algemeen vereist dat de ouders feitelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Zoals reeds is overwogen in de beschikking van 17 augustus 2023 (C/09/649620 / JE RK 23-1286) is de rechtbank van oordeel dat de kinderen nog altijd ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging ligt hoofdzakelijk besloten in het feit dat de kinderen opgroeien tussen twee ouders met complexe echtscheidingsproblematiek.
De kinderen zijn op jonge leeftijd getuige geweest van de ruzies en spanningen tussen de ouders. Zij hebben hier veel last van (gehad) en dit wordt teruggezien in hun gedrag. Sinds de relatiebreuk van de ouders in mei 2019 hebben de kinderen geen contact meer met de vader en duidelijk is dat hun relatie ernstig is verstoord. De kinderen zijn angstig voor de vader en zij vinden dat hun grenzen niet door hem worden gerespecteerd. Ondanks de inzet van hulpverlening is dit contact in de afgelopen periode niet hersteld, omdat de kinderen nog altijd een zeer negatieve beleving hebben van de vader.
Daarnaast is de relatie tussen de ouders ernstig verstoord. De vader en de moeder zijn al lange tijd niet in staat om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren. Eventuele communicatie verloopt via de gecertificeerde instelling. De problematiek tussen de ouders duurt inmiddels al jaren. Zij kunnen niet samenwerken en overleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is uit de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende gebleken dat de ouders niet in staat zijn tot de voor de uitoefening van gezamenlijk gezag noodzakelijke communicatie. Hierin is geen verbetering te verwachten. Met de gecertificeerde instelling is de rechtbank van oordeel dat er geen enkel perspectief is dat de ouders zonder de inzet van de jeugdbeschermer het ouderlijk gezag gezamenlijk kunnen uitvoeren, waarbij de rechtbank ook het verloop van de zitting en de eerdere procedures mee laat wegen.
Hoewel de vader geen gezagsbeslissingen heeft gefrustreerd, is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat hij zich niet houdt aan de veiligheidsafspraken en dat hij over de grenzen van de kinderen heengaat. Het lukt hem onvoldoende om tegemoet te komen aan de emotionele behoeften van de kinderen. Ondanks de wens van de kinderen om geen contact te hebben, blijft de vader dwingend zoeken naar contact. Zo blijft de vader per e-mail contact zoeken met [naam01] en verschijnt hij op het schoolterrein van de kinderen, terwijl de Opvoedpoli en de gecertificeerde instelling hem uitdrukkelijk hebben gevraagd om dit niet te doen. De kinderen voelen stress en spanning als gevolg van het gedrag van de vader en als gevolg van zijn rol en positie als ouder met gezag. Daar komt bij dat het gezag van de vader invloed heeft op (het accepteren van) de hulpverlening door de kinderen. De inschatting van de Opvoedpoli is dat zolang de vader gezag heeft en daarmee recht op informatie over de hulpverlening, de kinderen geen hulp zullen accepteren. De kinderen voelen zich niet vrij om open te zijn in gesprekken met de Opvoedpoli, omdat zij bang zijn dat de vader op de hoogte wordt gesteld. Hierdoor lukt het hen niet om optimaal te profiteren van de hulpverlening. De vader heeft aangegeven niet langer over de hulpverlening te hoeven te worden geïnformeerd, maar heeft daar ter zitting voorwaarden aan verbonden. Samen met zijn standpunt met betrekking tot het niet langer vergoeden van zijn aandeel in de schoolkosten van de kinderen in geval van beëindiging van het gezag, stelt dit de rechtbank niet gerust dat de vader bij dergelijke beslissingen bereid is het belang van de kinderen voorop te stellen.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat er binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn geen zicht is op een zodanig herstel van de onderlinge verhoudingen dat de vader in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen.
De kinderen gaan gebukt onder de situatie zoals die nu al sinds 2019 speelt. Het jarenlange patroon van onrust en strijd moet worden doorbroken. Anders dan de Raad is de rechtbank van oordeel dat een gezagsbeëindiging van de vader in het onderhavige geval een noodzakelijke en proportionele maatregel is. De rechtbank verwacht dat het belasten van de moeder met het eenhoofdig gezag duidelijkheid zal geven en daarmee meer rust voor de kinderen zal brengen. De rechtbank zal daarom op grond van artikel 1:267, tweede lid, BW ambtshalve het gezag van de vader beëindigen. Dit heeft tot gevolg dat voortaan alleen de moeder het ouderlijk gezag over de kinderen uitoefent. Deze beslissing neemt niet weg dat de vader wel de vader van de kinderen blijft. Daarmee is van belang dat de mogelijkheid van contactherstel tussen de vader en de kinderen een (belangrijk) punt op de agenda blijft. Daarvoor is belangrijk dat er in het kader van de ondertoezichtstelling wordt gewerkt aan een completer beeld van de vader.
