In deze zaak hebben eisers, van Syrische nationaliteit, op 30 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinsleden bij een referent in Nederland te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 7 augustus 2023 alsnog de aanvraag ingewilligd, nadat eisers hem in gebreke hadden gesteld wegens het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft hen verzocht om te bevestigen of zij het beroep willen intrekken, maar eisers hebben niet gereageerd, waardoor de rechtbank concludeert dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. De staatssecretaris had binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar deze termijn was verstreken. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is, maar dat het beroep tegen het besluit van 7 augustus 2023 ongegrond is, omdat de staatssecretaris ten onrechte niet binnen de beslistermijn heeft beslist.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.