Zelfstandig verzoek 1
Allereerst benadrukt de rechtbank dat als uitgangspunt geldt dat een kind en een ouder recht hebben op contact met elkaar. Het is voor een kind van groot belang om beide ouders te kennen en een goede band met hen te onderhouden. Er kan echter ook een situatie ontstaan waarin het niet langer in het belang is van een kind om weer een nieuwe poging te doen tot contactherstel. Het werken aan contactherstel is dan schadelijker dan het bestaan van contactverlies. Dat is naar het oordeel van de rechtbank de situatie die zich hier voordoet. De kinderen hebben na het uiteengaan van de ouders bij de moeder gewoond. Sindsdien heeft er geen contact tussen de vader en de kinderen plaatsgevonden. De kinderen hebben op meerdere momenten en bij verschillende hulpverleners (stellig) te kennen gegeven geen contact met de vader te willen. Zij voelen op dit moment veel weerstand tegen contact en omgang met hun vader. De Opvoedpoli – inmiddels al anderhalf jaar betrokken op het initiatief van de vader – heeft aangegeven geen enkele ruimte bij de kinderen te zien voor contactherstel met de vader. De vader heeft niet weersproken dat hij hiervan door de Opvoedpoli is geïnformeerd. Er is weliswaar geen rapport van de Opvoedpoli in het geding gebracht, maar gedurende het raadsonderzoek is uitvoerig met de Opvoedpoli gesproken en daarvan is verslag gedaan in het raadsrapport.
De rechtbank is met de gecertificeerde instelling van oordeel dat het forceren van het contact tussen de vader en de kinderen averechts zal werken en de kinderen (verder) zal beschadigen. De rechtbank weegt de mening van de kinderen (met name [naam01] en [naam02] gezien hun leeftijd) zwaar mee. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om een onderscheid te maken tussen de kinderen en zij acht dit ook niet in hun belang, omdat zij juist steun aan elkaar hebben. De rechtbank overweegt voorts dat de vrijspraak in de strafzaak van de vader niet doorslaggevend is voor deze beslissing. Voor de rechtbank zijn de belangen van de kinderen de eerste en belangrijkste overweging, hoezeer de rechtbank de wens van de vader tot contactherstel met zijn kinderen ook invoelbaar acht. De rechtbank is van oordeel dat het dwingen van de kinderen tot omgang dan wel contact met de vader onder genoemde omstandigheden op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen moet worden geacht. Zij zal de verzoeken van de vader daarom afwijzen. Het voorgaande laat onverlet dat het onderzoeken van de mogelijkheid van contactherstel binnen de ondertoezichtstelling een punt van aandacht moet blijven. De vraag daarnaar blijft actueel, ook op de lange termijn.
Zelfstandig verzoek 2
De rechtbank stelt allereerst vast dat geen juridische grondslag is aangedragen waarop dit zelfstandig verzoek is gebaseerd. De rechtbank heeft reeds geconcludeerd dat er geen communicatie tussen de ouders (mogelijk) is en dat er gelet op de belaste voorgeschiedenis geen zicht is op een verbetering hiervan. Dit vormt de basis voor de beëindiging van het gezag van de vader. Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek zal worden afgewezen.
Zelfstandig verzoek 3
Artikel 1:259 BW bepaalt dat de rechtbank de gecertificeerde instelling kan vervangen door een andere gecertificeerde instelling. Reden hiervoor kan zijn dat de verhoudingen tussen de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert en de ouders dermate slecht zijn dat het belang van de kinderen vereist dat een andere gecertificeerde instelling met het toezicht wordt belast. Een dergelijk verzoek kan worden toegewezen indien het belang van de kinderen dit eist. De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om de gecertificeerde instelling te vervangen en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank ziet dat de gecertificeerde instelling zich inzet om de opdracht van de rechtbank uit te voeren, maar ook dat dit al lange tijd geen resultaat oplevert. De afgelopen jaren heeft de gecertificeerde instelling verschillende hulpverleningstrajecten ingezet om de omgangsproblematiek aan te pakken. Bovendien heeft de gecertificeerde instelling, op verzoek van de vader, de specialistische hulp vanuit de Opvoedpoli ingezet. Hieruit volgt dat de suggesties met betrekking tot het contactherstel van de vader serieus worden genomen. Voorts is niet gebleken dat de samenwerking tussen de vader en de gecertificeerde instelling dermate slecht is dat dit ten koste gaat van de belangen van de kinderen. Er is een verschil van inzicht maar geen onwerkbare verhouding. Een wissel van de gecertificeerde instelling zal bovendien leiden tot verlies van kennis en ervaring opgedaan in het gezin. Ook zou dat betekenen dat de kinderen weer moeten wennen aan een nieuwe jeugdbeschermer en opnieuw een vertrouwensrelatie moeten opbouwen, terwijl het winnen van het vertrouwen van de kinderen door de huidige jeugdbeschermer geruime tijd heeft geduurd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een vervanging van de gecertificeerde instelling niet in het belang van de kinderen is. Dit verzoek zal worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de vader:
- [naam05] , geboren op [geboortedatum04] 1966 te [geboorteplaats01] , [geboorteland] ,
over de minderjarigen:
  • [naam01] , geboren op [geboortedatum01] 2006 te [geboorteplaats02] ,
  • [naam02] , geboren op [geboortedatum02] 2009 te [geboorteplaats02] ,
  • [naam02] , geboren op [geboortedatum03] 2013 te [geboorteplaats02] ,
stelt vast dat de moeder, [naam04] , geboren op [geboortedatum05] 1977 te [geboorteplaats01] , [geboorteland] , voortaan alleen met de uitoefening van het ouderlijk gezag over de kinderen is belast,
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2023 door mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, mr. A.M. van der Vliet en mr. S.J. Huizenga, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. E.D.C. Donker Ladrón de Guevara als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.

Voetnoten

1.In gesprek met [naam03] , die verwachtte ook te zullen worden opgeroepen, heeft de hulpverleenster van de Opvoedpoli als aantekening voor zijn dossier letterlijk genoteerd wat hij tegen de rechter wilde zeggen. Naderhand heeft [naam03] besloten dit als brief voor de rechtbank aan [naam01] mee te geven en heeft hij “voor de rechter” er boven en zijn naam er onder geschreven.